Al tijdens hun stage merken studenten hoe zwaar werken in de ouderenzorg is: ‘Ik loop me kapot’

Reportage

Ouderenzorg De groeiende zorgvraag van ouderen is niet bij te benen, stelt minister Conny Helder in een recent rapport. Ook studenten van ROC Midden Nederland merken dat er in de ouderenzorg vaak te weinig geld en te weinig personeel is. De minister ging met hen rond de tafel.

Minister Conny Helder ging op het ROC Midden Nederland in gesprek met leerlingen over de ouderenzorg.
Minister Conny Helder ging op het ROC Midden Nederland in gesprek met leerlingen over de ouderenzorg. Foto Rob ter Bekke

Jantine Duijnmaijer (40) werkt in een verpleeghuis. Naast de zorg voor de ouderen regelt zij ook het eten en drinken voor de bewoners. Niet door te koken, dat mag sinds kort niet meer: kant-en-klare maaltijden zijn goedkoper dan een „mannetje erbij in de keuken”. Maar dan nog moet ze goed opletten hoeveel ze inkoopt. „Ik mag niet te veel koffie schenken en niet te veel brood bestellen. Maar ondertussen maken de bewoners ruzie om de laatste aardappelen omdat er te weinig is.” Meer bestellen dan maar? „Dat krijg ik dan weer te horen van mijn leidinggevende.”

Ze vertelt het op een bijeenkomst van het ROC Midden Nederland in Utrecht, waar minister van Langdurige Zorg Conny Helder (VVD) deze maandag in juni op bezoek is bij studenten om over de ouderenzorg te praten. Duijnmaijer doet zelf de opleiding verpleegkunde. Er zijn een stuk of vijftien studenten gekomen voor de ontmoeting met Helder. Duijnmaijer is niet de enige die haar verhaal kwijt wil.

Werken in de zorg is zwaar, merken deze studenten al tijdens hun stage. Een van hen vertelt Helder tijdens een rondetafelgesprek dat zij als stagiair in een hospice vaak met slechts één andere collega voor elf cliënten moet zorgen. „Dat red je maar matig. Vooral omdat veel van hen in een rolstoel zitten en dus veel fysieke ondersteuning nodig hebben.” Een ander moet „grotere bewoners” douchen in „te krappe badkamers” en moet taken uitvoeren buiten haar bevoegdheid, zoals medicatie controleren en klaarleggen.

Dat er niet te veel eten ingekocht mag worden in verpleeghuizen, verdedigt Helder: ouderen eten doorgaans minder, en sommige instellingen gooien echt te veel weg. Maar de anekdote van Duijnmaijer gaat „te ver” en de tarieven die zorginstellingen krijgen zouden „ruim voldoende” moeten zijn voor behoorlijke maaltijden. „Het is belangrijk dat jullie zeggenschap hebben op je werk, dat je dit soort zaken kunt bespreken met je manager”, moedigt ze de studenten aan. Ofwel: dit soort zaken is de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf, niet van het ministerie.

Foto Rob ter Bekke

‘Future Care Lab’

De bijeenkomst is in het zogeheten Future Care Lab van het ROC, een lab waar ongeveer alles praat – van een plantenbak die je herinnert aan de dag van de week tot een dansende robot – en waar continu bliepjes klinken van alle apparatuur die ingezet kan worden in de ouderenzorg. Het is dan ook niet verrassend dat de studenten unaniem ‘ja’ zeggen op de vraag van een van de docenten of de ouderenzorg er over dertig jaar „totaal anders” uit zal zien. „Meer robots voor in huis”, klinkt het, „minder verpleeghuizen” en „veel technologie”.

Daarmee komt het beeld van de studenten overeen met de voornemens van Helder: zij wil het aantal verpleeghuizen – dat zijn er momenteel 2.350, met zo’n 130.000 plekken – niet verder laten groeien. „We zijn sinds de Tweede Wereldoorlog meer voor onze ouderen gaan zorgen dankzij verpleeghuizen”, vertelt ze de studenten, „maar we hebben de mensen ook iets afgenomen. Je identiteit gaat foetsie als je in een verpleeghuis terechtkomt, zonder je eigen spulletjes.” Daarom wil de minister meer inzetten op thuiszorg, „zodat ouderen een eigen leven houden” – waarop de klas driftig knikt.

Je identiteit gaat foetsie als je in een verpleeghuis terechtkomt

Wat zouden de studenten zelf veranderen als zij minister waren? Een stagevergoeding, allereerst, want dat krijgen ze niet allemaal. Maar ook hogere lonen in het algemeen worden genoemd. Dat noemt Helder een „heikel punt”, want de overheid draagt jaarlijks al bij aan de salarisverhogingen in de zorg. „Dat gebeurt ieder jaar automatisch. Dat geld komt van het Rijk en is dus belastinggeld: jullie geld. Als we méér willen uitgeven daaraan, moet dat ook van belastinggeld betaald worden, en moeten we dat dus wel eerst van jullie krijgen. Daarom zijn we er voorzichtig mee.” De studenten lijken genoegen te nemen met die uitleg.

Preventie

Als het woord „preventie” valt tijdens het rondetafelgesprek, schieten de vingers de lucht in. Ouderen moeten veel blijven bewegen, zodat ze langer mobiel blijven, vinden de studenten. En zorgverleners moeten dat leuk maken. Luca de Hoop (18), die studeert om helpende in de zorg te worden en stage loopt in een verpleeghuis: „Ik probeer bewoners vaak te stimuleren een stukje te lopen. Maak er een gezellig rondje van, met meteen een praatje erbij, en af en toe zitten onderweg. Dat helpt.” En de zeventienjarige Jesse Dekker, student sport: „Geef ook een complimentje als het lukt. Uit onderzoek blijkt dat mensen stimulans nodig hebben om te sporten, voor ouderen geldt dat net zo.”

Helder: „Moet ik, als oudere [de minister is 64], verplicht sporten?”

Dekker: „Het is uw eigen keus, maar het zou u wel mobiel houden.”

Verpleegkundestudent Amine Amahzoune (22): „Als u zich maar bewust bent van de consequenties als u het niet doet.”

Eline van Minnen (17), student maatschappelijk werk: „In het hospice zie ik hoe hard mensen achteruitgaan als ze stoppen met bewegen. Een halfuurtje per dag helpt al.”

Amahzoune: „Een kwartiertje zelfs!”

Student Dekker heeft zelf wel ideeën om ouderen aan het bewegen te krijgen, vertelt hij achteraf. Als hij minister zou zijn, zou hij speciale sportverenigingen voor ouderen opzetten. „We richten ons met sport zo op de jeugd, terwijl ouderen het ook hard nodig hebben. Daar kun je specifieke trainingen voor maken.” Later zou hij wel bij zo’n vereniging willen werken, zegt hij. „Maar nu ben ik nog heel jong en fit, dus ik ga liever eerst op hoog niveau in de sport werken.”

Verpleegkundestudent Najoua Aassafro (33) overweegt wel direct de ouderenzorg in te gaan, al loopt ze nu stage in een ziekenhuis en twijfelt ze nog of ze daar niet wil blijven werken. Eerder liep ze stage bij een instelling voor ouderen met mentale problemen. „Dat vond ik heel bijzonder werk. Je ziet dat je verschil maakt voor mensen als je een praatje biedt of een spelletje speelt. Ik heb een goede band opgebouwd met de bewoners: ik ga er af en toe nog steeds langs voor een wandeling.”

Aassafro vindt dat het makkelijker zou moeten zijn om de opleiding tot verpleegkundige te volgen, vooral gezien het personeelstekort. „Toen ik me aanmeldde kreeg ik te horen dat het te moeilijk voor me zou zijn, omdat Nederlands niet mijn eerste taal is. Ik moest ze echt overtuigen, dat werkte demotiverend.”

De studenten zeggen veelal „nieuwsgierig” te zijn geweest naar de minister, en daarom aanwezig te zijn bij de bijeenkomst, die niet verplicht voor ze is. Student De Hoop: „Ik wilde weten hoe zij naar ons werk kijkt. Ik snap nu dat het lastig voor haar is om keuzes te maken. Maar aan het personeelstekort moet wel echt wat gedaan worden, want ik loop me op stage [in het verpleeghuis] helemaal kapot.”