In Eindhoven, op basisschool De Korenaar, gaan leerlingen met en zonder een beperking al tien jaar samen naar school. Zo kunnen kinderen altijd dichtbij huis naar school. In Hoogeveen, onder de naam Eduwiek, krijgen 2.200 leerlingen van verschillende scholen voor regulier en speciaal onderwijs les onder één dak. Iedere school heeft binnen het gebouw zijn eigen plek, praktijkruimtes zoals een leskeuken worden gedeeld.
Deze voorbeelden van zogenoemd ‘inclusief’ onderwijs komen uit een brief die demissionair minister Mariëlle Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs, VVD) eerder deze maand aan de Tweede Kamer stuurde. „Er is een groeiende groep voorlopers die stappen voorwaarts zet richting inclusief onderwijs”, schrijft ze enthousiast. Ze hoopt dat meer scholen deze voorbeelden zullen volgen.
Maar bij de partijen die het nieuwe kabinet gaan vormen leeft scepsis over dit streven naar inclusief onderwijs, bleek woensdag bij een debat in de Kamer. Claudia van Zanten (BBB) vond dat de minister „hele mooie voorbeelden” noemde en „begrijpt absoluut de ambitie om in 2035 zoveel mogelijk leerlingen thuisnabij onderwijs te bieden”. Maar voor scholen is dit complex, zei ze. „We zetten daarom vraagtekens bij de vergaande insteek van inclusief onderwijs die de minister in haar recente Kamerbrief hanteert.” Volledig inclusief onderwijs in 2035 is volgens haar een „illusie”. „We moeten realistisch blijven.” Voor sommige leerlingen blijft gespecialiseerd onderwijs „wenselijk”. Zo denken ook PVV en NSC erover.
Thuiszitters
Van de honderd kinderen die in Nederland naar school gaan, gaan er nu drie naar een speciale school. In 2035 zouden dat er idealiter nul moeten zijn, was onder de kabinetten-Rutte het streven. De trend is de laatste jaren echter omgekeerd: het aantal kinderen dat niet naar een reguliere basisschool of middelbare school gaat maar naar een school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs stijgt. Het gaat inmiddels om ruim 73.000 van de 2,4 miljoen leerlingen.
Bovendien vallen steeds meer kinderen langdurig op school uit. De aantallen die in rapporten worden genoemd variëren, omdat er geen vaste definitie bestaat van ‘thuiszitters’, maar volgens Ingrado, de vereniging van leerplichtambtenaren, gaat het mogelijk om ruim 50.000 leerlingen.
Het zicht op de oorzaken van dit probleem is beperkt, al blijkt uit een recent rapport van de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) dat een substantieel aandeel van de thuiszitters bestaat uit leerlingen met autisme. Dat zouden er zeker 4.000 zijn.
Lees ook
Elijah heeft autisme. Na lange strijd met instanties doet hij thuis eindexamen
Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer maakt zich zorgen over het gebrek aan „urgentie” in de politiek als het gaat om thuiszitters. Ze stuurde vorige maand een brandbrief naar de minister. In een toelichting zegt ze: „Als je de aard, de omvang en de reden van de uitval niet goed kent, dan kun je zo’n probleem eigenlijk ook niet goed tackelen.”
Ze vindt dat het probleem op de verkeerde manier wordt benaderd. „Nu zoeken we naar maatwerk voor kinderen die uitgevallen zijn. Maar daar begint het niet mee. We moeten ervoor zorgen dat kinderen niet uitvallen. We moeten naar een onderwijssituatie die goed is voor zoveel mogelijk kinderen in Nederland. School moet een veilige plek zijn voor álle kinderen.”
Dat was ook de gedachte achter het zogenoemde ‘passend onderwijs’, tien jaar geleden ingevoerd als een soort voorportaal naar inclusief onderwijs. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, zouden dat sneller moeten krijgen, dichtbij huis, liefst in het regulier onderwijs. Dat zou niet alleen beter zijn voor de kinderen, maar ook kosten besparen.
Wachtlijsten
De Inspectie van het Onderwijs schetste vorige maand in de jaarlijkse Staat van het Onderwijs een somber beeld van het passend onderwijs. Reguliere scholen bieden nog steeds te weinig maatwerk aan leerlingen die behoefte hebben aan extra ondersteuning en er zijn wachtlijsten voor het gespecialiseerd onderwijs. De inspectie noemt de stand van zaken „verontrustend”.
Eenzelfde somberheid was te horen in de Kamer. Het ideaal om alle leerlingen onderwijs dichtbij huis te geven is NSC „uit het hart gegrepen”, zei Kamerlid Aant Jelle Soepboer, maar „wat we zien is dat passend onderwijs aanloopt tegen het einde van zijn kunnen”. „Het pakt zowel voor de leerling als voor de docent niet goed uit.” Hij begreep niet waarom de minister de ambitie dan toch nog verhoogt. Zij zei dat het een misverstand is dat ze gespecialiseerd onderwijs wil opheffen. Maar het aantal leerlingen dat daar heen gaat, moet wel omlaag.
Wat het komende kabinet van PVV, NSC, VVD en BBB zélf van plan is met het passend onderwijs, was voorafgaand aan het debat onduidelijk. In het hoofdlijnenakkoord Hoop, lef en trots staat slechts: „We hebben aandacht voor passend en speciaal onderwijs.” Oppositiepartijen GroenLinks-PvdA en SP verweten de nieuwe coalitie dat ze wel kritiek heeft maar niet met concrete plannen komt, behalve bezuinigingen op onderwijs. Op passend onderwijs wordt niet bezuinigd, zei Soepboer. Er komt ook geen geld bij, want „geld is niet de oplossing”.
‘Onderwijsveroudering’
BBB streeft onder meer naar kleinere klassen, oplossen van het lerarentekort en integratie van kennis uit het speciaal onderwijs in het regulier onderwijs. De VVD wil lesmateriaal beter toegankelijk maken voor leerlingen met een beperking. Kamerlid Daan de Kort, zelf nagenoeg blind, kondigde een initiatiefwet aan.
Volgens de PVV staat vast dat de problemen in het onderwijs zijn veroorzaakt door „vernieuwingsdrang” van voorgaande kabinetten. Kamerlid Patrick van der Hoeff zei dat zijn partij streeft naar „onderwijsveroudering” en „herwaardering van degelijk klassikaal onderwijs waar docenten de regie hebben.” Dat moeten „stevige docenten” zijn „die zorgen voor structuur, orde en discipline.”