N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Godfried Engbersen, voorzitter Commissie sociaal minimum Het kabinet moet inkomensregelingen vereenvoudigen, vindt de Commissie sociaal minimum. Want mensen met de laagste inkomens verdwalen er nu in. Nederland kan van andere landen leren.
Het toekomstige kabinet moet de inkomensregelingen snel versimpelen, en daarbij ook taken terugnemen van gemeenten. Dat heeft de Commissie sociaal minimum donderdag geadviseerd.
Volgens de commissie, ingesteld door Rutte IV, is een „doolhof ontstaan” van landelijke, lokale en particuliere ondersteuning voor de laagste inkomens. Burgers verdwalen daarin.
De commissie berekende in juni welk bedrag huishoudens in Nederland minimaal nodig hebben om mee te kunnen draaien in de samenleving. Op basis daarvan adviseerde ze toen, in een eerste deelrapport, de minimuminkomens te verhogen, bijvoorbeeld door een extra verhoging van minimumloon en bijstand, en de financiële positie van gezinnen met kinderen te verbeteren. Het demissionaire kabinet maakte daarna, op Prinsjesdag, bekend huurtoeslag en kindgebonden budget te verhogen. De Tweede Kamer wil nog een extra verhoging van minimumloon, bijstand en AOW, bleek vorige week.
„Wij zijn blij met die maatregelen”, zegt commissievoorzitter Godfried Engbersen. „Die zijn in de geest van ons eerste rapport.” Maar een simpeler stelsel is net zo noodzakelijk, zegt hij, „om te zorgen dat mensen hun toeslagen durven aan te vragen en geen hoge terugvorderingen meer krijgen”. Dat vergt volgens zijn tweede rapport „grote aanpassingen”.
Zo is het voor mensen met de laagste inkomens te bepalend geworden in welke gemeente ze wonen. De commissie vergeleek de inkomensondersteuning van zeventien gemeenten. „Bij de ene gemeente bleek een paar met twee kinderen 150 euro per maand meer te krijgen dan in de andere”, zegt Engbersen. „Burgers worden in gelijke gevallen ongelijk behandeld.”
Daarom zou het volgende kabinet volgens de commissie weer gemeentelijke taken naar zich moeten terughalen, zoals aanbieden van een collectieve zorgverzekering voor deze groep. Ook zou dat kabinet grote lokale verschillen moeten terugdringen door zélf voorwaarden vast te stellen voor gemeentelijke minimaregelingen.
Financiële prikkels
De commissie gaat ook in op kritiek die klonk op haar eerste rapport. Met hogere uitkeringen wordt de stap naar werk minder aantrekkelijk, waarschuwen sommige economen. De commissie adviseert het volgende kabinet dit risico te accepteren. Dat is nu eenmaal de prijs om mensen een leefbaar inkomen te geven.
Maar de commissie corrigeert ook de gedachte dat mensen zich alleen laten leiden door financiële prikkels. Meer zekerheid en begeleiding naar werk stimuleert mensen óók, schrijft ze. En juist op die begeleiding is de laatste decennia veel bezuinigd. Ook zou het helpen als mensen die vanuit de bijstand een kleine deeltijdbaan accepteren, een groter deel van de extra verdiensten mogen houden.
Voor veel mensen in de bijstand is een betaalde baan te hoog gegrepen. Nu gaat het beleid er volgens de commissie nog te veel vanuit dat er voor iedereen plaats is op de reguliere arbeidsmarkt. „Maar voor sommige mensen is die stap simpelweg te groot”, zegt Engbersen. Bijvoorbeeld voor zeer laaggeletterden of mensen met gezondheidsproblemen. Voor hen moet het kabinet volgens de commissie aan andere oplossingen denken, zoals vrijwilligerswerk of ‘basisbanen’. Daarbij regelt de gemeente maatschappelijk relevante banen tegen het minimumloon, zoals helpen in een buurthuis of op een basisschool, of ouderen in de wijk bezoeken voor een praatje.
Écht simpel zullen de inkomensregelingen nooit worden, zegt Engbersen. Dat bleek ook uit een vergelijking door de commissie van de inkomensondersteuning in Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, België en Frankrijk. Al die stelsels bleken complex. Maar ieder stelsel had wel aspecten waar Nederland van kan leren. In België, bijvoorbeeld, hoeven ouders voor de kindregelingen zelf geen gegevens aan te leveren. Rond de geboorte doen ze één aanvraag, daarna verandert het bedrag vanzelf met de leeftijd en levenssituatie.
Wat ook opviel: veel landen hebben regelingen die de positie van kinderen verstevigt. Daar kan Nederland volgens de commissie van leren, omdat kinderen hier nog te vaak de dupe zijn van de situatie van hun ouders. Zij worden bijvoorbeeld afgesloten van warm water of energie, omdat hun ouders de rekening niet kunnen betalen.
Kinderen moeten daarom een wettelijk recht krijgen op basisvoorzieningen als gas, water en licht, vindt de commissie. Dan zal een nutsbedrijf hen niet meer zomaar mogen afsluiten. In sommige gevallen, bijvoorbeeld als de ouders in de gevangenis zitten, moeten gemeenten ook rechtstreeks geld kunnen overmaken aan minderjarigen, zodat zij in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Engbersen: „Dat is nu heel moeilijk.”
Nieuwe tijdgeest
De commissie stelt geen aanpassing voor van de manier waarop het sociaal minimum nu halfjaarlijks verhoogd wordt. Uitkeringen als bijstand en AOW stijgen mee met het minimumloon, dat op zijn beurt de ontwikkeling van cao-lonen volgt.
Wel zou er iedere vier jaar een nieuwe Commissie sociaal minimum moeten komen, die aan het kabinet rapporteert of al deze bedragen nog passen bij het kostenniveau, en bij de uitgaven die nodig zijn om mee te doen in Nederland.
Daar kun je ook risico’s in zien. Als je de uitkeringen iedere vier jaar evalueert, creëer je ook een gelegenheid om te besluiten: dat mag soberder. Nu pleiten politici en experts in groten getale voor ruimere uitkeringen, deels door een veranderde tijdgeest. Wat als die weer omslaat? Dan zou een kabinet zomaar, op advies van een nieuwe commissie, kunnen voorstellen dat je in de bijstand voortaan geen geld meer hoeft te hebben voor verjaarscadeautjes, hobby of abonnement.
Engbersen is daar niet bang voor. De bijstand is nu eenmaal bedoeld om inkomensbescherming te geven én mee te doen in de samenleving. „Ik denk dat men daar niet snel van af kan stappen.”
Het mooie van zo’n vierjaarlijkse evaluatie vindt hij dat een Commissie sociaal minimum tot in detail kan controleren of nog aan die uitgangspunten voldaan wordt. Ook door te praten met een doorsnee van mensen uit de samenleving, onder wie mensen die zelf van een minimuminkomen leven.
Uit zulke gesprekken bleek nu bijvoorbeeld dat gezinnen óók voor 12- tot 17-jarige kinderen een laptop en een mobiele-internetbundel nodig hebben, voor hun huiswerk.
Om nu zonder schaamte mee te doen in de samenleving, is meer nodig dan voedsel en een dak boven je hoofd, zegt Engbersen. Zo schreef filosoof en econoom Adam Smith dat je tegenwoordig – in de achttiende eeuw – toch echt een linnen shirt en leren schoenen nodig hebt. Maar nu, zegt Engbersen, „in een hoger ontwikkelende samenleving, heb je meer nodig.”
Tot de euro nauwkeurig
Over versimpelen of afschaffen van toeslagen doet de commissie evenmin concrete aanbevelingen. Daarover zijn er al genoeg rapporten met concrete voorstellen geschreven, vindt ze. Nu is het aan de politiek om daarover beslissingen te nemen.
Maar dat systeem moet wél drastisch versimpeld worden, schrijft de commissie. Mensen moeten meer zekerheid krijgen over het inkomen dat zij ontvangen, zonder te hoeven vrezen voor een terugvordering.
Het Nederlandse beleid is doorgeschoten in de wens om „tot op de euro nauwkeurig” te bepalen wat ieder huishoudtype nodig heeft, schrijft de commissie. Een stelsel dat zó precies wil zijn, leidt tot complexiteit en onvoorspelbaarheid. De politiek zal volgens de commissie moeten accepteren dat een simpeler stelsel straks minder gericht wordt, waardoor vaker geld kan terechtkomen bij mensen die dat niet nodig hebben.
Lees ook: Van armoedeval tot werkloosheid: het debat over bestaanszekerheid kent grote dilemma’s
Versimpelen van de inkomensregelingen zal de bestaanszekerheid in Nederland vergroten. Daarvan is Engbersen overtuigd. Maar zijn commissie vindt ook dat dit woord, nu populair onder politici, breed uitgelegd moet blijven worden. Ze adviseert nu alleen over financiële bestaanszekerheid. „Maar er is ook een tekort aan betaalbare woningen”, zegt Engbersen. „Veel mensen zijn onzeker over hun inkomen door flexibele arbeidscontracten. En de gezondheidsverschillen zijn nog te groot in Nederland.”
Als de politiek écht meer bestaanszekerheid wil, zegt Engbersen, „zal ze op al die terreinen aan de slag moeten”.