Afval is een veelkoppig monster waar we nooit helemaal vanaf komen

Verschillende keren per dag gaan we naar de wc, we trekken door en na het geruststellende geluid van de stortbak denken we nooit meer aan wat we weg hebben gespoeld. Laat staan dat we er nog maar één seconde over verder peinzen waar het uiteindelijk precies blijft en wat er mee gebeurt.

Tenzij het zich tegen ons keert. De Britse cultuurhistoricus John Scanlan begint zijn soms hallucinante boek over afval met een beruchte verstopping in het Londense riool van acht jaar geleden. Deze ‘Whitechapel fatberg’ was een massa van 130.000 kilo met een lengte van meer dan twee voetbalvelden, door oorstaafjes, vetten, condooms en babydoekjes geleidelijk verhard tot onverwoestbaar beton. En niet eenvoudig te verwijderen in die duistere hel van onverwacht aanzwellende vloedgolven en giftige dampen.

Zulke verstoppingen bedreigen wereldwijd stadsbewoners van de laag gelegen appartementen. Als het systeem hapert moeten zij vrezen voor een kolkende soep van uitwerpselen, uitgebraakt in hun wc’s en badkamers door een weerbarstige rioolstelsel dat teruggeeft wat wij het liefst vergeten. Dat vergeten gaat ons echter niet lukken, aldus The Idea of Waste, want hoezeer we ook ons best doen met recycling, zerowaste-beleid en andere duurzame technieken, afval verdwijnt niet.

Scanlans boek begint met de Cloaca Maxima in Rome, moeder aller riolen aan het Forum Romanum. In middeleeuwse steden worden uitwerpselen geregeld uit het raam van een bovenverdieping gekieperd. Over London Bridge, destijds net als de bruggen in Parijs en Florence met huizen volgebouwd, zeiden de Londenaren dat een wijs man er overheen ging en alleen dwazen er onderdoor. In het Victoriaanse Londen bezocht een journalist bloedriolen onder de vleesmarkten en kokende riolen onder de suikerbakkers. Echt brisant werd het in New York toen de gietijzeren riooldeksels door gassen onder de straat als fragmentatiebommen ontploften.

Vlooienmarkten

Maar afval (waste) beperkt zich natuurlijk niet tot riolen. Het is een even intrigerend als veelkoppig monster. En de omvang van afvalproblemen is inmiddels zo omvattend dat het geen wonder is dat er het laatste decennium veel over wordt geschreven. De filosoof Lisa Doeland ging in haar boek over deze problematiek, Apocalypsofie (2023), zelfs zover dat ze zich afvroeg hoe we uit moeten sterven in plaats van hoe we dit nog kunnen overleven, al komen die vragen soms dicht bij elkaar. Veel boeken hebben een onderzoeksjournalistieke aanpak, zoals Oliver Franklin-Wallis’ Wasteland. The Dirty Truth About What We Throw Away (2024) of het in deze krant besproken Waste Wars (2025) van Alexander Clapp, een onthutsend onderzoek naar de misstanden in de internationale vuilnishandel.

Scanlans The Idea of Waste is beschouwelijker in het nadenken over de status van afval, zonder de alarmerende toon van Lisa Doeland. Daarmee ontbeert het boek wel enige politieke relevantie, alsof het ons alleen maar overkomt en we er niets aan kunnen doen. Het vertrekt met Walter Benjamins belangstelling voor concrete koopwaar op vlooienmarkten en overbodig geworden rotzooi die niet past in de als vooruitgang opgevatte geschiedenis. Het is bekend dat zo gauw deze filosoof in een boek opduikt analyse plaatsmaakt voor associatie en geregeld raak je hier dan ook het spoor bijster.

Toch voegen Scanlans reflecties veel toe aan ons denken over afval, al is het maar omdat perspectieven uit de kunst veel aandacht krijgen. Van de door Charles Dickens beschreven extreme armoede in een vuile stad tot Don DeLillo’s Underworld; van de punkmuziek van Johnny Rotten (!) tot architectuur van Frank Gehry of Rem Koolhaas’ opvatting over junkspace; van film (Antonioni en de afvalverwerking bij de Soprano’s) tot de mode van Vivienne Westwood of de performancekunst van Michael Landy. Landy vernietigde in een leegstaand pand van C&A aan Oxfordstreet in twee weken al zijn persoonlijke bezittingen en gooide ze weg, inclusief zijn auto. Zoals collega-kunstenaar Stuart Brisley eerder in Camden Town juist omgekeerd allerlei vuilnis verzamelde te midden van ontmantelde lokale industrie en maatschappelijk afgedankten en daklozen, onder het motto: What goes down comes up. Afval verdwijnt niet.

Geen heldere grens

Met het ontstaan van de wegwerpmaatschappij in het Amerika van de jaren zestig wordt van veel spullen onduidelijk wat hun status is. Wanneer wordt een voorwerp vuilnis? Volgens menigeen begon het met het wegwerp-scheermesje van Gilette, maar dan zien we een veel ouder wegwerpartikel over het hoofd: de kogel, sinds lang een populair artikel voor eenmalig gebruik.

Er is vaak geen heldere grens tussen product en afvalproduct. Denk aan voorwerpen in de groeiende hoeveelheid anonieme opslagruimtes voor handelaren en particulieren bij grote steden. Zulke tijdelijk gestalde spullen van expats, gescheiden mensen en overleden familieleden zijn samen met onduidelijke handelswaar niet alleen een toonbeeld van rusteloosheid, naarmate ze langer liggen opgeslagen krijgen ze steeds meer het karakter van vuilnis. Tot iemand het werkelijk weggooit of het juist ophaalt om het een nieuw leven te geven.

Eenzelfde tussenstatus hebben wastelands als de oude industriële landschappen, die in het Westen vaak een herbestemming krijgen, of locaties in woestijnen. In de militaire Nevada Test Side ligt nucleair afval dat bestaat op een niet-menselijke tijdschaal, in een tijd zonder horizon. En in de schitteringen van het nabije Las Vegas lijkt te midden van het klatergoud der gokpaleizen alles tot afval te transformeren, wegwerpdecor in een omgeving zonder verschil tussen dag en nacht en dus opnieuw zonder tijd.

Aan de lucht (stikstof, CO2) en aan water (opgewarmde oceanen vol plastic) gaat dit boek volledig voorbij en ook aan de status van duizelingwekkend groeiende hoeveelheden informatie wordt weinig aandacht besteed. De dankzij AI snel in aantal toenemende, energieslurpende datacenters zijn een hybride verschijnsel tussen vuilnisbelt en informatiemijn.

Ik behoor tot die dwaze één procent e-mailgebruikers die jaarlijks in de zomervakantie alle weggegooide berichten werkelijk deleten en dan de verzonden mails in de vuilnisbak zetten voor het jaar erop. Het lucht op, het voelt als doortrekken, maar wat maakt het uit tussen de biljoenen berichten die in het digitale heelal blijven rondcirkelen en verdwijnt het werkelijk?

Het goede van het nogal associatieve betoog van Scanlan is het verkennen van zulke onbehaaglijke gevoelens over afval en in de steek gelaten spullen, landschappen en gebouwen, het verdringen ervan. Zijn intuïtief filosofisch aftasten van de status van afval in de vorm van voorwerpen en gebieden werpt licht op de vraag wat het nu eigenlijk is. En waarom het zo onbeheersbaar lijkt. Nog eens spoel je door en nog eens. Maar het gaat niet weg.


Lees ook

De mensheid ‘moet eerst leren goed uit te sterven’, vindt filosoof Lisa Doeland

De mensheid ‘moet eerst leren goed uit te sterven’, vindt filosoof Lisa Doeland