N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zedenzaak Volgens advocaat Peter Plasman is de van verkrachting, aanranding en mishandeling beschuldigde kunstenaar Julian Andeweg schade aangebracht. „Hij is publicitair aan de schandpaal genageld.”
„Vrijspraak. Vrijspraak. Vrijspraak.” Advocaat Peter Plasman dreunt het woord daarna nog eens drie keer op in de grote zittingszaal van de rechtbank in Amsterdam, waar hij de van verkrachting, aanranding en mishandeling beschuldigde kunstenaar Julian Andeweg verdedigt. Zijn advocaat maakt geen bezwaar tegen het noemen van diens achternaam.
Voor zes van de zeven feiten die de officier van justitie zijn cliënt ten laste legt, is volgens Plasman geen enkel bewijs. Alleen tegen de zevende beschuldiging – jarenlang systematisch huiselijk geweld – voert Plasman geen verweer. Maandag, op de eerste zittingsdag, bekende de 36-jarige kunstenaar zelf de mishandelingen al waren die volgens hem minder frequent en langdurig dan het OM schetste; namelijk elke twee weken tussen 2014 en 2016.
Plasman benadrukt deze woensdag in zijn betoog de schade die zijn cliënt is aangedaan door „het amateuronderzoek” eind oktober 2020 in NRC, waarin twintig vrouwen en mannen de kunstenaar beschuldigden van seksueel geweld, stalking, mishandeling, intimidatie en diefstal. De krant beschreef na eigen onderzoek hoe hij furore maakte in de kunstwereld, en intussen een serie slachtoffers maakte. Plasman: „De carrière van mijn cliënt is toen abrupt beëindigd. Hij is publicitair aan de schandpaal genageld. De tekst ‘Andeweg Verkrachter’ is groot en openlijk onder een Amsterdamse brug geplakt.”
Aangiften van zeven vrouwen
Over de zeven vrouwen die aangiften bij de politie deden, kan hij kort zijn: „Dat is een ernstig ontspoorde heksenjacht geweest, begonnen door twee vrouwen.” De aangiften zijn ingegeven door „kinnesinne” van de vrouwen, aldus de advocaat, een „grote mate van jaloezie” op de carrière van de kunstenaar en de gefrustreerde wens van de vrouwen „een relatie” met zijn cliënt te hebben. Sommigen hebben hun „ernstige psychische problematiek” op „het bord van mijn cliënt” geschoven, of zich „mogelijk een trauma laten aanpraten door hun therapeut”. De strafeis van het OM – drie jaar cel waarvan één jaar voorwaardelijk, een contactverbod, vorderingen van vijfduizend euro per slachtoffer en verplichte therapie – vindt hij dan ook veel te hoog.
Voor deze tweede zittingsdag heeft de verdachte een ander pak aangetrokken. In de rechtszaal draagt hij een gilet, zijn geruite colbert hangt over de stoel. In de gang draagt hij een reflecterende zonnebril. Hij is kalmer dan maandag, toen hij de rechters meermaals verontwaardigd interrumpeerde. De publieke tribune is net als maandag vol met vrienden en bekenden van de vrouwen die aangifte deden. Afgevaardigden van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunst in Den Haag en de Rijksakademie in Amsterdam, waar de Haagse kunstenaar slachtoffers maakte onder medestudenten, zijn afwezig.
In stilte
In stilte hoort de verdachte het requisitoir van de officier van justitie aan. Die benadrukt dat het strafrechtelijk onderzoek al ruim voor de NRC-publicatie begon, al voor de zomer van 2020, en niet pas na publicatie. Toen het OM hoorde van het onderzoek in NRC, is vlak voor publicatie een tap gezet op de telefoon van de verdachte. De afgeluisterde gesprekken, met name die met zijn moeder, dienen nu als belangrijk bewijs in de zaak.
De officier acht alle zeven ten laste gelegde feiten bewezen en neemt uitgebreid de tijd om uit te leggen waarom zij denkt dat er in dit soort zedenzaken geen sprake is van collaborative storytelling, waarbij slachtoffers elkaar een gelijkluidend verhaal vertellen die aangiften onbetrouwbaar maken. Volgens haar is er voldoende ‘schakelbewijs’, omdat de verdachte gedurende meerdere jaren verschillende vrouwen op dezelfde manier behandelde. „Bij vier gevallen besprong de verdachte onverhoeds de vrouw, stak de hand in haar broek en stak zijn vingers in de vagina. Dat was zijn modus operandi.”
Advocaat Plasman is van dat ‘schakelbewijs’ helemaal niet overtuigd. De ene keer betrof het een bekende vrouw, zegt hij, de andere keer was het een vreemde. Soms betastte zijn cliënt de vrouw over haar broek heen, de andere keer zat hij in de vagina. Bovendien had een aantal van de vrouwen die aangifte deed vrijwillig seksueel contact met zijn cliënt, voor én na het moment dat zij nu als verkrachting bestempelen. „Een gewone vrijpartij in het trapgat: zoenen, hand op penis, zoenen, aftrekken, vingeren, zoenen – en als de vrouw zegt: ‘Au dat doet pijn, dat wil ik niet’, dan houdt mijn cliënt er op zeker moment mee op. Iedereen kan hier een oordeel over vellen, maar geen strafrechtelijk oordeel.”
Vrije seksuele moraal
In zijn pleitnota raadt Plasman de rechters aan „een bril op te zetten van tien jaar geleden”, toen sommige ten laste gelegde delicten plaatsvonden. Toegegeven, zijn cliënt had een vrije seksuele moraal, „misschien te vrij”. Maar er is ook sprake van „fundamenteel gewijzigde opvattingen over wat normaal is in de omgang en wat niet. Tegenwoordig moet je zo ongeveer een contract bij je hebben voordat je met iemand seks hebt. U moet zich als rechtbank realiseren dat u met de bril van nu op oordeelt over feiten van tien jaar geleden.”
De advocaat van de slachtoffers verweert zich: „Ook als iemand in een café tegen je aan komt staan, ook als je staat te zoenen, ook als iemand gevleid is of tegen je opkijkt, betekent dat niet dat het oké is om zomaar, onverhoeds, je vinger in iemands vagina te steken. Dat heet verkrachting in 2013, dat is het in 2015, en dat is het nu.”
Nou, stelt de advocaat van de verdachte: „Als je zoent, mag je best heel vaak in de vagina. Dat is een kwestie van aftasten. Maar zoals mijn cliënt afgelopen maandag al aangaf: het kán dat hij die signalen niet altijd goed opving.”
De voorzitter geeft het laatste woord aan de verdachte. „Ik heb niets toe te voegen aan wat mijn advocaat zegt”, vertelt hij. „Ik zou natuurlijk nog van alles willen zeggen over wat het met me doet, maar dat is nu niet aan de orde.”
De uitspraak volgt op 4 september.