Veertig miljoen euro. Zoveel wil minister Fleur Agema (Zorg, PVV) vanaf volgend jaar besparen op mensen die onverzekerd zijn, maar toch een beroep doen op de zorg, vooral arbeidsmigranten en toeristen. De bezuiniging betekent dat de helft van het budget van 80 miljoen verdwijnt.
Maar daarmee hield de duidelijkheid donderdag wel op, tijdens de tweede dag van de behandeling van de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Milieu (VWS). De Tweede Kamer maakte zich zorgen over deze bezuiniging en wilde weten hoeveel mensen deze maatregel treft. Dat wist Agema niet. „Maar hoe kunnen we dan al 40 miljoen inboeken? Misschien gaat het maar om een paar honderd mensen”, vroeg Kamerlid Harmen Krul (CDA).
Agema: „Dat is inderdaad lastig. Maar hier hebben we een keuze gemaakt. Ik vind dat rechtvaardig.”
Krul: „Wat is dat nu voor een uitermate slecht antwoord? Hoe kun je nu zeggen dat je de helft gaat bezuinigen, terwijl je geen flauw idee hebt hoe groot die groep is. Misschien kunt u wel 60 miljoen bezuinigen.”
Agema: „Wie weet.”
Krul: „Wie weet? Als u dit niet weet, kunt u dit bedrag ook niet invullen.”
Agema: „Dat kan wel. Zo staat het in de lijst met bezuinigingen voor 2024 en we zullen in de uitvoering zien hoe ver we komen.”
Eerste grote test
Het debatje tussen Agema en Krul was tekenend voor de stemming tijdens deze tweede dag. De oppositie vroeg telkens naar de onderbouwing van de vele bezuinigingen op zorg, Agema wist de Kamer niet te overtuigen dat ze daarover beschikte. Het veroorzaakte veel onrust en een chaotische sfeer in de Kamer. Geregeld praatten Kamerleden vanuit hun bankjes hardop door Agema’s beantwoording heen.
Agema benadrukte dat het kabinet nu eenmaal moet bezuinigen: „Ik zou dat liever helemaal niet doen, maar het staat in het Hoofdlijnenakkoord.”
Waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden
De behandeling van de begroting van VWS was de eerste grote test voor Agema. Haar eerste maanden als zorgminister verliepen moeizaam. Debatten in de plenaire zaal liepen uit de hand, doordat Agema zich liet verleiden tot aanvallen op Kamerleden, verdwaalde in haar papieren en onverwacht nieuwe informatie in het debat bracht, tot frustratie van de Kamer. Woensdag, tijdens de eerste dag van de begrotingsbehandeling, lag ze onder vuur van de oppositie, maar ook van haar eigen PVV. De kritiek: de voorstellen zijn vaag, op veel terreinen ontbreekt het aan concrete plannen.
Daarbij draaide het vooral om de omstreden bezuinigingen van 252 miljoen uit het Hoofdlijnenakkoord, waarvan Agema de uitwerking begin deze week naar de Kamer stuurde. Het gaat om bezuinigingen op onder meer preventie, zorgstages, zorg aan onverzekerden en het Trimbos-instituut. Maar waar is toch de onderbouwing, vroeg de Kamer zich af. „Waarom bezuinigt u op zorgstages terwijl u prioriteit geeft aan arbeidsmarkttekorten? Daar snap ik geen bal van”, zei Mirjam Bikker (ChristenUnie). Volgens Agema is die subsidie „niet doelmatig” en dus komt ze met een andere regeling, die breder is en minder kost (40 miljoen euro in plaats van 122 miljoen per jaar). „Minder geld, maar wel meer effect?” vroeg Bikker. Ze leek het nauwelijks te kunnen geloven.
D66 vroeg naar het plan om het eigen risico ruim te halveren, iets wat leidt tot langere wachtlijsten. Om dat op te lossen wil Agema meer triage (waarbij zorgverleners bepalen wie er als eerste aan de beurt is voor een behandeling).
„Dat doen ze al”, zei Wieke Paulusma (D66). „Nu wordt die druk verder opgevoerd. Hoe gaat u dat doen?” Dat ga ik uitwerken, was het antwoord van Agema. „Maar wie is er straks dan als eerste aan de beurt?”, drong Paulusma aan. Dat ga ik uitwerken, zei Agema opnieuw.
Technocratisch
Na een uur was een groot deel van de oppositiepartijen wel klaar met de „technocratische” en „halve” antwoorden van Agema. Ze vroegen Kamervoorzitter Martin Bosma in te grijpen: „Wat is de onderbouwing, waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden”, zei Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA). „Dit zijn pijnlijke keuzes. Dan wil je een visie en onderbouwingen”, zei Paulusma. Ze sprak, later in het debat, over „een schandalige vertoning”.
De afgelopen maanden verwees Agema tijdens debatten geregeld naar dit moment van de begrotingsbehandeling, waarbij haar plannen duidelijk zouden worden en de partijen hun kritische vragen kwijt konden. Maar dat viel tegen, vond de Kamer. Agema noemde het „spijtig om te horen dat we niet tot elkaar komen”. Ze voegde eraan toe dat achter de 252 miljoen bezuinigingen „geen visie” zit. „We hebben gewoon goed gekeken waar we niet op willen bezuinigen en waarop wel, omdat het bijvoorbeeld niet doelmatig is.”
Liever richtte ze zich op wat wel kan: „Ik mag 4,3 miljard uitgeven aan het eigen risico en 600 miljoen aan betere ouderenzorg. Daar ben ik de vier dragende partijen dankbaar voor.”
Ook na afloop van deze eerste test lijkt Agema nog moeite te hebben met haar nieuwe rol. Er waren hoge verwachtingen, omdat ze in haar zeventien jaar als Kamerlid – en zorgwoordvoerder – bekendstond om haar liefde voor de zorg en haar verstand van de sector. Het ministerschap noemde ze een droom. Om die droom geen nachtmerrie te laten worden, zal Agema een van haar belangrijkste doelen moeten halen: „Het onbeheersbare arbeidsmarkttekort binnen een paar jaar afwenden”, zoals ze de Kamer donderdag beloofde. De Kamer zal de komende maanden niet nalaten haar daar bij elk debat weer aan te herinneren.
Lees ook
Felle kritiek op zorgminister Agema, ook van eigen PVV
Veertig miljoen euro. Zoveel wil minister Fleur Agema (Zorg, PVV) vanaf volgend jaar besparen op mensen die onverzekerd zijn, maar toch een beroep doen op de zorg, vooral arbeidsmigranten en toeristen. De bezuiniging betekent dat de helft van het budget van 80 miljoen verdwijnt.
Maar daarmee hield de duidelijkheid donderdag wel op, tijdens de tweede dag van de behandeling van de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Milieu (VWS). De Tweede Kamer maakte zich zorgen over deze bezuiniging en wilde weten hoeveel mensen deze maatregel treft. Dat wist Agema niet. „Maar hoe kunnen we dan al 40 miljoen inboeken? Misschien gaat het maar om een paar honderd mensen”, vroeg Kamerlid Harmen Krul (CDA).
Agema: „Dat is inderdaad lastig. Maar hier hebben we een keuze gemaakt. Ik vind dat rechtvaardig.”
Krul: „Wat is dat nu voor een uitermate slecht antwoord? Hoe kun je nu zeggen dat je de helft gaat bezuinigen, terwijl je geen flauw idee hebt hoe groot die groep is. Misschien kunt u wel 60 miljoen bezuinigen.”
Agema: „Wie weet.”
Krul: „Wie weet? Als u dit niet weet, kunt u dit bedrag ook niet invullen.”
Agema: „Dat kan wel. Zo staat het in de lijst met bezuinigingen voor 2024 en we zullen in de uitvoering zien hoe ver we komen.”
Eerste grote test
Het debatje tussen Agema en Krul was tekenend voor de stemming tijdens deze tweede dag. De oppositie vroeg telkens naar de onderbouwing van de vele bezuinigingen op zorg, Agema wist de Kamer niet te overtuigen dat ze daarover beschikte. Het veroorzaakte veel onrust en een chaotische sfeer in de Kamer. Geregeld praatten Kamerleden vanuit hun bankjes hardop door Agema’s beantwoording heen.
Agema benadrukte dat het kabinet nu eenmaal moet bezuinigen: „Ik zou dat liever helemaal niet doen, maar het staat in het Hoofdlijnenakkoord.”
Waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden
De behandeling van de begroting van VWS was de eerste grote test voor Agema. Haar eerste maanden als zorgminister verliepen moeizaam. Debatten in de plenaire zaal liepen uit de hand, doordat Agema zich liet verleiden tot aanvallen op Kamerleden, verdwaalde in haar papieren en onverwacht nieuwe informatie in het debat bracht, tot frustratie van de Kamer. Woensdag, tijdens de eerste dag van de begrotingsbehandeling, lag ze onder vuur van de oppositie, maar ook van haar eigen PVV. De kritiek: de voorstellen zijn vaag, op veel terreinen ontbreekt het aan concrete plannen.
Daarbij draaide het vooral om de omstreden bezuinigingen van 252 miljoen uit het Hoofdlijnenakkoord, waarvan Agema de uitwerking begin deze week naar de Kamer stuurde. Het gaat om bezuinigingen op onder meer preventie, zorgstages, zorg aan onverzekerden en het Trimbos-instituut. Maar waar is toch de onderbouwing, vroeg de Kamer zich af. „Waarom bezuinigt u op zorgstages terwijl u prioriteit geeft aan arbeidsmarkttekorten? Daar snap ik geen bal van”, zei Mirjam Bikker (ChristenUnie). Volgens Agema is die subsidie „niet doelmatig” en dus komt ze met een andere regeling, die breder is en minder kost (40 miljoen euro in plaats van 122 miljoen per jaar). „Minder geld, maar wel meer effect?” vroeg Bikker. Ze leek het nauwelijks te kunnen geloven.
D66 vroeg naar het plan om het eigen risico ruim te halveren, iets wat leidt tot langere wachtlijsten. Om dat op te lossen wil Agema meer triage (waarbij zorgverleners bepalen wie er als eerste aan de beurt is voor een behandeling).
„Dat doen ze al”, zei Wieke Paulusma (D66). „Nu wordt die druk verder opgevoerd. Hoe gaat u dat doen?” Dat ga ik uitwerken, was het antwoord van Agema. „Maar wie is er straks dan als eerste aan de beurt?”, drong Paulusma aan. Dat ga ik uitwerken, zei Agema opnieuw.
Technocratisch
Na een uur was een groot deel van de oppositiepartijen wel klaar met de „technocratische” en „halve” antwoorden van Agema. Ze vroegen Kamervoorzitter Martin Bosma in te grijpen: „Wat is de onderbouwing, waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden”, zei Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA). „Dit zijn pijnlijke keuzes. Dan wil je een visie en onderbouwingen”, zei Paulusma. Ze sprak, later in het debat, over „een schandalige vertoning”.
De afgelopen maanden verwees Agema tijdens debatten geregeld naar dit moment van de begrotingsbehandeling, waarbij haar plannen duidelijk zouden worden en de partijen hun kritische vragen kwijt konden. Maar dat viel tegen, vond de Kamer. Agema noemde het „spijtig om te horen dat we niet tot elkaar komen”. Ze voegde eraan toe dat achter de 252 miljoen bezuinigingen „geen visie” zit. „We hebben gewoon goed gekeken waar we niet op willen bezuinigen en waarop wel, omdat het bijvoorbeeld niet doelmatig is.”
Liever richtte ze zich op wat wel kan: „Ik mag 4,3 miljard uitgeven aan het eigen risico en 600 miljoen aan betere ouderenzorg. Daar ben ik de vier dragende partijen dankbaar voor.”
Ook na afloop van deze eerste test lijkt Agema nog moeite te hebben met haar nieuwe rol. Er waren hoge verwachtingen, omdat ze in haar zeventien jaar als Kamerlid – en zorgwoordvoerder – bekendstond om haar liefde voor de zorg en haar verstand van de sector. Het ministerschap noemde ze een droom. Om die droom geen nachtmerrie te laten worden, zal Agema een van haar belangrijkste doelen moeten halen: „Het onbeheersbare arbeidsmarkttekort binnen een paar jaar afwenden”, zoals ze de Kamer donderdag beloofde. De Kamer zal de komende maanden niet nalaten haar daar bij elk debat weer aan te herinneren.
Lees ook
Felle kritiek op zorgminister Agema, ook van eigen PVV
De mensen op de parkeerplaats voor de Intratuin in Duiven hadden evengoed voor een attractie in de Efteling kunnen staan. Van hun gezichten is dezelfde verwachting af te lezen, hun blik is gefixeerd op de automatische schuifdeuren van het enorme complex. De deuren zijn nog dicht. Het is 08.45 uur. Nog een kwartier, dan gaat de winkel pas open.
Er schalt een dromerig muziekje over de parkeerplaats. Dezelfde paar maten muziek worden op eftelingeske wijze herhaald en herhaald tot de melodie in het brein staat gegrift. De om en nabij twintig wachtende mensen hebben ruim voordat het tuincentrum om 09.00 uur opengaat hun auto’s in de vakken geparkeerd, kinderwagens uitgeklapt en tassen uit de auto gehaald. Sommigen rijden in een scootmobiel de parkeerplaats over. Anderen helpen opa en oma uit de auto.
Nog tien minuten en dan mogen ze naar binnen.
De mensen die hier nu staan zijn bewust te vroeg. Over een uur is het al te druk om hier je auto te parkeren, dat weet iedereen. Ook al is het een doordeweekse dag, begin oktober. De felle zon schijnt op de parkeerplaats, maar binnen wacht de sneeuw. En de grootste en bekendste kerstshow van Nederland.
De Intratuin in Duiven heeft meer dan dertig jaar een kerstshow, die bescheiden begon en uitgroeide naar zestienduizend vierkante meter aan kerstbomen, ornamenten, ballen, verlichting en andere decoratie. En dat allemaal verpakt in een verhaal, met een thema. (Dit jaar: ‘Een reis vol verwondering’.) Decor, aangeklede paspoppen, licht en muziek moeten de bezoeker het idee geven niet in een winkel te zijn, maar in een attractie.
Vanaf augustus beginnen Intratuin-medewerkers al met het ombouwen van de winkel, zodat de show begin oktober kan openen. En vanaf dat moment is het meteen waanzinnig druk. Ieder jaar zijn er berichten van verkeersopstoppingen op het bedrijventerrein rond het tuincentrum en in de weekends ontstaan ook in de winkel meterslange rijen. Maar het publiek blijft komen. De Intratuin krijgt van oktober tot het einde van de show in januari zo’n 1,4 miljoen bezoekers uit Nederland, België en Duitsland te verwerken, wat circa 10 miljoen euro omzet oplevert.
Wat brengt al deze mensen hier?
Vol verwachting
Milou Basten (30) uit het Gelderse Gendt gaat op een siersteen vlak voor de ingang zitten, haar zoontje staart naar de ingang en haar dochtertje ligt in de kinderwagen. Nog vijf minuten tot de deuren opengaan. Gisteravond in bed moest ze al aan dit bezoek denken. „Vol verwachting klopt mijn hart”, zegt ze.
Dit is het veertiende jaar op een rij dat Basten de kerstshow bezoekt. Haar ouders, die hun auto nog aan het parkeren zijn, namen haar als tiener al mee.
Ieder jaar verwondert Basten zich over de zorg en aandacht die er aan het decor is besteed. Ze heeft, zegt ze, helemaal niet het idee dat ze in een winkel is. En toch komt ze nooit met lege handen naar buiten, een buit van 100 euro aan spullen is niet ongewoon. Haar moeder heeft een miniatuurkerstdorp in huis en de kwaliteitsminiaturen zijn niet goedkoop. „Ik ben dankbaar voor de liefde die ze mij heeft gegeven, dat voel ik nog sterker tijdens Kerst”, zegt Basten. „En dan denk ik: ach, ik koop een huisje voor haar. Dan is zij ook weer blij.”
Dan roept haar zoontje en wijst. De deuren gaan open.
Eenmaal de elektrische schuifdeuren gepasseerd, moeten de bezoekers met hun karretjes aan de hand eerst nog door de aankomsthal en drie elektrische toegangspoortjes achter elkaar – „er werd heel veel gejat”, zegt een jonge beveiliger bij de ingang. Langzaam wordt het steeds meer Kerst. Een grote hal op de begane grond, normaal bestemd voor de vaste planten, is nu tot de nok gevuld met kunstkerstbomen. Van kleintjes voor een tientje tot drie meter hoge bomen voor zo’n 900 euro. Daarna: alle soorten kerstboomverlichting die je je voor kunt stellen.
„Ik kom hier niet met het idee om 500 euro uit te geven. Maar als ik iets leuks zie, neem ik het mee.”
Foto’s: Merlin Daleman
De eerste echte publiekstrekker volgt: een hal van 2.000 vierkante meter met overal miniatuurdorpjes in een over-de-top-wintersfeer. Stenen dienen als bergen, compleet met sneeuw en mini-bomen. Er zijn rijdende treintjes, een kleine kermis met snoepkramen en mini-reuzenrad, en een mini-skiresort. Bij een mini-Efteling blèrt Carnaval Festival-muziek uit speakers in een hoek.
En alles is te koop. „Kijk”, kirt Yvonne (64) uit Angeren tegen haar kleinkind in een buggy. „Op die trein staan kerstboompjes!”. Haar kleinkind is de reden dat ze hier is zegt ze, niet de koopdrang. „De verwondering bij kinderen is zo mooi.” Ze gaan ook weleens naar de Efteling, maar dat kost geld, en de Intratuin is gratis. Hier kun je ‘even’ een uurtje heen.
Hans Vermaak (69) en Edith de Groot (54) hebben ook geen kar bij zich. Ze bestuderen dozen met huisjes op wandplanken. Noem hun komst een inspiratiebezoekje. „We kijken wat we dit jaar gaan doen om de sfeer in huis te verhogen”, zegt Vermaak. De Groot heeft de laatste jaren steeds meer last van een winterdip. Kerstspullen in huis halen helpt. „Lichtjes”, zegt ze. „In plaats van de zon.”
Luxe
Als de bezoekers desgevraagd hun gevoel bij Kerst moeten benoemen, noemt iedereen warmte, familie en geluk. Het bezoek aan de kerstshow is vals spelen, een manier om dat geluk nu al op te kunnen roepen. Veel mensen komen al jaren. Het gevoel dat ze krijgen als ze rondlopen in de winkel, zeggen ze, is de reden om te komen – niet de spullen. Maar de spullen maken uiteindelijk wel dat gevoel. Jordy Moris (28), die vier uur met zijn vriend in de auto zat vanuit België, koopt elk jaar een nieuwe set kerstballen voor hun boom. Jolande Zijderveld (59) gaat normaal vier of vijf keer inkopen doen, en heeft halverwege de route haar kar al vol.
„Ik kom hier niet met het idee om 500 euro uit te geven”, zegt Lisette van der Blij (57). „Maar als ik iets leuks zie, neem ik het mee.” Van der Blij maakt sinds twee jaar deel uit van het team van vijftig extra krachten dat de Intratuin vanaf augustus tot en met januari voor de show inhuurt. Vandaag is ze hier om te winkelen. Kerst gaat in principe niet om de tierelantijnen, beaamt haar dochter Annabel van der Blij (25). Maar ze zijn wel onderdeel van de voorpret. „Van mijn moeder horen we als ze gaat werken wat ze voorbij ziet komen.”
Alles wat hier ligt, is luxe
Opvallende uitzondering is Willie van Puurveen (57), op vriendinnenuitje naar de show. „Ergens is het belachelijk dat we half oktober al naar een kerstmarkt gaan”, zegt ze. „Moet je zien wat hier gekocht wordt, ik vind het een beetje gênant. Alles wat hier ligt, is luxe. We hebben het niet nodig.” Uiteindelijk koopt Van Puurveen een kerststukje en een lichtbol, samen 34 euro.
Opvallend veel mensen in de winkel zijn slecht ter been. „Voor mensen in verpleeghuizen is dit een mooi gratis uitje”, zegt medewerker Marjolein van den Berg (46), bij een van de weinig overgebleven afdelingen met gewone tuinartikelen. „De kersthel”, noemt ze de show ook wel. „Omdat het gewoon heel druk is en mensen wat onbeschofter worden, wat ik snap. Ik zie ook mensen waarvan ik denk: is het wel slim voor jou om zoveel uit te geven?”
Een moetje
In Winter. Five windows on the season, beschrijft de Canadese essayist Adam Gopnik de geboorte van het moderne Kerstfeest, het „oogstfeest van de commercialisering”. Onze huidige kersttradities zijn sterk beïnvloed door de victoriaanse Kerst (de Charles Dickens-Kerst) maar eind negentiende eeuw ontstond de Kerst „van de warenhuizen en de winkelstraten” die we nu nog beleven, schrijft Gopnik. Rond 1870 groeide de welvaart en kwam een nieuwe, stedelijke middenklasse op. Warenhuizen ontdekten dat Kerst business kon zijn en decoreerden hun etalages met extravagante kersttaferelen, kerstcadeaus geven werd een moetje.
Dit is een mooi gratis uitje
In Engeland en Noord-Amerika dan. In Nederland stond er elk jaar tot 5 december een ander feest in de weg: Sinterklaas. Wie tot in de jaren tachtig van de 21ste eeuw in Nederland een kerstbal wilde kopen, moest naar de Bijenkorf of Blokker. Nederlanders wilden vóór Sinterklaas geen kerstballen zien. En dus sprongen tuincentra, die toch geen sinterklaascadeaus verkochten, in dat gat.
Gerard Nijsink (64), manager van de Intratuin Duiven, lepelt de herinneringen aan die tijd moeiteloos op. In de jaren 80 was hij manager van het plantencentrum Duiven, voordat het een Intratuin werd. Met grote passen beent hij een enorm magazijn door. Een sluiproute, de officiële winkelroute is meer dan een kilometer lang.
In de jaren tachtig verkoopt het tuincentrum al kerstbomen, en slaat Nijsink voor het eerst voor duizend gulden aan kerstballen in. „Een paar jaar later komen er kunstbomen bij, die er overigens niet uitzagen dus dat was wel spannend.” Al snel bedenkt Nijsink dat „een verhaal” weleens zou kunnen helpen met de handel. „Een rode kerstbal kan je overal kopen, maar de beleving…”, zegt de manager. Inmiddels zit Kerst „in het dna van de winkel”, zegt Nijsink. Ook sollicitanten voor de barbecue-afdeling wordt gevraagd of ze ‘iets’ met Kerst hebben. Nij-sink: „Sommige mensen die we in augustus inhuren, komen van ver. Werken bij de kerstshow staat op hun bucketlist.”
Als bezoekers hun gevoel bij Kerst moeten benoemen, noemt bijna iedereen warmte, familie en geluk.
Foto’s: Merlin Daleman
Apotheose
In de buurt van de roltrap naar de eerste verdieping zwelt de muziek aan: dit is de apotheose van de kerstshow. Aan beide kanten van de roltrap is een Harry Potter-achtig stationstafereel te zien. Overal zijn sneeuwuilen. „Vorig jaar verkochten de uilen heel snel uit”, zegt manager Nijsink. Toen hij op een inkoopbeurs zwevende kaarsen zag, was het idee voor het magische station-thema geboren.
Boven aan de roltrap staan meterslange wanden vol ornamenten in elke vorm denkbaar: van kaassoufflés tot dildo’s, glazen wijn, hockeysticks en hoge hakken in tijgerprint. Na een uur wandelen in de winkel heeft de bezoeker nog geen kerstbal gezien. Een beetje weggestopt in een hoek staat een eenzame kerstman-pop, die mechanisch met z’n heupen draait en ouderwetse kerstnummers uitbraakt. Ooh what fun it is to ride… Ho, ho, ho!
„Kijk eens Kit”, zegt Stefan Vanokas (55) tegen zijn vrouw Kitty terwijl hij het kaartje aan de pop pakt. „Tweehonderd euro.” Ze overwegen de pop te kopen. Al zo’n vijftien jaar gaat het stel kerstshows af en geven ze met cadeaus erbij iedere kerst zo’n 2.000 euro uit. „Oubollige kerstspullen, dat vinden we leuk”, zegt Stefan. „Rood en groen en goud. Kerstklokjes. Het moet nu allemaal zo modern…”
Nijsink passeert dezelfde zingende kerstman fronsend. „Er zijn tuincentra die een setje bewegende pinguïns hebben staan, en een ijsbeer. „Maar die moet je dan elk jaar neerzetten, anders is de investering te groot.” Hij gebaart naar de kerstman. „Dit heb ik liever niet.” De kerstman past niet in de zorgvuldig uitgekozen beleving. En die beleving begint steeds vroeger in het jaar. „Eerder hadden we vanaf september of oktober de ruimte om te gaan bouwen, en opende de show in november.” Maar jaarrond een kerstshow: dat nooit, zegt Nijsink. De klant moet ergens naartoe leven. „Anders is de magie weg.”
Met zijn fotocamera kun je automatisch scherp stellen, maar liever deed Cyp het zelf. Knopje indrukken tot halverwege, wachten op het groene vierkant in het scherm en hup, doordrukken.
Cyp, met zijn oog voor detail, deed tijdens wandelingen door de stad niets liever dan scherp stellen. Op het lijnenspel van schaduwen, zebrapaden en golvend water, op meisjes met – opvallend vaak – rode haren, op stoeptegels, muurtegels, lantaarnpalen, etalages, op Amsterdamse tantes die opkijken met een blik ‘wat mot je’.
De nalatenschap van Cyprian Broekhuis – hij overleed in de herfst van 2016 – bestaat uit zo’n duizend foto’s en vrijwel allemaal zijn ze scherp. Juist daarom was dat ene beeld, wacht, Nan Romijn, zijn moeder, pakt het erbij, zo bijzonder. „Kijk, gemaakt vanuit zijn kamer.”
Alsof je oogleden samentrekken en je door je wimpers de wereld in kijkt. Een wazig vergezicht op gekleurde lichtvlekken in een donkere straat, en in de reflectie van het raam het silhouet van een zwart gestalte in een felverlichte ruimte.
Robert Broekhuis, zijn vader, laat zijn blik erover glijden. „Je weet: het is iemand, maar je weet niet wie.” „Licht en donker.” Nan Romijn glimlacht. „Ik vind ‘m wel sterk.” „Wilde hij nou zichzelf fotograferen, in de reflectie, of zat die ruit juist in de weg?” Broekhuis twijfelt. De vaagheid zal ongetwijfeld bewust zijn geweest. En als je scherp stelt, moet je een keuze maken. Maar focuste Cyp nou op de straat, of op de reflectie; de buitenwereld, of de binnenwereld? Of poogde hij toch allebei?
De wereld van Cy Benjamin heet het deze maand verschenen boek waarin een selectie van de foto’s van Cyprian Benjamin Broekhuis is gebundeld. ‘Cy’, dat vond ‘ie zelf wel een mooie artiestennaam. ‘Cy Benjamin.’ „Daar hadden we ’t over gehad”, zegt vader Broekhuis. „Als je je achternaam waardeloos vindt, kun je jezelf altijd nog Benjamin noemen. Genoeg beroemdheden die zo heten.”
„Hier, deze, ook zo wonderlijk.” Nan Romijn slaat weer een bladzijde om. Thuis aan de eettafel in Amsterdam, met koffie en koekjes en pasteis de nata van een echte Portugees.
Romijn laat haar blik rusten op een foto van een gat in een zandberg. „Pas later begrepen we dat dit een golfplaten tunneltje is.”
Voor Cyprian is alles gelijkwaardig. Kinderen, dieren, rotzooi op straat. De blik van Cyp, schrijft fotograaf en auteur Hans Aarsman in een beschouwing in het boek, toont het „echte, onversneden kijken”. Want meestal verdwijnt zo’n onbevangen blik als mensen op pad gaan met een camera om hun nek. Aan fotografie, schrijft Aarsman, hangt een traditie van ‘wat waard is’ om te fotograferen. Wat een ‘mooie’ foto oplevert, een ‘interessante’ foto. Maar zulke foto’s nam Cyp niet. Die toonde een andere, onbekende wereld, met eigen schoonheid, net zo goed als lelijkheid, die óók de werkelijkheid is.
Die blik, van hun zoon, hebben zijn ouders zelf ook pas vorig jaar leren kennen. Het plan om zijn fotoarchief door te spitten was er al vlak na zijn dood, nu acht jaar geleden. Maar het duurde jaren voordat Nan Romijn en Robert Broekhuis daar emotioneel aan toe waren.
Op 8 september 2016 overleed Cyprian Broekhuis op 23-jarige leeftijd nadat hij dodelijk gewond was geraakt toen hij in zijn eigen huis, in de Wagenaarstraat in Amsterdam, werd neergeschoten door de politie; die kwam hem ophalen omdat hij gedwongen moest worden opgenomen. Zes kogels in zijn buik. Agenten meenden een mes in zijn handen te hebben gezien, al kon het ook een zaklamp zijn geweest, en de precieze toedracht is nooit achterhaald. Gewelddadig was Cyp niet, wel angstig.
Het was een tragisch einde van vier jaar leven met psychose.
„Voordat je je herpakt, het leven weer een beetje zijn normale dimensies krijgt…” Nan Romijn schenkt de koffie bij.
„Eerst is de ramp absoluut”, zegt Broekhuis. „Langzaam neemt dat een beetje af. Je probeert jezelf te verwennen, veel naar buiten. Een reisje. Om toch nog een beetje van het leven te…”
„…Al rouw je, je kunt ook genieten”, zegt Romijn. „Heel wonderlijk. Die gelijktijdigheid is er ook.”
Broekhuis: „Wat ook speelde: Cyp was ziek. Dat heeft hem, maar ons ook, in diepe treurigheid gestort.”
Bij Cyp openbaarde zich na zijn pubertijd schizofrenie en dat ging gepaard met onpeilbare psychoses. Het ene moment voelde hij zich prima, zoals drie dagen voor zijn dood, toen hij op een zaterdagmiddag onverwachts op de stoep stond en hier in de woonkamer nog grapjes maakte. Het volgende moment was het, in de woorden van zijn ouders, „he-le-maal mis”. Er zaten angstige periodes bij, ook voor hen. Romijn: „We wisten niet wat er speelde in zijn hoofd. Het was totaal onbekend terrein. En soms raakte hij vermist.”
Ze hadden constant de telefoon in de buurt. Naast het bed, in de wc, de douche.
„Je leeft op een vulkaan.” „Die elk moment kan uitbarsten.” „Het is verschrikkelijk om je kind naar de gallemiezen te zien gaan.”
„Hier, deze, gemaakt in Noorwegen.” Broekhuis toont een foto van een plein met bergen op de achtergrond. Een van de zeldzame foto’s die Cyp had geschoten terwijl hij een psychose had. Meestal als de ziekte zich openbaarde ging hij op pad, maar zonder camera. Dan was in zijn hoofd geen ruimte voor fotografie. En ook niet voor een pinpas, of een telefoon. Kregen zijn ouders opeens een belletje vanuit Schotland, een Zwitserse kliniek. En vanuit Noorwegen belde Cyp zijn vader na vier dagen met de mededeling ‘ik heb geen geld meer!’. „Eerst je gps-coördinaten, pas dan maak ik geld over”, had Robert gezegd.
Natuurlijk overheerste de diepe rouw na de dood van Cyp, hun enige kind. Het verdriet gaat niet meer weg. Of, zoals Nan Romijn zegt: je wordt nooit meer heel. „Cyp ontbreekt aan ons.” Ze hebben na zijn dood thuis nooit meer muziek gedraaid. En toen de groenteboer laatst aan Broekhuis vroeg ‘hé, hoe is het met je zoon?’ verstijfde hij en wist niets te zeggen.
Maar sinds zijn dood slingert de telefoon weer door het huis.
„Kijk, deze vind ik ook zo mooi.” Nan Romijn bladert terug naar één van de eerste foto’s in het boek. Twee meisjes aan de waterkant, gefotografeerd op de rug. Rood haar wapperend in de wind, nonchalant hun jassen op de betonnen kade. „Dit heeft een soort leegheid. En tegelijk intimiteit.” Broekhuis: „Het is ook gewoon een mooie compositie.”
Met een vader als beeldend kunstenaar en een moeder als choreograaf groeide Cyp van jongs af aan op met kunst. Het was zijn taal. Cyp kon als kind al prachtig tekenen. Draken, wonderlijke figuren. Vlak voor zijn overlijden werkte hij nog aan een fantasy-roman. En fotograferen deed hij vanaf zijn tiende al graag.
De laatste jaren was het menens.
Broekhuis: „In 2014, rond zijn eerste opname in een kliniek, heb ik die camera voor hem gekocht. Een grote Canon met goeie lenzen.”
„We wilden hem iets aanreiken waarmee hij zijn ego weer een beetje kon stutten”, zegt Romijn. „Iets dat hem weer trots kon maken op zichzelf. Want ziek zijn, en onder dwang opgenomen worden, is zó’n vernederende ervaring. Je wilt niet dat je kind zich minderwaardig voelt. Dat kun je niet aanzien.”
Cyp pikte het razendsnel op, zag Broekhuis. Om de kneepjes te leren ging zijn zoon een paar keer met bevriende fotografen op stap. In zijn atelier leerde hij zijn zoon de foto’s bewerken met Photoshop. „Contrasten, helderheid. Daarin was hij echt geïnteresseerd.”
„Je wilt niet dat je kind zich minderwaardig voelt. Dat kun je niet aanzien.”
Hun zoon was geen prater, maar je kon merken dat hij er plezier in had. Ging ’ie in z’n eentje een hele dag op pad met een flinke cameratas om de nek. Zomaar ergens heen met de fiets of het openbaar vervoer, later vooral lopend. En toen Broekhuis eens in de winkel een nieuwe lens voor hem betaalde kreeg hij – uitzonderlijk! – zomaar een zoen. Glimlach: „Hij had zich waarschijnlijk zorgen gemaakt dat hij hem zelf moest betalen.”
Cyp was ondanks zijn ziekte altijd actief bezig. Hij wilde niets liever dan zelfstandig zijn, ook financieel. Maar ook bij hem was het besef ingedaald dat een ‘normale’ baan er niet meer in zat. Romijn: „Hij kon zich de ene dag goed voelen en de andere dag heel slecht. Dus dan kun je veel beroepen niet uitoefenen. Maar fotografie wél. Daar hadden we het met hem over gehad. Want als je je goed voelt, dan ga je er gewoon op uit. Dat was voor hem een grote motivatie.”
„Hier, die giraf.” Broekhuis bladert naar een foto gemaakt in Artis. „Maar waar is zijn nek? Verscholen achter het hek!” Er zitten wel meer humoristische foto’s in de collectie. Beelden van hondjes in oranje shirtjes, geschoten in WK-tijd. Een serie van zeven foto’s van romp en benen van een voorbijganger die ogenschijnlijk dronken heen en weer loopt. Een azuurblauwe Canta gefotografeerd in een troosteloze straat met azuurblauwe bloembakken.
„En hier” – Nan Romijn bladert naar een foto van de motorkap van een Mercedes. „Je ziet erin de spiegeling van, als je goed kijkt, Amsterdamse gevels. Bijna abstract.”
In de ogen van Cyp was alles het waard om gefotografeerd te worden. Misschien, denken zijn ouders, had die blik te maken met zijn – milde – autisme. Kwamen indrukken sowieso ongefilterd binnen. Zoals toen ze eens met hem koffie dronken in een café en hij vertelde dat hij de achtergrondmuziek, die zacht stond, zo hard hoorde dat hij het gesprek niet volgen kon. Misschien gold dat ook voor zijn fotografie. Bleef zijn blik hangen op details die andere mensen niet zien. Of misschien – dat kan ook – was het gewoon de open, onbevangen blik van een jonge fotograaf die nog zoekend is in zijn werk.
„Maar kijk”, Romijn wijst op de foto van de motorkap naar een schuin randje aan de onderkant, „dat is toch gek?” De motorkap is niet ‘netjes recht’ of ‘mooi’ gefotografeerd, zoals je zou verwachten, maar schuin en rafelig. „Dat randje geeft net die spanning. Dat wil je hebben als fotograaf.” Broekhuis knikt. „Perfectie is dodelijk. Dat geldt voor alle kunst.”
Wie weet was Cyprian ooit fotograaf geworden. Wie weet ook niet. Zijn ouders maken zich geen illusies. Wat komt er op je pad? Wie ontmoet je? In een mensenleven speelt het toeval een grote rol. Maar dat fotografie hun zoon uit de put had kunnen trekken, daarvan zijn ze overtuigd.
„Het leuke van zo’n boek maken”, zegt Romijn, „is dat we met hem mee konden kijken.” Nadat Broekhuis vorig jaar september de harde schijf met foto’s opende – hij was er blijkbaar klaar voor – hebben ze wekenlang samen door het materiaal gestruind. Ze keken door de ogen van hun zoon naar de laatste twee jaar voor zijn dood en zagen humor, vrolijkheid, plezier. En naarmate ze verder door de collectie gingen, ook steeds meer leegte. Minder kleur, minder mensen, meer somberheid.
Dat was toen zijn ziekte vorderde en hij ambulant – onder begeleiding – op zichzelf kwam te wonen, in de Wagenaarstraat in Amsterdam-Oost. Cyp kreeg er genoeg van: al die klinieken, de talloze gesprekken, telkens nieuwe behandelaren – zijn ouders hebben er 35 geteld. Cyp was teleurgesteld, in zichzelf. Hij zonderde zich af, leefde ’s nachts. Cyp moet zich eenzaam hebben gevoeld, beseffen zijn ouders. Eenzaamheid die zij ook hebben ervaren toen Cyp psychotisch werd. Want als rampspoed je overkomt en niemand kan je helpen, „dan voel je je van God en iedereen verlaten”.
Op 7 september 2016 kwam zijn vaste begeleider langs, maar Cyp weigerde zijn maandelijkse medicatie. De begeleider zag geen andere keuze dan een gedwongen opname, en om dat veilig te laten verlopen werd de politie erbij gehaald. De plek waar hij is doodgeschoten is één van de laatste beelden in het fotoboek. Je ziet zijn bed, zijn spiegel, zijn nachtkastje. De gordijnen gesloten.
De agenten zijn nooit vervolgd. Nan Romijn en Robert Broekhuis zijn tegen die beslissing van de officier van justitie nog een artikel 12-procedure begonnen. Die werd door de rechter afgewezen. Daarna zijn ze een juridische strijd aangegaan waar ze na een paar jaar mee gestopt zijn. „Op een gegeven moment kom je tot het inzicht dat het juridische gevecht de relatie met je kind gaat overheersen.” Dat wilden ze niet. Want het is een relatie die nooit ophoudt – of je kind nou leeft of niet. „Cyp is niet alleen zijn gewelddadige dood.”
Ze wilden niet dat woorden als ‘kogels’ en ‘plaats delict’ voor altijd aan hem zouden blijven kleven, terwijl Cyp zoveel méér was dan dat ene incident: een paar seconden op 23 jaar mensenleven. Ze wilden de gruwelijkheden overschrijven. „Het maken van dit boek heeft ons troost geschonken”, zegt Nan Romijn. „Schoonheid verzacht pijn.”