Het is wonderlijk hoe rouw werkt. Je zou denken dat het verdriet en gemis na de dood van een dierbare afneemt naarmate het afscheid langer geleden is. Maar zo lineair gaat dat meestal niet. Mijn moeder vond het tweede jaar na het verlies van haar man moeilijker dan het eerste, en nu ze in het derde jaar zit mist ze hem misschien nog wel meer dan ooit. Bijna zestig jaar samen zijn en daarna alleen, hoe doe je dat eigenlijk?
Het grootste deel van haar 82-jarige leven vormde mijn moeder de helft van Riet en Jack. Nu is er alleen nog Riet. Een enorm dappere en levenslustige vrouw, daar niet van. Ze heeft een sociaal leven waar het mijne vier keer in past. In haar autootje kart ze het hele land door om familie en vrienden te bezoeken. Meerdere keren per week stapt ze in haar eentje op de fiets en fietst dezelfde rondjes die ze honderden keren met mijn vader fietste. Ze sloot zich aan bij diverse clubjes. Nodigt regelmatig mensen te eten en doet dan haar stinkende best om iets feestelijks op tafel te toveren. Nee, ze is een held, vind ik. Maar af en toe wel een eenzame held.
Zelf mis ik mijn vader ook niet minder dan toen hij net gestorven was, en dat gemis komt, net als in het begin, op de meest onverwachte momenten aan de oppervlakte. Een klein half jaartje nadat we hem begraven hadden, ging ik een supermarkt in Khao Lak, Thailand, binnen en liep er met tranen in mijn ogen weer uit. „Wat is er?”, vroeg mijn verkering ongerust. „Ze draaiden Close to you”, snifte ik. Waarop hij me met opgetrokken wenkbrauwen aankeek. Ik had hem nooit verteld hoe mijn vader en ik vroeger in onze oranje Peugeot eindeloos meezongen met The Carpenters.
Hoewel ik zijn truien niet meer zo vaak draag als tijdens die eerste winter en ik hem tot mijn spijt ook niet meer zo regelmatig tegenkom in mijn dromen – hij dan bijna altijd rond de leeftijd die ikzelf nu heb, in elk geval lang voordat zijn geest begon te vervagen en het in zijn lieve hoofd steeds leger en stiller werd – zijn de triggers nog lang niet gedoofd. Laatst zat ik te schrijven terwijl op de achtergrond Radio Swiss Classic aanstond – een prettige zender, vind ik, vooral omdat er weinig en uitsluitend in zeer beschaafd Zwitserduits wordt geluld. Nauwelijks hadden de eerste noten van Pachelbels Canon in D-majeur geklonken of ik zat snoeihard te snikken aan mijn bureau. Mijn vaders zondagmiddagplaat.
Muziek doet dat soort dingen met ons, dat is bekend, en hetzelfde geldt voor smaken en geuren. Afgelopen herfst kwamen we op mijn vaders tweede sterfdag bij elkaar, mijn broer, mijn zus, mijn moeder en ik, net zoals we op zijn eerste sterfdag hadden gedaan. We bezochten zijn graf, veegden wat herfstbladeren weg, raapten een paar kastanjes en haalden herinneringen op. Daarna reden we naar het ouderlijk huis om te lunchen. „Ik heb een verrassing voor bij de koffie”, kondigde mijn moeder aan. En toen kwam er, alsof de tijd veertig jaar had stilgestaan, een doosje After Eight op tafel. Precies hetzelfde doosje is het nog. Donkergroen, met een afbeelding van een sierlijk gekrulde gouden klok die vijf over acht aanwijst.
Ach, wat vond mijn vader die lekker. En wij niet minder trouwens. Ik deed mijn ogen dicht en stak een chocolaatje in mijn mond. Míérzoet vond ik het. Maar daar ging het nu even niet om.