Vakbond FNV verwacht deze maand bij zeker twintig bedrijven en instellingen actie te voeren tegen het verdwijnen van vroegpensioen voor mensen met zwaar werk. Onder meer in de bouw- en zorgsector voeren werknemers protestacties. Bij het spoor, in de Rotterdamse haven en op Schiphol vinden stakingen plaats.
De huidige Regeling Vervroegde Uittreding (RVU), waarbij mensen met zwaar werk al met 64 jaar kunnen stoppen, loopt tot eind 2025. Over verlenging zijn geen afspraken gemaakt.
De regeling is opgenomen in tientallen cao’s – ook in de cao uitgeverijbedrijf, waar werknemers van NRC onder vallen. Volgens het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gelden die voor zo’n 2,9 miljoen mensen. Hoeveel van hen in aanmerking komen voor vroegpensioen is niet bekend, wel dat de afgelopen drie jaar circa 25.000 werknemers via de RVU met vroegpensioen gingen.
Lees ook
Voor zware beroepen dreigt doorwerken tot de AOW-leeftijd. ‘De laatste maanden voor de eindstreep voelen loodzwaar’
Na protesten uit de bouwsector en van de politie zei minister Eddy van Hijum (SZW, NSC) vorige week dat hij wil praten over een blijvende vroegpensioenregeling. Vakbond FNV is van plan de acties door te zetten.
De Nederlandse Politiebond heeft laten weten dat zijn leden volgende week niet ingrijpen bij een demonstratie van Extinction Rebellion. Ook bij NS zal personeel staken, op woensdag 11 september tussen vier en acht uur ’s ochtends. De grootste vakbond voor rijdend personeel, VVMC, doet niet mee aan de actie. Het is daarom onduidelijk hoeveel treinen er zullen rijden.
Alle 17.000 NS-werknemers vallen nu onder de vroegpensioenregeling. Daar is volgens Karel de Buijzer, bestuurder bij FNV Spoor, genoeg reden voor: „Conducteurs, machinisten en onderhoudsmedewerkers draaien onregelmatige diensten, van ’s ochtends vroeg tot laat in de nacht.” Daar komt bij dat reizigers conducteurs en veiligheidsmedewerkers vaak „ronduit onbeschoft” behandelen. „Dat houd je echt niet vol tot je 67ste.”
Verschillende criteria
Aan welke criteria een werknemer moet voldoen voor vroegpensioen verschilt per cao. De cao voor verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg en jeugdgezondheidszorg bepaalt dat iemand ten minste 45 jaar in de zorg moet hebben gewerkt. Bij deze cao zijn ongeveer 463.000 werknemers aangesloten. Voor de 213.000 werknemers die onder de ziekenhuis-cao vallen, is dat tien jaar.
In de metaal- en technieksector geldt een ander criterium, vertelt FNV-onderhandelaar Peter Reniers. „Werknemers mogen nu de RVU gebruiken als ze onregelmatige werktijden hebben of een uitvoerende functie.” Volgens Reniers is een regeling in de metaalsector meer dan nodig. „We komen veel versleten gewrichten tegen. 28 procent van de 66-jarigen die onder onze cao vallen, is arbeidsongeschikt. Dat cijfer liegt er niet om.”
Als alle certificaathouders van Triodos zo idealistisch waren als Jan Vellekoop, was de beursgang van de groene bank uit Zeist deze woensdag zeer waarschijnlijk niet nodig geweest. Na een oproep in de economie-nieuwsbrief van NRC, afgelopen maandag, stuurde Vellekoop een reactie. „Ik ben een van die grijze knarren, die al heel lang geleden uit ideologische motieven aardig wat certificaten Triodos heeft gekocht. Dit met de verwachting, maar niet de zekerheid!, dit geld ooit terug te kunnen ontvangen”, schrijft hij. Ethisch beleggen betekent voor hem ook: alleen geld inzetten dat je over hebt.
Dus toen Triodos tijdens de coronaperiode in de problemen kwam omdat te veel certificaathouders hun stukken bij de bank wilden inleveren, bleef Vellekoop rustig zitten. „In de afgelopen decennia heb ik meer ideologisch gedreven initiatieven ondersteund. […] Misschien is dit wel naïef, maar ik voel me er goed bij.”
Helaas voor Triodos was hij een uitzondering. De ophef onder certificaathouders, de juridische strijd die daarop volgde en de schikkingen die de bank moest treffen, luidden het einde in van Triodos als onafhankelijke, private bank. Vellekoop: „Het lijkt er nu toch op dat ‘geldwolven’ het wellicht voor iedereen verpest hebben en de bank zelfs om zeep wilden helpen?!”
Om zeep geholpen is Triodos niet, maar deze woensdag komt er wel een einde aan de bank zoals die eind jaren zeventig bedacht en opgericht is. „De bank is niet doel op zich”, zei medeoprichter Paul Mackay in 1988 tegen NRC. „Het gaat er enerzijds om mensen de mogelijkheid te geven bewust met geld om te gaan, en anderzijds om maatschappelijk relevante initiatieven van de grond te krijgen.”
Eendagsvlieg
Een andere oprichter, Bart Jan Krouwel, kijkt met weemoed terug op de afgelopen periode. „Het is triest dat iets wat zo mooi begonnen is, nu hierop uitdraait”, zegt hij aan de telefoon. „De bank draait hartstikke goed, maar door de rechtszaken en daaruit volgende schikkingen staan er voor het eerst rode cijfers onder de streep. Het is beschamend dat partijen zo met elkaar omgegaan zijn in de juridische strijd over de certificaten.”
Krouwel was de eerste directeur van de Triodos-bank. „We hebben destijds goed nagedacht over wat we wilden en om die reden een administratiekantoor 100 procent eigenaar van de bank gemaakt. Zodat de bank niet in vijandige handen zou kunnen vallen.” Zelfstandigheid, zagen de oprichters, was cruciaal om de ideële koers van de bank te garanderen. „In de bankenwereld werden we afgedaan als een eendagsvlieg. Nou ja, dat is nu 45 jaar geleden.”
Toen de ellende over de certificaten tot een kookpunt kwam en het voortbestaan van de bank in gevaar kwam, hoopte Krouwel nog even dat Triodos onderdak zou vinden bij de Volksbank. „Dat was binnen het Nederlandse bankenlandschap toen de enige plek waar Triodos zou passen, beter dan bij de Rabobank.”
Nu wordt het dus een beursgang. Om zijn duurzame karakter te behouden, wil Triodos zich meer richten op Nederland, blijkt uit de vorige week gepubliceerde prospectus. De bank wil hier onder meer groeien door de introductie van nieuwe producten, zoals hypotheken voor huizen die met natuurlijke materialen zijn gebouwd. Het betekent dat de aanwezigheid in België en Duitsland waarschijnlijk wordt afgebouwd, staat te lezen in het beursdocument. De Nederlandse tak is goed voor de helft van alle leningen aan klanten.
Berusting
Oprichter Krouwel berust in de gang van zaken. „Ik heb zelf ook voor de huidige oplossing gestemd”, zegt hij. Toch is hij „angstig” over wat er nu aankomt. „De grote vraag wordt wie er zullen instappen, wie de certificaten kopen. Als dat grote beleggers zijn en ze verzamelen genoeg certificaten, dan kunnen ze gaan meesturen in de koers van de bank.”
NRC-lezer Terpstra, die ook reageerde op de oproep van maandag en zelf certificaathouder is, is optimistisch over de kansen van Triodos op de beurs. „Niet om de winst, want die maak ik voorlopig echt niet. Maar binnen een wereld waar geld geldend is en Triodos mee moet, kan deze stap de bank meer opleveren aan invloed. Tenminste, dat hoop ik.”
Dat de Rabobank met 4 procent van de certificaten hoofdaandeelhouder is, zouden handelaren volgens Terpstra kunnen zien als steun voor de beursgang. „Ik neem niet aan dat de Rabo aandelen koopt als een soort charitatieve handeling. Zelf heb ik mijn certificaten niet aangeboden. Ik houd ze voorlopig vast en zie wel welke ontwikkelingen er komen. En ik denk dat met mij er velen zo zijn.”
Ook Krouwel ziet de beursgang niet als einde van een tijdperk, zegt hij desgevraagd. „Nee, zo ernstig is het nog niet. Als de bank goed blijft presteren, is er weinig reden van je certificaten af te willen. Doorgaan met de missie zoals die ooit door ons is bedacht, dát is de opdracht.”
De lichten in de trein flitsen aan. De airconditioning begint te blazen. „Welkom in de Dag van het ov-express”, klinkt de intercom in de trein op perron 2 van Utrecht Centraal.
Deze hagelnieuwe Intercity Nieuwe Generatie (ICNG) moet maandagmorgen de deelnemers aan het jaarlijkse ov-congres vervoeren naar het Spoorwegmuseum. Voor de 25ste keer houdt het openbaar vervoer daar een van zijn belangrijkste bijeenkomsten van het jaar.
En dan valt de trein stil.
De conducteur meldt zich opnieuw: „Door technische problemen met het materieel kunnen wij nog niet vertrekken.” De rest is onverstaanbaar. De omroepinstallatie in de nieuwe trein hapert.
Het is niet de eerste keer dat een ICNG, waarmee NS vooral rijdt op de HSL Zuid, kampt met problemen. Met name de tussendeuren en het remsysteem kenden veel kuren. Die zouden nu moeten zijn opgelost.
De reizigers, voor het overgrote deel werkzaam in de ov-sector, stoten elkaar aan. „Technische problemen… juist nu. En juist met deze trein.” Na tien minuten start de trein opnieuw op en kan hij onderweg naar het Spoorwegmuseum in het voormalige station Maliebaan.
Treinstakingen
De valse start van de Dag van het ov tekent de huidige zorgelijke toestand van het openbaar vervoer in Nederland.
Verstoringen, bezuinigingen, dalende opbrengsten, stijgende kosten. En de afgelopen weken de treinstakingen. Dinsdag leggen medewerkers van NS opnieuw het werk neer. Deze keer in het noordwesten en oosten van Nederland. Ook in de rest van het land schaden de acties de dienstregeling. Het is de vierde regionale staking met landelijke gevolgen.
Wouter Koolmees, president-directeur van NS, zou in het Spoorwegmuseum komen praten over de toekomst van het ov in Nederland. Nu ging het maandag in zijn bijdrage aan het congres vooral over de stakingen. „Sorry”, zei hij twee keer op het podium, „mijn hoofd is er vanmiddag niet bij.” Anderhalve week is de baas van het grootste ov-bedrijf van Nederland bezig met stakingen en cao-onderhandelingen. Op het plein voor het museum moet Koolmees ’s middags alle nieuwszenders te woord staan over de acties.
Vrijdag deed NS een stapje in de richting van de bonden – iets meer loon, een verbeterde zwaarwerkregeling – maar dat bod wezen de twee belangrijkste vakbonden teleurgesteld af. VVMC en FNV roepen hun leden opnieuw op te staken. De twee kleinere bonden, CNV en VHS, willen nu wel verder praten.
„Ik baal hier ontzettend van”, zegt Koolmees op het podium in Utrecht. Gekmakend vindt hij de houding van de bonden. „Zeker gezien de huidige financiële situatie van NS.”
Koolmees somt op: de opbrengsten dalen, want het is nog altijd niet zo druk in de trein als voor de Covid 19-pandemie. De overheid kort bovendien op de subsidies voor onder meer studentenvervoer, en de kosten voor personeel, materieel, energie en veiligheid nemen toe. „Bovendien is de prijs van een treinkaartje 10 procent minder gestegen dan de inflatie.” Dinsdag doet NS een eindbod aan de vakbonden, zegt Koolmees. Dat moet nieuwe acties voorkomen.
Verschraling van het ov
De zorgen van NS zijn niet uniek, bleek maandag tijdens de Dag van het ov. Alle vervoerders in Nederland hebben dezelfde problemen, zegt Hatte van der Woude van OV-NL. Het voormalig Tweede Kamerlid van de VVD leidt sinds kort de brancheorganisatie van de negen ov-bedrijven in Nederland.
„Ik maak me grote zorgen over de dreigende verschraling van het ov”, zegt Van der Woude. Ze hekelt de besparingen die het demissionaire kabinet de afgelopen maanden heeft afgedwongen. „Het is zwabberfinanciering”, zegt ze fel. „Het openbaar vervoer heeft grote maatschappelijke waarde. Daar moet je niet onachtzaam mee omgaan.”
OV-NL ageert met name tegen twee bezuinigingen. Het nu demissionaire kabinet heeft 110 miljoen euro per jaar geschrapt op de stadsvervoerders GVB (Amsterdam), RET (Rotterdam) en HTM (Den Haag). Dat komt neer op 10 procent van hun budget; de bezuiniging moet in 2026 ingaan.
Bovendien betaalt het ministerie van OCW sinds dit jaar 225 miljoen euro per jaar minder mee aan het vervoer van studenten (de voormalige ov-studentenkaart, nu Studentenreisproduct, SRP). Het aantal studenten daalt en zij reizen bovendien minder, stelt het kabinet. Voor veel vervoerders is de OCW-bijdrage een aanzienlijk deel van hun inkomsten, voor sommige bedrijven een kwart.
Over de korting op de stadsvervoerders zei topambtenaar Dylan Koenders maandag op het podium: „Wij hebben geprobeerd die korting van tafel te krijgen, maar dat is niet gelukt.” De stadsvervoerders hoopten dat het kabinet in de Voorjaarsnota de bezuiniging van 110 miljoen ongedaan zouden maken. „Er zal ook nog niet extra geld gevonden worden in augustus”, aldus Koenders, die directeur innovatie en strategie is voor mobiliteit van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W), vooruitblikkend op de onderhandelingen voor Prinsjesdag. De begroting van het demissionaire kabinet wordt sowieso ‘beleidsarm’. Dat wil zeggen: grote veranderingen in beleid of budget zijn niet te verwachten
Voor een deel dichten de provincies en de vervoerregio’s in Amsterdam en Rotterdam/Den Haag de gaten in de begroting van ‘hun’ streekvervoerders. Zij zijn de opdrachtgevers van het ov in hun regio’s. Dat gaat echter ten koste van andere voorzieningen die provincies financieren, zoals voor sport of cultuur.
De rest van bezuinigingen kunnen vervoerders op twee manieren opvangen, legt Hatte van der Woude van OV-NL uit: óf de tarieven gaan omhoog, met 10 tot 15 procent, óf de ov-bedrijven schrappen lijnen. Het zou dan gaan om 20 procent van de bus-, tram- en metrolijnen ten opzichte van 2019.
Hoop putten de vervoerders maandag in Utrecht uit de val van het kabinet. Voormalig politicus Wouter Koolmees (D66) beweerde tijdens het congres dat hij neutraal is. En hield zijn emoties over de val van kabinet-Schoof voor zich.
Freek Bos van reizigersvereniging Rover daarentegen was enthousiast over de kansen die nieuwe verkiezingen en een nieuwe formatie het ov kunnen bieden. „Het ov houdt Nederland bereikbaar. Het is cruciaal om nieuwe woningen bereikbaar te maken, onderwijsinstellingen, ziekenhuizen. Een nieuw kabinet kan niet om het openbaar vervoer heen.”
Het was een verrassing bij een minder verrassende benoeming afgelopen vrijdag. Demissionair minister van Financiën Eelco Heinen onthulde bij het Catshuis niet alleen dat DNB-bestuurder Olaf Sleijpen de nieuwe president van De Nederlandsche Bank (DNB) wordt. Hij greep de gelegenheid ook aan om het debat te openen over de zittingsduur van de president. Volgens de VVD’er is de huidige termijn „echt lang” en moet die worden ingekort.
In een tijd waarin de Amerikaanse Fed-voorzitter Jerome Powell onder druk staat van president Donald Trump, roept Heinens voorstel vragen op. Is het bedoeld om de politieke invloed op de centrale bank te vergroten? Of is het juist een wenselijke modernisering van het bestuur?
De president van DNB is een belangrijke toezichthouder op banken, pensioenfondsen en verzekeraars en adviseert het kabinet op economisch gebied. Op dit moment wordt de president van DNB benoemd voor een periode van zeven jaar, met de mogelijkheid tot één verlenging. De termijnsregeling, vastgelegd in de Bankwet, werd ingevoerd bij de benoeming van de vertrekkende president Klaas Knot, die op 1 juli afscheid neemt. Daarvóór kende het presidentschap geen vaste termijn.
Heinen stelt voor om de termijn te verkorten naar vijf jaar, met opnieuw de mogelijkheid tot één verlenging. Zijn voorstel is volgens zijn omgeving echt een eigen initiatief. Bij het Catshuis vrijdag benadrukte hij dat het losstaat van het functioneren van Klaas Knot. Heinen zegt juist te willen voorkomen dat zijn voorstel als een oordeel over de president wordt gezien. Daarom koos hij het moment van de wisseling van de wacht om het gesprek te starten.
Verkokering
Waarom zegt de minister deze verkorting te willen? Het ministerie van Financiën verwijst naar de toelichting van Heinen na de ministerraad. Als belangrijkste reden voor zijn voorstel noemde de minister vrijdag het risico op „verkokering” bij langdurige zitting. Volgens hem verandert het karakter van DNB in de loop der jaren en is het goed als een president daarin mee kan vernieuwen. Zo is de centrale bank volgens de minister inmiddels veel meer toezichthouder geworden dan alleen monetair adviseur van de overheid. En de nieuwe president Olaf Sleijpen krijgt expliciet de opdracht om het toezicht verder te moderniseren, „met een open houding voor signalen uit de sector en samenleving”, aldus Heinen.
Daarnaast wijst de minister op de internationale context: twee keer zeven jaar is lang in vergelijking met andere landen.
Het laatste argument is niet overtuigend, vindt Jens van ’t Klooster, filosoof en politiek econoom verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in centrale banken. „Dat andere landen iets op een bepaalde manier doen, maakt het nog geen goed voorbeeld”, zegt hij. Dan zou je moeten beargumenteren waarom het bij andere landen beter gaat, vindt hij, door bijvoorbeeld de termijnen te evalueren.
Bovendien is een periode van vijf jaar juist kort in vergelijking met andere landen. De meeste landen benoemen centrale bankiers voor zes jaar, waaronder Frankrijk. In Duitsland geldt een termijn van acht jaar, met een verlengingsmogelijkheid. En in de eurozone is vijf jaar het minimum, blijkt uit de statuten van de Europese Centrale Bank.
Politieke druk
Van ’t Klooster wijst erop dat een kortere termijn risico’s met zich meebrengt. „Als termijnen korter worden, kunnen centrale bankiers gevoeliger worden voor politieke druk. Je vergroot dan het risico dat ze eerder beslissingen nemen die politici graag zien.”
Hij verwijst naar de situatie in de Verenigde Staten. De termijn staat daar op vier jaar, en de gewoonte was om Fed-voorzitters meerdere termijnen te benoemen. President Donald Trump brak met deze gewoonte en verlengde de eerste termijn van Janet Yellen niet. Hij benoemde in plaats daarvan de Republikein Jerome Powell.
Inmiddels probeert Donald Trump Powell onder druk te zetten om de rente te verlagen, omdat de president ervan overtuigd is dat een lagere rente goed is voor de economie. Hij kan niet wachten tot Powells termijn afloopt, zei hij onlangs nog. „Een kortere termijn maakt het makkelijker om politieke benoemingen te doen. Trump heeft al gezegd iemand te benoemen die wél naar hem luistert en de rentes verlaagt”, zegt Van ’t Klooster.
Politieke druk kan ook gevolgen hebben in de eurozone. DNB-presidenten zitten ook in de bestuursraad van de Europese Centrale Bank, die het monetair beleid voor de eurozone bepaalt. „Als termijnen in de eurozone korter worden, vergroot dat het risico dat het politieke belang van een individuele lidstaat voorrang krijgt op het monetaire belang van de eurozone.” Dat noemt Van ’t Klooster ongewenst.
Duurzaam
Tegelijkertijd is er ook begrip voor Heinens standpunt. Sjors Overman, universitair hoofddocent bestuur- en organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar de zittingsduur van bestuurders in de semipublieke sector. Hij vindt een termijn van in totaal veertien jaar lang. „In tien jaar heb je echt genoeg tijd om iets voor elkaar te krijgen”, zegt hij.
Lang zittende bestuurders kunnen te veel op routine gaan varen, zag Overman in zijn onderzoek. „Ze weten precies bij wie ze moeten zijn, hebben vaste bronnen en nemen beslissingen op basis van bekende paden. Dat kan de zorgvuldigheid van besluiten aantasten, zeker als de context intussen verandert.”
Dat herkent Van ’t Klooster. Hij voegt daaraan toe: „Een kortere termijn kan ruimte geven voor vernieuwing en reflectie van maatschappelijke wensen – denk aan de benoeming van Frank Elderson bij de ECB, die duurzaamheid hoger op de agenda zette.”