Alleen wat door ooggetuigen gezien werd, is echt gebeurd

Wat woelt er onder het oppervlak, wat woedt er onder de huid? In Autopsie, de tweede roman van historicus en onderzoeker Jilt Jorritsma (1991), ligt een dode vrouw op het wad bij Moddergat. Haar zussen besluiten tot een lijkschouwing, omdat ze niet kunnen geloven dat haar verdrinking een ongeluk was: ze wist alles van het getij, kende de plek, ze kwamen er als kind met hun vader, een duiker. Valt in haar binnenste eenduidig te lezen wat er is gebeurd?

Jorritsma’s opvallende, gedurfde debuut Was (2021) ging al over hoe de mens het verleden met zich (of misschien beter gezegd: in zich) meedraagt en over hoe dat kan opspelen. Bestaat lineaire tijd wel echt, of lopen toekomst, verleden en heden dooreen? Ook Autopsie gaat hierover, aangevuld met vragen naar hoe persoonlijk en betrouwbaar herinneringen zijn, of zelfs naar de kwestie of we als individu wel bestaan of dat we een geheel vormen met anderen, met familie. Is het onderscheid tussen de een en de ander misschien net zo arbitrair als tussen lichaam en geest?

Jorritsma werkt deze interessante vragen helaas minder zwierig uit dan in zijn vorige boek. Autopsie is boeiend, maar ook een beetje houterig. Het kost bijvoorbeeld enige moeite om de personages uit elkaar te houden, wat wel goed past bij de thematiek, maar niet prettig leest. Je kijkt dan weer met de een, dan weer met de ander mee, maar raakt hier en daar de draad kwijt. Dat komt door de stijl, die vlak is: „Zonder iets te zeggen kijk ik naar de grond. ‘Waarom ben je hier eigenlijk?’ zegt ze verwijtend. ‘Ik?’ […] De vraag overvalt me.”

Hitler-imitatie

Het is inhoudelijk ook een wel overvolle roman. De zussen kampen met allerlei problemen, ze worden belaagd, zowel van binnen als van buiten. Ze zijn allebei chronisch ziek, ze lijden aan colitis ulcerosa, een ziekte aan de dikke darm. Het lijkt erop dat het zoontje van een van hen, Jarre, vanuit wiens perspectief Jorritsma ook schrijft, de ziekte ook krijgt. Daarnaast is de jongste, Brecht, recent gescheiden en haar baan als lerares kwijt. Een leerling imiteerde Hitler, waarop zij min of meer per ongeluk naar hem uithaalde. Nu moet ze verplicht een cursus volgen bij wat ze een „nazifluisteraar” noemt, iemand die na jarenlang onderzoek onder neonazi’s docenten helpt om te gaan met haatdragende leerlingen.

De oudere Riene heeft zichzelf ook in problemen gebracht op haar werk in New York. Ze werkt daar als landschapsarchitect aan het restaureren van aloude oesterbanken die verdwenen onder het beton om de stad van een overstroming te redden. Maar ze krijgt vage kwade mails van iemand die schrijft dat er behalve oesterbanken meer verdween, te weten de oorspronkelijke bevolking. Ze gaat daarop in, tegen de zin van haar werkgever.

Ooggetuigen

En dan is er nog de ingewikkelde erfenis van de verdronken zus Mette, zoals een stel honden en een enge ex die vast liegt. Hoe zat het met Mette’s drugsgebruik en met haar psychose die maakte dat ze dacht Hitler te zijn, of een soort Hitler? Wat spookte ze op dagelijkse basis eigenlijk uit?

Die laatste vraag vooral drijft de lezer voort: je wilt weten hoe het zit, met haar dood. Jorritsma verwijst naar Herodotus, de „vader van de geschiedenis”, die stelde dat alleen wat werkelijk gezien was, door ooggetuigen, echt was gebeurd. Al het overige zou niet meer zijn dan een mythe. Maar klopt dit wel?


Lees ook

dit interview met Jilt Jorritsma: ‘Over het verleden zijn meer verhalen mogelijk’

‘Over het verleden zijn meer verhalen mogelijk’

Het is wel verrassend hoe de familiebanden uiteindelijk verknoopt blijken te zijn. Jorritsma schrijft bovendien best verfrissend over zaken als poep en roken. Maar het komt niet echt binnen, de personages en hun beslommeringen blijven op afstand. Autopsie houdt iets krampachtigs.