Afstandsmoeder Ellen Venhuizen vond haar afgenomen dochter terug: ‘Toen ik haar rook wist ik meteen: dit is helemaal mijn kind’

In het gras tussen onze voeten staat een kartonnen doos vol brieven, schriftjes en foto’s. „Ik heb de moed nog niet gevonden om het allemaal te bekijken”, zegt Ellen Venhuizen (67) zacht. Ze ontving de doos na het overlijden van haar dochter, vorig jaar september. „Ze heeft werkelijk alles wat ik haar ooit schreef bewaard.”

In de schaduw achterin haar weelderige tuin, waar haan Pip nieuwsgierig rondscharrelt, doet Venhuizen haar verhaal. Het is de eerste keer dat ze uitgebreid haar geschiedenis deelt, een stap die ze al eerder had willen, maar niet durfde zetten. „Ik was bang dat het de fragiele band met mijn dochter zou schaden. Maar zij is er niet meer, en dit verhaal moet worden verteld.”

Deze donderdag verschijnt het langverwachte rapport van commissie-De Winter over afstand en adoptie in Nederland. Het rapport moet antwoord geven op drie vragen: wat er precies is gebeurd, hoe dit kon gebeuren, en hoe moeders, vaders, afgestane kinderen, adoptieouders en andere betrokkenen dit hebben ervaren. Venhuizen werkte mee aan het onderzoek, ze was een van de duizenden vrouwen die als tiener gedwongen haar kind moesten afstaan.

„Het legde een totale breuk in mijn leven”, vertelt Venhuizen. „Mensen zeggen weleens dat je het altijd bij je draagt, maar het is veel groter: het ís mijn leven. Het is pijn die nooit meer overgaat, en ik hoop in het rapport terug te lezen dat ons dat is aangedaan.” Venhuizen is sinds begin dit jaar voorzitter van stichting De Nederlandse Afstandsmoeder (DNA), waarmee zij boegbeeld Will van Sebille opvolgde.

Schande

Venhuizen groeide op in Breda in een katholiek gezin met drie broers. Haar vader zag ze weinig, hij was docent en veel van huis. Haar moeder was vaak boos en weinig liefdevol, vertelt ze. „Ik werd een keer lastiggevallen door een groepje jongens, waarbij een jongen zijn hand in mijn blouse stak. Toen ik dat aan haar vertelde, moest ze erom lachen en deed ze net alsof ze het niet kon geloven.” Op haar vijftiende raakte Venhuizen zwanger van haar eerste vriendje. „We hadden elkaar leren kennen in Huijbergen waar we als gezin ’s zomers altijd vakantie vierden. Hij was niet knap, maar wel lief voor me.” Zes maanden later stuurde haar moeder haar naar de huisarts, omdat ze vond dat ze zo dik werd. De huisarts zegt dat ik zwanger ben, deelde de vijftienjarige Ellen mee toen ze terugkwam.

Haar moeder werd woest. „Ze vond me een schande en sloot me op in mijn kamer. Mijn vader hield ze overal buiten, ze lagen in scheiding en hij woonde al niet meer thuis.” Binnen twee weken zat Venhuizen in Huize De Bocht in Goirle, een opvanghuis voor ongehuwde zwangere vrouwen. „Mijn moeder maakte direct duidelijk dat ik de baby moest afstaan. Een gesprek met mijn vriendje en zijn moeder was bovendien op niets uitgelopen, zijn moeder vond dat ik niet ‘in hun milieu’ paste.” In De Bocht werkte Venhuizen tot aan haar bevalling in de keuken, ze vond het er vreselijk. „Er verbleven alleen maar vrouwen en er was altijd gedoe, ruzies, soms werd er zelfs gevochten.”

De dochter van Ellen Venhuizen. Foto Merlin Daleman

Op een vroege zondagmorgen in juni 1974 braken haar vliezen. Ze werd naar een aparte kamer op de bevalafdeling gebracht. waar al snel haar moeder verscheen. „Haar aanwezigheid voelde als toezicht, niet als steun.” Terwijl Venhuizen haar kind eruit perste, hield haar moeder een doek voor haar gezicht. „Mijn dochter werd me even snel ontnomen als dat ze op de wereld kwam, ik heb geen glimp van haar opgevangen.” Er werd haar nog wel gevraagd hoe ze haar kind wilde noemen. „Ik moest zowel een jongens- als een meisjesnaam doorgeven. Dat ik die dag een dochter had gekregen hoorde ik pas jaren later.” De dag na de bevalling stond er ineens een rechercheur aan haar bed, vertelt ze. „Lag ik daar, met pijnlijk afgebonden borsten vol moedermelk, ik kon geen kant op en moest zo plastisch en gedetailleerd mogelijk beschrijven hoe de verwekking was gegaan. Nadat ze weg was, heb ik nooit meer wat gehoord.”

‘Vrijwillig’

Venhuizen pakt een map uit de doos en bladert naar haar ‘afstandsverklaring’. „Dit heeft de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) me na haar geboorte laten tekenen. Er staat in dat ik „vrijwillig afstand deed en me totaal bewust was van de gevolgen”. Het houdt haar nog steeds bezig. ‘Er was niets vrijwilligs aan. Ik was zestien en had niets te kiezen.” Buiten het tekenen van het formulier kreeg Venhuizen geen enkele hulp van de RvdK: „Hoe ik mijn dochter zelf zou kunnen opvoeden is nooit ter sprake gekomen.”

Tien dagen na de bevalling keerde ze terug naar huis. „Mijn moeder deed alsof er niets gebeurd was. Ze stuurde me voor een korte vakantie naar Frankrijk en toen ik thuiskwam kon ik niet stoppen met huilen. Dat is het enige moment dat ze me probeerde te troosten en over mijn rug wreef. En nu is het klaar, zei ze daarna, we hebben het er nooit meer over gehad.” Venhuizen maakte de havo af, en begon aan de lerarenopleiding. „Een nichtje zei jaren later: nu pas snap ik waarom je in die periode altijd zoveel huilde.”

Uit de doos die haar dochter aan Ellen Venhuizen naliet. Ze had bewaard wat haar moeder haar schreef. Foto Merin Daleman

Toen haar dochter achttien was, besloot Venhuizen naar haar op zoek te gaan. „Ik schreef de Raad voor de Kinderbescherming dat ik graag contact met haar wilde. Op mijn verjaardag in maart 1993 viel er een kaart op de mat. Mijn dochter feliciteerde me en liet weten dat ik haar mocht schrijven.” Na enkele brieven heen en weer volgde een eerste ontmoeting die bij Venhuizen in haar geheugen staat gegrift. „Ik stapte uit de trein bij Breda, liep de trap af, en daar stond ze; in een geruite blouse, spijkerbroek en van die hoge linnen veterschoenen. We omhelsden elkaar, en toen ik haar rook wist ik meteen: dit is helemaal mijn kind, haar geur herinnerde me aan mijn vader.” Het contact was meteen goed. „We hebben die middag eindeloos gepraat, zo nieuwsgierig waren we naar elkaar.”

In de maanden hierna schreven de twee elkaar veel. Ook spraken ze vaak af, gingen samen op vakantie en toen haar dochter problemen kreeg bij het afronden van haar studie, kwam ze een jaar bij Venhuizen wonen. „Ik kon mijn geluk niet op, leefden we plots met z’n tweeën onder één dak.” Toch gaf dat ook uitdagingen. „Ik was bijna alleen nog maar met haar bezig. In huis zwierf altijd een schriftje waarin we elkaar schreven als de ander op pad was. Mijn toenmalige partner kon dit allemaal niet goed aan, we zijn uit elkaar gegaan.” Over het adoptiegezin van haar dochter wil ze weinig kwijt. „Haar adoptieouders leven nog, ook zij hebben hun verhaal, en ik wil ze niet kwetsen.”

Naarmate de jaren verstrekken kreeg haar dochter meer problemen. „Ze werd neerslachtig, was vaak in zichzelf gekeerd en kon in paniek raken van alledaagse dingen. Ze had net een nieuw huis gehuurd, maar kon het niet op orde brengen.” Omdat Venhuizen zich zorgen maakte, bleef ze een paar nachten logeren, dat werden weken. Een jaar later kochten ze samen een huis in Tiel. „Ik wilde er voor haar zijn, zoals ik dat eerder in mijn leven niet had kunnen doen.” Het waren jaren van intense nabijheid, maar ook van beproevingen. „Mijn dochter had last van extreme stemmingswisselingen en ze worstelde met haar identiteit en jeugd. In gezelschap deed ze altijd enorm haar best, alsof het niet genoeg was om er gewoon te zijn.”

Ellen Venhuizen: „ Ik word nooit meer heel, daar heb ik me bij neergelegd.” Foto Merlin Daleman

De tijd verstreek, maar veel verbetering kwam er niet. „Therapieën, medicatie en vele lieve mensen om haar heen ten spijt viel het leven haar steeds zwaarder.” Na dertien jaar samenwonen escaleerde het toen Venhuizen een nieuwe liefde kreeg. „Dat vond mijn dochter weliswaar fijn voor me, maar ze vond het ook moeilijk en kon me niet loslaten.” Ze besloten weer apart te gaan wonen. „In de jaren daarna zag ik haar amper, al appten we wel regelmatig.”

Erkenning

Begin 2023 lag er ineens een kaart in haar brievenbus. „Mijn dochter schreef dat ze had besloten euthanasie aan te vragen vanwege ondraaglijk psychisch lijden, ze had al toestemming gekregen”, vertelt Venhuizen. „Ik heb vreselijk gehuild toen ik dat las. Maar ondanks de paniek om haar kwijt te raken, heb ik haar nooit gezegd dat ze het niet moest doen. Het was haar keuze, en ik wist dat het een weloverwogen keuze was.” Dertig jaar nadat ze haar kind had teruggevonden, moest Ellen haar nu opnieuw loslaten, dit keer definitief. Wanneer dat moment precies zou zijn wist ze niet, haar dochter hield de datum geheim.

„Twee weken voor ze overleed kwam ze afscheid nemen. Ze was heel mager geworden. Ik zie nu weer hoeveel we op elkaar lijken, zei ze tegen me. We bleven appen en op 20 september 2024, om 14.03 uur liet ze me weten dat ze de dag erna zou sterven.” Venhuizen pakt geëmotioneerd het laatste appje erbij: „Dank je voor wat wij samen hebben mogen beleven, dat ik je heb gekend en dat ik je blijf kennen.”

Na het overlijden van haar dochter besloot Venhuizen om naar buiten te treden. „Zij kan niet meer boos op me worden, en dit is ook mijn verhaal.” Bovendien is het perspectief van moeders zoals zij te lang niet gehoord. „Ik ben mijn dochter verloren, maar er worden nog steeds kinderen geadopteerd vanuit het idee dat we ze daarmee redden.” Maar het is een systeem dat velen heeft gebroken, benadrukt ze. „Hoewel we ook heel gelukkig met elkaar zijn geweest, bleef er altijd iets zitten wat gewoon niet wilde helen.” Ze hoopt dat het onderzoek ook daar aandacht voor heeft. „Er is veel kapotgemaakt, dat moeten we als samenleving erkennen. Ik word nooit meer heel, daar heb ik me bij neergelegd.”

Uit privacyoverwegingen is de naam van Ellens dochter niet vermeld