AIVD-chef: ‘Historisch adviseur’ kan zowel de geheime dienst als de onderzoeksjournalistiek helpen

Het verleden is een onrustig bezit van de AIVD. Het archiefmateriaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bevat tijdbommen die decennia later tot ontploffing kunnen komen, zo bleek in 2022, 2023 en 2024. NRC publiceerde toen een reeks verhalen over – onder anderen – Stella Braam en Derk Sauer. De dienst bleek vanaf eind jaren zestig allerhande gevoelige informatie over hen als linkse activisten en journalisten te hebben verzameld. Het nieuws kwam, onder meer, uit de 71.000 persoonsdossiers die de dienst had overgedragen aan het Nationaal Archief in Den Haag.

Augustus vorig jaar berichtten onderzoeksprogramma Argos en dagblad Het Parool over een andere gevoelige kwestie, die zelfs een politiek vervolg kreeg. De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), voorganger van de AIVD, had in de jaren zestig tientallen vluchtelingen uit Indonesië, vaak studenten, gevolgd. Zij werden verdacht van communistische sympathieën. Informatie over de Indonesiërs speelde de BVD „veelal” door naar buitenlandse diensten als de CIA, aldus Argos. De Tweede Kamer reageerde kritisch op de werkwijze van de BVD en drong aan op nader onderzoek waarover verantwoordelijk minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) nog moet besluiten.

Eveneens vorig najaar werd bekend dat de AIVD een vooraanstaand historicus in dienst had genomen. Constant Hijzen (1982) gepromoveerd op de geschiedenis van de AIVD, was onderzoeker aan de Leidse Universiteit, de laatste jaren in combinatie met een functie bij de Inspectie Justitie en Veiligheid. Met opiniestukken en bijdragen aan televisieprogramma en podcasts deed Hijzen intensief mee aan het publiek debat over de geheime dienst. Hij gaf vaak historische context van bepaalde acties van de diensten en moedigde de Tweede Kamer aan om AIVD en MIVD beter te controleren.

Per 1 september vorig jaar trad hij in dienst van dezelfde AIVD als ‘historisch adviseur’ nadat hij door de dienst was benaderd. In zijn nieuwe rol faciliteert hij historisch onderzoek naar de dienst – ook van wetenschappers buiten de AIVD. Hijzen blijft als ‘research fellow’ verbonden aan de Leidse universiteit. Buitenlandse diensten (CIA, MI6) kennen ook dit soort combinaties, al heeft de samenwerking tussen diensten en externe wetenschappers daar vaak een tijdelijk, projectmatig karakter.

Hijzen adviseert verder de minister van Binnenlandse Zaken over het bepleitte onderzoek naar de Indonesische studenten. Bij ‘lunch-lezingen’ voor AIVD-medewerkers geeft de historicus context, bijvoorbeeld wanneer het gaat over de strijd tegen het gewelddadig jihadisme sinds de jaren negentig.

NRC vroeg Hijzen vorig jaar september om een interview over zijn overstap als academisch onderzoeker naar de AIVD. Zijn voorganger in die functie bij de dienst, de historica Eleni Braat, was het daar namelijk maar matig bevallen. In 2014 verliet Braat na zes jaar teleurgesteld de dienst. De AIVD verbood haar mee te doen aan debatten tijdens bijvoorbeeld buitenlandse congressen; een boek van haar als onderzoeker over de dienst mocht slechts in kleine kring worden verspreid, ook nog sterk geanonimiseerd.

Hijzen stond welwillend tegenover het interviewverzoek van NRC, maar verwees door naar de woordvoering van de AIVD. Deze wilde de kersverse medewerker de gelegenheid geven zich eerst enige tijd in te werken. Ook had de dienst graag dat directeur-generaal van de AIVD Erik Akerboom kon vertellen over de reden voor de benoeming. Het tweegesprek vond uiteindelijk eind juni plaats bij de AIVD in Zoetermeer.

Waarom besloot de AIVD tot deze benoeming?

Erik Akerboom: „Om heel praktische redenen. We hebben inmiddels die 71.000 personeelsdossiers overgedragen aan het Nationaal Archief. En daarvoor bestaat veel belangstelling, zoals al gebleken is. Het helpt ons enorm als we samen met een professioneel historicus vragen daarover van het publiek, betrokkenen, en journalisten goed kunnen beantwoorden.

„Bovendien willen wij zelf graag van het verleden leren. Daar hebben we als dienst groot belang bij. Ook wij weten namelijk soms niet waarom bepaalde informatie decennia geleden werd verzameld. Een historicus als Constant kan ons daarbij helpen. Hij heeft zelf veel met historische bronnen gewerkt in de inlichtingenwereld, en veel ervaring opgedaan met de interpretatie van die bronnen,

„Bepaalde fenomenen uit het verleden komen steeds weer terug, zoals ondermijning door criminelen van de democratische rechtsstaat, de dreiging van jihadistisch extremisme of de noodzaak van contraterrorisme. Als dienst kunnen we leren van de manier waarop we die onderwerpen destijds aanpakten en hoe we onze aanpak kunnen verbeteren.”

We geven hem de ruimte en vrijheid om daarover te publiceren, uiteraard met inachtneming van onder meer staatsgeheimen

Erik Akerboom
directeur-generaal AIVD

Prettige bijkomstigheid voor uw dienst is wellicht dat een kritisch geluid in het publieke debat zoals van Hijzen, verstomt?

Akerboom: „Nou, zo zie ik dat helemaal niet. Het gaat er ons niet om welk geluid dan ook te laten verstommen, maar juist om bijvoorbeeld goede onderzoeksjournalistiek mogelijk te maken. Het gaat steeds om gebeurtenissen waar we destijds niet bij waren, en waarvoor we professionele historici als Constant nodig hebben om die beter te begrijpen. We geven hem de ruimte en vrijheid om daarover te publiceren, uiteraard met inachtneming van onder meer staatsgeheimen. Onderzoekers en journalisten kunnen daar vervolgens hun voordeel mee doen.”

Hijzen heet ‘historisch adviseur’. Dat suggereert een afstand tot uw dienst die hij als medewerker toch helemaal niet heeft?

Akerboom: „De term ‘historisch adviseur’ is bewust gekozen. Bij de overheid is een adviseur iemand die gevraagd en ongevraagd zijn kennis deelt, meestal vanuit een positie bij een stafafdeling.”

Waarom besluit een onafhankelijk universitair onderzoeker voor de geheime dienst te gaan werken?

Constant Hijzen: „De geschiedenis van de dienst gaat mij aan het hart, zoals al uit mijn werk als onderzoeker bleek. Met die kennis wilde ik graag een volgende slag maken. Wat kan een organisatie als de AIVD leren van historische ervaringen? Maar ook: hoe kan ik de buitenwereld helpen om onderzoek te doen op dit altijd ingewikkelde terrein, bijvoorbeeld door te kijken of ik bepaalde bronnen binnen de dienst kan ontsluiten voor onderzoekers. In die zin kwamen de behoeften van de dienst en die van mijzelf bij elkaar. Mijn omgeving reageerde dan ook niet erg verrast toen mijn overstap bekend werd.”

September vorig jaar zei u namens de dienst tegen Argos dat de informatie over Indonesische studenten die de toenmalige BVD aan buitenlandse diensten had gegeven, beperkt was. Dit klonk als: ‘Het valt wel mee’.

Hijzen: „Dat wordt niet mijn insteek, maar ik ben wel voorstander van goed, onderbouwd historisch onderzoek. Dus als Argos stelt dat er op grote schaal inlichtingen werden gedeeld met het buitenland, dan vraag ik: ‘Hoe weet je dat?’ Ik zag die ‘grote schaal’ niet zo. Ik kan me voorstellen dat ik dan sussend overkom. Maar het is mijn rol en taak als wetenschapper om naar onderbouwing en complexiteit van historische producties te kijken.”

Twee andere voorbeelden dan. Stella Braam en Derk Sauer waren verrast en geïntimideerd door de BVD-belangstelling. Bovendien viel op dat de informatie over Braam decennialang werd bijgehouden. Hoe beoordeelt u als AIVD-historicus hun kritiek?

Hijzen: „Ik zeg ook in dit geval niet op voorhand: ‘Het zal allemaal wel meevallen’. Persoonsdossiers kunnen sterke emoties oproepen, zoals bleek toen die van de Oost-Duitse Stasi vrijkwamen in de jaren negentig. Mensen schrikken ervan dat de overheid informatie over hen verzamelde – soms over zeer persoonlijke dingen.

Waarom is dat dossier er überhaupt? Hoe wordt dat gevuld? Wie vult dat: de dienst? De politie?

Constant Hijzen

„Emoties daarover scheid ik echter van het zakelijke gegeven dat er zo’n persoonsdossier bij de dienst bestaat. Dat roept voor mij als historicus een reeks vragen op: Waarom is dat dossier er überhaupt? Hoe wordt dat gevuld? Wie vult dat: de dienst? De politie?

„In een informeel gesprek met mensen om wie het gaat, kan ik aan de hand van zulke vragen door het materiaal heen lopen. Ik kan hen bijvoorbeeld laten zien dat het materiaal vooral in een bepaalde periode is verzameld en dat er daarna alleen nog krantenknipsels aan zijn toegevoegd. Ik kan hen proberen uit te leggen waarom een dossier niet gesloten werd.

„Naast zulke informele gesprekken, zou ik bij zo’n overdracht ook iets voor de buitenwacht kunnen organiseren: een symposium bijvoorbeeld om samen met vakgenoten te kijken naar de vragen die de openbaarmaking kan oproepen.”

Welke lessen heeft de AIVD getrokken uit de ervaringen met Eleni Braat?

Akerboom: „Door eerst een tijdje geen historisch adviseur te hebben. Daarna hebben we vorig jaar bewust het besluit genomen toch weer een adviseur in dienst te nemen. Ook vonden we het belangrijk goede afspraken te maken met Constant welke ruimte hij heeft. We realiseren ons dat hij de vrijheid nodig heeft om onder eigen naam buiten de dienst te publiceren en aan congressen deel te nemen. Dat kan, als hij zich aan de wetenschappelijke standaarden houdt en geen staatsgeheimen openbaart.”

Krijgt Hijzen van u de vrijheid om een kritisch oordeel over de AIVD te publiceren?

Akerboom: „Jazeker, mits dat goed is onderbouwd en hij geen staatsgeheimen schendt.”

En overleeft deze vrijheid uw vertrek als AIVD-chef? U gaat vast nog wel eens wat anders doen..

Akerboom : „…Dat laatste kan ik me niet voorstellen, ha, ha. Maar ik begrijp wat u bedoelt. De positie van Constant hebben we in onze organisatie goed vastgelegd en verankerd.”

Terugkomend op de ‘staatsgeheimen’: die worden door de AIVD nogal eens ruim opgevat. De Leidse onderzoeker Ben de Jong klaagde erover dat hij in 2020 aanvankelijk geen namen van AIVD-medewerkers mocht publiceren die eerder door de dienst zelf bekend waren gemaakt. Gaat dat straks anders?

Hijzen: „Daar ga ik me wel voor inspannen, ja.”

Nogal wat AIVD- medewerkers halen hun pensioen bij de dienst. U ook?

Hijzen: „U vraagt dat aan een historicus. Deze kan niet in de toekomst kijken. Maar in de eerste driekwart jaar dat ik nu hier zit, merk ik dat ik de ruimte krijg om iets van mijn positie te maken. Dat betekent dat dit voor mij een langetermijnproject is.”