Minister van Asiel en Migratie Marjolein Faber (PVV) kan naar schatting 1 miljard euro besparen als zij de asielopvang in Nederland beter organiseert. Dat schrijven de Raad voor Openbaar Bestuur (ROM) en Adviesraad Migratie (AM) woensdagavond in een ongevraagd adviesrappoort, gericht aan minister Faber.
De adviesorganen vellen een hard oordeel over het huidige asielbeleid. Nederland zakt „herhaaldelijk” door de „humane ondergrens”. Doordat maatregelen constant in „crisissfeer” worden genomen, maakt de regering „onnodig” hoge kosten, aldus de adviesraden.
Zo is de opvang door een gebrek aan structurele financiering en „verwaarlozing” volgens de adviesorganen de afgelopen jaren teveel afhankelijk geworden van relatief dure noodlocaties. Daarnaast komt de samenwerking tussen het Rijk en lagere overheden niet tot stand en ontstaat er onrust bij burgers door het huidige beleid.
‘Rijk cultiveert een crisissfeer’
De overheid heeft deze situatie zelf gecreëerd, schrijven de ROM en AM. Het Rijk „cultiveert” immers een crisissfeer, waardoor het beeld ontstaat dat er geen grip op migratie is.
In een nuchtere beschouwing van de asielopvang ligt dan ook de oplossing, zo adviseren de auteurs. Door de asielopvang als „gewone maatschappelijke opgave” te zien, kan de crisissfeer gedempt worden. Concreet wordt het voorstel gedaan om dure noodopvanglocaties te vervangen voor reguliere opvangplekken en met „realistische, meerjarige begroting” te werken voor uitvoeringsorganisaties in de asielketen. Ook moeten er meer afspraken gemaakt worden tussen het Rijk een lokale overheden over bijvoorbeeld de verdeling van asielzoekers.
Of de regering deze adviezen over zal nemen, is de vraag. De huidige plannen van het Kabinet omtrent asielopvang vergroten juist de problemen, aldus de adviesorganen. Het rapport noemt onder andere het plan om de Spreidingswet in te trekken als voorbeeld.
Ook het plan om gemeentes niet langer te verplichten statushouders voorrang te geven voor sociale huurwoningen en in plaats daarvan met „sobere doorstroomlocaties” te werken, is „naïef”, aldus de adviesorganen. Op termijn zullen statushouders immers gehuisvest moeten worden, anders verworden de doorstroomlocaties volgens de auteurs tot „dicht-slib-locaties”.
Waar woont de patiënt? Dat is de eerste vraag die artsen moeten invullen als ze het Europese risicomodel voor hart- en vaatziekten gebruiken. Op het bijbehorende kaartje is Nederland groen gekleurd, Duitsland geel en Polen oranje, net als een paar andere Midden-Europese landen. Huisarts en onderzoeker Janet Kist gebruikt het model in haar praktijk en kiest regelmatig voor de Poolse categorie: ‘hoog risico’, ook al wonen haar patiënten niet in Polen maar in een achterstandswijk in Den Haag.
Door die keuze adviseert het model sneller in te grijpen. Iemand krijgt bijvoorbeeld sneller het advies bloeddruk- of cholesterolverlagers te overwegen, of om hun leefstijl te veranderen. Voor haar patiënten, vaak mensen met lage inkomens, kan dat het verschil maken tussen leven en dood.
Lees ook
Hindostanen hebben twee keer zo grote kans op een hartkwaal
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk keer op keer dat het risico op hartkwalen sterk samenhangt met welvaart. Wie arm is, heeft een grotere kans te overlijden aan hart- en vaatziekten. Dat verklaart waarom Polen, een land met relatief lage welvaart binnen Europa, een ‘hoog risico’ kent in het Europese model. Maar het model zou ook rekening moeten houden met welvaartsverschillen binnen landsgrenzen, vindt Kist. „Als je bijvoorbeeld veertig bent, je rookt niet en je hebt een hoge bloeddruk. Dan zeggen we nu tegen al die mensen hetzelfde: jouw risico is laag.”
Tegen mensen met een laag inkomen zou je moeten zeggen: we weten dat in jouw geval je risico eigenlijk veel hoger is
Dat is te algemeen, zegt Kist. „Tegen mensen met een laag inkomen zou je moeten zeggen: we weten dat in jouw geval je risico eigenlijk veel hoger is. Dus laten we er wat bij optellen. Je zou een vermenigvuldigingsfactor kunnen toekennen, waardoor ze bijvoorbeeld niet 5 procent risico hebben op hart- en vaatziekten in de komende tien jaar, maar 7,5 procent.”
Sterfte
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceerde vorige maand een nieuwe dataset, waarin het inkomen en vermogen van alle Nederlanders voor het eerst is gekoppeld aan de gegevens over sterfte door hart- en vaatziekten van diezelfde persoon. De cijfers laten zien hoe groot de verschillen binnen Nederland zijn. Van de mensen met de hoogste welvaart sterft jaarlijks elf op tienduizend aan hartklachten. Bij de laagste welvaartsgroep zijn het meer dan 33 sterfgevallen, ruim drie keer zo veel.
Wanneer je lokaal kijkt is de ongelijkheid soms nog groter zegt Kist, die verschillende analyses in de provincie Zuid-Holland deed. „Daar zagen we verschillen die lopen van de allerlaagste Nederlandse risico’s tot ongeveer het niveau van Polen.” In Polen sterven jaarlijks 46 van de tienduizend mensen aan hart- en vaatziekten.
De oorzaken voor de ongelijkheid zijn grotendeels bekend. Mensen met een lagere sociaaleconomische positie hebben bijvoorbeeld een minder goede toegang tot de zorg. „Ik heb in de spreekkamer regelmatig mensen die pas laat bij mij komen terwijl ze wel ernstige dingen hebben, of bepaalde onderzoeken niet willen omdat ze toch bang zijn voor extra kosten”, zegt Kist. Daarnaast is leefstijl een belangrijke verklaring voor de gezondheidskloof. Mensen met een lager inkomen roken meer, eten ongezonder en bewegen minder.
Maar ook chronische stress speelt volgens Kist een steeds grotere rol bij het hoge aantal hartproblemen. „Het is best ingewikkeld leven in Nederland als je in een lagere sociaaleconomische positie zit. Je moet wel tien verschillende regelingen aanvragen om op een normaal inkomen te komen. Vroeger kreeg je gewoon een bijstandsuitkering. Dat was het dan. Nu moet je voor je koelkast, voor je kinderen en voor je zorgtoeslag allemaal apart aanvragen indienen. Door de toeslagenaffaire zijn mensen ook nog eens heel bang dat ze iets hebben aangevraagd en ze dat later weer moeten terugbetalen.”
Gegroeid
Het verschil tussen de armste en rijkste Nederlanders kromp jarenlang, maar is sinds 2012 weer gegroeid, blijkt uit de cijfers van CBS. Terwijl het aantal dodelijke hartproblemen onder rijke mensen bleef teruglopen, stagneerde het voor de laagste welvaartsgroep. Inmiddels is de ongelijkheid even groot als in 2006.
„De afgelopen tien jaar is er heel veel aandacht geweest voor leefstijl”, zegt hoogleraar economie Marike Knoef van de Tilburg University. Overheidsmaatregelen waren vooral gericht op voedsel, op sporten, op individueel gedrag. „Maar je ziet dat het juist een effect heeft gehad op de mensen die al relatief gezond zijn. Waardoor het gat tussen mensen in hoge en lage welvaartsgroepen over het algemeen niet kleiner geworden is.”
Knoef was vorig jaar als voorzitter betrokken bij een kabinetsadvies van de Sociaal-Economische Raad. „Een van de hoofdboodschappen was dat je niet zozeer op die individuele verantwoordelijkheid zou moeten hameren, maar ook juist wat aan het systeem moet doen. Hoe ziet de arbeidsmarkt eruit? Hoe ziet de sociale zekerheid eruit? Hoe ziet de leefomgeving eruit? Die zijn allemaal heel bepalend voor de gezondheid.”
De gezondheidskloof bestaat niet alleen bij hartkwalen, maar bij allerlei gezondheidsproblemen. De 20 procent meest welvarende mensen in Nederland leven daardoor ruim acht jaar langer dan de 20 procent minst welvarende mensen. Wie welvarend is, leeft bovendien 24 jaar langer in goede gezondheid.
Wetenschappers doen al tientallen jaren onderzoek naar de precieze oorzaken voor die ongelijkheid, inmiddels gaat de discussie steeds vaker over de oplossing. Dat roept fundamentele vragen op over de rol van de geneeskunde, zegt Kist. „De ongelijkheid kunnen wij als artsen niet oplossen. Dat is niet aan de zorg. Maar een deel ligt wel bij ons: moeten we in Nederland gelijke zorg blijven geven? Of moeten we een stapje bijzetten voor mensen waarvan we weten dat ze hogere risico’s hebben?”
Lees ook
Sociale klasse is bepalender voor je leven dan waar je woont, zegt het SCP
Vlak na de wereldpremière van Study for life (1981) voor sopraan, elektronica en licht kreeg Kaija Saariaho bericht van de erven van de Amerikaanse Brit T.S. Eliot: ze had een fragment uit Eliots apocalyptische gedicht ‘The hollow men’ gebruikt, en de dichter had het toonzetten van zijn teksten expliciet verboden. Dus lag Study for life vervolgens decennia op de plank. Maar nu vormt het werk toch het vertrekpunt voor een interdisciplinaire hommage aan Saariaho door choreograaf Tero Saarinen en ensemble Asko|Schönberg. De voorstelling Study for life ging 24 juni in première in het Amsterdamse Muziekgebouw, als onderdeel van het Holland Festival.
Op papier staat dit eerbetoon als een huis. Saariaho (1952-2023) geldt met haar iriserende klankpalet als een van de boeiendste componisten van onze tijd. Study for life was haar eerste poging tot muziektheater en plaatst haar oeuvre bovendien mooi in een kader: een vroeg ‘verloren’ werk dat ze kort voor haar dood bewerkte. In 2018 kreeg Saariaho (inmiddels wereldberoemd) namelijk alsnog toestemming Eliots fragment te gebruiken en maakte ze een nieuwe versie, die in 2022 in première ging.
Toch kwam de voorstelling moeizaam op gang. Dat lag deels aan de muziek: Study for life bevatte vlagen van kenmerkende lyriek, maar soms ook een knoestige logheid, en het verdronk te vaak in kitscherige galm. Het lag ook aan de zware, donkere choreografie van Saarinen. Op de spiegelzwarte vloer, omringd door tribunes, vormden musici en dansers in flakkerend hel wit licht grillige lichaamssculpturen en tableaus, waarbij ze getormenteerd in de verte tuurden. De vijf composities op het programma waren bovendien ingebed in een rauwe noise-soundscape van Tuomas Norvio, die in combinatie met stroboscooplicht een wat eendimensionale Berghain-annex-Onderwereld-sfeer opriep.
Pas toen cellist Sebastiaan van Halsema op een plat karretje het podium op was gereden voor de elektronisch vervormde cellosolo Petals ontstond er iets: frêle, dan weer bulderende cellolijnen kregen fijnzinnig weerwoord van twee dansers, die elkaar in een schrijnend duet als poppen bewogen. Ook erg sterk was de overgang van een verzameling individualistische, robotische of juist geëxalteerd-bezeten bewegingsroutines naar een collectief, Boukje Schweigman-achtig rondzwiepen.
De tweede helft van de voorstelling, waarin het aandeel live muziek flink toenam, vergaarde gaandeweg momentum. Sopraan Raquel Camarinha zong vervoerend in Quatre instants nr. 1, ‘Attente’, met een stralend helder en toch fluwelig warm geluid. De dansers duwden nog meer karretjes de vloer op, met daarop de rest van het ensemble, en Asko|Schönberg gaf een zinderende uitvoering van Lichtbogen. Terwijl een langgerekt grijzig geluid openbrak in alle mogelijke kleuren, hield een danser een karretje rechtop om een lichtbundel te breken: schitterend beeld.
Een vreemd en verrassend hoogtepunt was een duel tussen slagwerker Joey Marijs en een danser, die trommelden en wreven over een met contactmicrofoons uitversterkt karretje. Sopraan Camarinha kreeg niettemin het laatste woord in Quatre instants nr. 3, ‘Parfum de l’instant’: gevangen in een trechter van lichtend gaas, omzwachteld door een elektronisch floers, zong ze etherisch en glashelder. Zo ging de voorstelling van duistere zwaarte naar licht, maar helaas zonder dat die boog echt op spanning kwam te staan.
Een echte goednieuwsshow op televisie, daar knapt een mens zo van op. Het is een moeizaam genre: doorgaans is het pas nieuws is als er iets opvallend misgaat. Anders is het gaapverwekkend. SBS6 heeft het geprobeerd, Sonja Barend heeft het geprobeerd. NU.nl heeft er een aparte rubriek voor. Die rubriek meldt deze week: ‘EU-websites toegankelijker’. ‘Gratis bibliotheekpas voor arme Limburgers’. Saai saai saai. Alleen van ‘Bouwvakkers Schiedam redden kat uit puin’ ging mijn hart sneller kloppen.
Gelukkig is er Raven van Dorst met haar goednieuwsshow Parels voor de Zwijnen (NPO 3) – een van de beste tv-programma’s van het jaar. Hierin stappen onbekende Nederlanders op een podium van vier strobalen en zingen of zeggen wat ze op het hart ligt. Van Dorst doet me denken aan de vroege Paul de Leeuw: ongeremd, vrolijk, de presentator maakt grappen over de rare aardappels die die ontvangt maar praat met ze zonder te oordelen en in een warm bad van empathie.
Maar eerst even het slechte nieuws. Dat kwam vooral van Argos (NPO 2) dat gedwongen uitzettingen onderzocht. Nederland zet jaarlijks 1.700 uitgeprocedeerde asielzoekers het land uit, één op de tien met geweld. Vooral schokkend: dat geweld wordt deels „preventief” gebruikt, zelfs tegen moeders en kinderen. Wanneer een kind schreeuwde van angst dan werd de „kaakfixatie” ingezet. Dit is Nederland. Mensen die niets anders misdaan hebben dan asiel aanvragen, worden daarvoor gestraft met marteling. Dit krijg je ervan als je stelselmatig asielzoekers demoniseert.
Monster
De neiging om een monster te creëren waartegen je gezamenlijk kunt strijden, werd in bredere zin behandeld in Arnon Grunbergs Het Filosofisch Kwintet (NPO 2) . Moderne monsters kunnen asielzoekers zijn, AI, of „iemand die een hele uitroeiing in gang zet”. Die behoefte tot versimpeling komt volgens de aangeschoven filosofen voort uit onze overdreven behoefte aan veiligheid.
Ze zaten wel een beetje langs elkaar heen te praten. De Vlaamse filosoof Dimitri Goossens, een Hagrid-achtige verschijning, onderzoekt horror en het abjecte. Voor hem zijn monsters vertalingen van onbewuste angsten, of ongemak met het lichamelijke. De andere filosofen waren meer thuis in de praktische, politieke betekenis. Ze waren niet zozeer bezig met monsters in de krochten van de geest, als wel met vijandbeelden, demoniseren. Over één ding waren ze het eens: wie het monster in de bek wil kijken, moet zichzelf in de bek kijken. Praat met je innerlijke Trump.
Raven van Dorst ontving een jongetje dat een vogelhuisje in elkaar zette en met een man die zijn overgewicht kwijtraakte na een maagverkleining. De gescheiden Rebecca reageerde haar huwelijksleed af op de ‘woedekamer’ waarvan ze het interieur mocht slopen („Alles gaat kapot, behalve Rebecca!”). Verder bracht de verstandelijk beperkte rapper King Stan een ode aan zijn moeder: „Kijk naar mij mama.” Een depressieve man in een rok die graag dood wil („Geef me godverdomme gewoon een spuitje”) droeg een sonnet voor dat eindige met: „Het leven is geen ponykamp.”
Het geheim van een goede goednieuwsshow: je ogen niet sluiten voor het slechte nieuws wat ermee gepaard gaat. Parels voor de Zwijnen gaat over veerkracht, de kleine mooie dingen, en dat je ellende soms zelf kan beëindigen. Een slecht huwelijk, een depressief leven, een dik lichaam – alles gaat voorbij.