In de donkere huiskamer van Hamza L. staat een ketchupfles op tafel naast een pillendoosje. De grond ligt vol met pakjes sigaretten, een blikje bier en een opengescheurde envelop. Het is de eerste keer dat de gordijnen in de woning op een kier staan, zegt de overbuurvrouw. „Ik denk dat de politie dat gedaan heeft.” Tot dit weekend zaten ze altijd dicht.
Hamza L. (29), die ervan wordt verdacht dit weekend de 11-jarige Sohani te hebben doodgestoken in zijn straat in Nieuwegein, was voor buren een „schuwe” man die een geïsoleerd leven leidde. Als ze hem al zagen, hield hij zich schuil onder een grote capuchon. Zijn directe buurvrouw heeft nooit een woord met hem gewisseld. „Daar had hij duidelijk geen behoefte aan”, zegt ze.
De afgelopen maanden waren er veel signalen dat het niet goed met L. ging. In de week van de steekpartij stond hij ’s avonds op straat te schreeuwen. Donderdagavond rond tien uur maakte Iskander Enting (28) een wandelingetje met zijn hond toen hij hem plots tegenkwam. Zijn hond begon te blaffen. L. schreeuwde: „Hou je hond onder controle!” Enting hield zijn hond zo kort mogelijk en zei dat hij hem onder controle had. L. begon tegen zijn hond te schreeuwen: „Zit!”
Toen draaide Enting zich om en liep weg. Die gast is gewoon dronken, dacht hij. Maar L. begon achter hem aan te lopen, steeds sneller. Het werd rennen, totdat hij L. niet meer zag. Eenmaal thuis belde hij met zijn zusje de politie. Die had niet de capaciteit om er iemand op af te sturen, kreeg hij te horen. Waren ze maar gekomen, denkt Enting nu.
Dat zegt ook de buurvrouw die Sohani nog heeft gereanimeerd; ze wil niet dat haar naam gepubliceerd wordt. Op Oudjaarsdag belde haar dochter drie keer de politie vanwege verdacht gedrag. L. liep met drank op straat, keek bij auto’s naar binnen, maakte op intimiderende wijze oogcontact met haar dochter. De politie kwam niet.
Missen van signalen
De moord op Sohani roept nieuwe vragen op over de omgang met verwarde personen. Hamza L. was bij alle instanties in beeld: hij was in behandeling bij zorginstellingen, stond onder toezicht van de reclassering en werd besproken aan de veiligheidstafels. Het kabinet laat nu uitzoeken of er signalen zijn gemist.
De politie waarschuwde vorige maand nog dat het overloopt van de signalen over verwarde personen. Het aantal meldingen hierover is het afgelopen jaar gestegen tot bijna 150.000. De politie is te veel tijd kwijt aan het uitzoeken van al die meldingen, zei politiechef Martin Sitalsing, verantwoordelijk voor zorg en veiligheid, tegen de NOS. Sitalsing ziet een verband tussen de toename van de meldingen en het „doorgeschoten” beleid om psychiatrische patiënten zo veel mogelijk thuis te laten wonen onder begeleiding. Sitalsing: „Mensen moeten zoveel mogelijk in hun eigen omgeving verblijven. Maar de hulpverlening is daar niet in dezelfde mate op afgestemd.”
Menno Soentken, die voor de Hogeschool Utrecht onderzoek doet naar de omgang met ‘onbegrepen gedrag’, noemt dit „de ambulantisering van de zorg”. „Mensen met psychiatrische klachten die voorheen sneller in een instelling werden opgenomen, worden nu in woonwijken geplaatst. Dat is een beleidswijziging met grote gevolgen”, zegt Soentken. „Ze worden vooral in kwetsbare buurten geplaatst, met weinig sociale infrastructuur. Vaak komen ze in een isolement terecht. Maar hoe weet je nog of het slecht gaat met iemand, als die persoon niemand meer spreekt?”
Signalen van buurtbewoners
Signalen van buurtbewoners zijn nodig om tijdig zicht te krijgen op zorgwekkend gedrag, zegt Soentken. „Daarvoor is het nodig dat er iemand op die signalen afgaat, om achter de voordeur te gaan kijken.”
Om die reden hebben alle gemeenten in de afgelopen jaren meldpunten opgezet. Inwoners die zich zorgen maken over een buur of familielid kunnen bellen naar dit zogeheten ‘Meldpunt Zorgwekkend Gedrag’. „De bedoeling is dat alle signalen op één punt bij elkaar terecht komen, zodat we de juiste partijen kunnen informeren over de situatie”, vertelt Siegrid de Putter, verbonden aan zo’n zorgmeldpunt in Zeeland. „Zodra we een melding binnenkrijgen, proberen we een inschatting te maken van de situatie”, zegt ze. „Is deze persoon bekend? Ontvangt hij al zorg? Welke hulpverleners kunnen we attenderen op de situatie? Zo proberen we alle lijntjes aan elkaar te knopen en te zorgen voor een passende interventie.”
Het achterhalen van die informatie is vaak al ingewikkeld genoeg, zegt De Putter. „Wij kunnen niet in het politiesysteem, dus we weten soms niet over wie een melding gaat. Ook is het soms lastig te achterhalen waar iemand in behandeling is. Die informatie valt onder het beroepsgeheim van hulpverleners. Dus per geval moet worden afgewogen wat hulpverleners over iemand kunnen delen.”
Volgens Soetken is het een van de praktische belemmeringen die ervoor zorgen dat signalen niet altijd goed worden opgevolgd. „Je kunt wel meldingen doorgeven, maar om hulp echt van de grond te krijgen moet er vooral goed worden samengewerkt door alle partijen die zich met iemand bezighouden. Vaak is iemand wel in beeld, maar is niet duidelijk afgesproken wie voor welk deel van de hulp en het toezicht verantwoordelijk is.”
Heeft doorgeven zin?
In Nieuwegein vragen de buren van Hamza L. zich af of het nog wel zin heeft om zorgwekkend gedrag door te geven. Wat moet er gebeuren voordat er wordt ingegrepen, was de vraag die zondagavond naar boven kwam tijdens een emotionele bewonersbijeenkomst in het buurthuis waarbij ook burgemeester Marijke van Beukering en traumahulpverleners aanwezig waren.
Die emoties zijn er nog steeds, vertelt overbuurvrouw Gwen Degener die op enkele meters van Hamza L. stond toen hij in de boeien werd geslagen. Ze had op dat moment nog niks door. Hij stond in een steegje en staarde haar aan, met een „doodse blik”. Totdat een buurman riep „dat is hem!” en de politie hem beetpakte. Het gegil van Sohani’s ouders kon Degener vanaf haar huis horen. „Ik hoor het nu nog steeds.”
Lees ook
Politiecijfers Amsterdam: ‘Steeds meer demonstraties en verwarde mensen, te weinig agenten’
