Abdelkader Benali gaat goedgemutst op de bres voor de underdog

Zoals het in het echt zo goed als onmogelijk is om het San Marco-plein toeristenloos te betreden, zo is Venetië ook op papier een echte trekpleister. Vroeger al, met canonieke romans als The Talented Mr. Ripley en Thomas Manns Der Tod in Venedig, maar ook recent en in het Nederlands, zoals Cees Nootebooms Venetië. De leeuw, de stad en het water en natuurlijk Ilja Leonard Pfeijffers Grand Hotel Europa. De aantrekkingskracht en de schoonheid van Venetië worden door schrijvers gevierd, zeker, maar toch vooral ook gebruikt om het over geheime (de latente homoseksualiteit van Mann) of nare (het massatoerisme van Pfeijffer) te kunnen hebben. Ook Abdelkader Benali’s nieuwste roman bevindt zich in die traditie: in De opdracht van de Moor is Venetië vooral een pijnpunt, omdat het in de nabije toekomst onder water zal komen te staan. Wat moet er gebeuren?

De ingang die Benali hiertoe vond zweeft ergens tussen het vindingrijke en het ludieke in. In de figuur van Omar Lorenzo leren we een schrijver kennen die is vastgelopen in zijn ambacht. Hij schrijft nog wel, maar echt vlotten wil het niet meer; zelfs zijn doorgaans zo geduldige vrouw dreigt haar geduld te verliezen. Twee jaar (dat is kennelijk enorm lang in het universum van Benali) zit Lorenzo nu al op dat manuscript te zweten, wanneer kan de drukker nou eens aan het werk gezet worden? Omdat er in deze toestand ook maar weinig geld binnenkomt is Lorenzo blij als een bedrijf gebruik wil gaan maken van zijn vaardigheden. Zou hij niet, in ruil voor een enorme zak geld, naar Venetië af willen reizen om daar verhalen te verzamelen? Zijn ervaringen, impressies en de gesprekken die hij met de inwoners van de stad voert zullen dan belanden in een boek dat zal verschijnen bij de geplande verhuizing van Venetië.

Pardon, verhuizing? Jazeker, want dat is het ambitieuze voornemen van het bedrijf waar Lorenzo mee in zee gaat: Venetië vanwege het stijgende water verpotten van Italië naar de veilige, kurkdroge woestijn in het Midden-Oosten. Oftewel: de Europeanen kunnen wel denken dat ze zich in het walhalla bevinden, maar het grote geld (denk aan de Arabische oliemiljardairs) bevindt zich elders.

Stilzitten is niks voor Benali

Het is Benali niet te doen geweest om het in kaart brengen van de logistieke complicaties rondom zo’n project. In plaats van om graafmachines, bulldozers en hijskranen draait De opdracht van de Moor om wat de zoektocht van Lorenzo teweegbrengt. Bij Lorenzo zelf om mee te beginnen, want zo’n stilzittende, aambeienverzamelende schrijver is – zoveel is wel duidelijk na een kwart eeuw Benali-schrijverschap – niks voor de beweeglijke Benali. Zoals zijn vorige roman, het sympathieke petroleumkacheltje De weekendmiljonair (2019), pas warmte af begon te geven nadat hij een vader en een zoon in een bestelbusje plaats had laten nemen, zo heeft Benali ook hier zo snel mogelijk beweging en change of scenery in de roman willen aanbrengen.

Als een kleuter die enthousiast naar de bakker loopt omdat hij voor het eerst iets alleen mag kopen gaat Lorenzo in Venetië aan de slag. Langzaam maar zeker verdwijnt in de roman de klimaatproblematiek naar de achtergrond en gaat het alsmaar meer over dat andere hete hangijzer van onze tijd: migratie. Komt dat boek met Venetiaanse verhalen er nog wel?

Erg literair is deze roman niet. Er zitten zeker grepen en onderdelen in die je met literatuur in verband brengt, zoals een terugblik waarin een personage op het schrijven reflecteert als een in de knop gebroken acteren, en een best prikkelend gesprek waarin aan een migrant het hoe en waarom wordt uitgelegd van de Nederlandse ironie. Maar verder krijg je toch vooral zoiets als een roman-in-vogelvlucht gepresenteerd, waarin Benali maar weinig echt aangaat en amper toekomt, toe lijkt te willen komen, aan wat een roman tot zo’n opwindende ervaring kan maken.

Benali neemt het op voor de underdog, voor een randfiguur als de vluchteling, maar gaat daarbij vooral opvallend opgeruimd en vlak te werk. Zo gaat het hier en daar over de kwalen van ‘het’ kapitalisme, maar zo voor de vuist weg dat het volgens mij de bedoeling is dat je dit als lezer ook allemaal klakkeloos onderschrijft en er dus weinig onderbouwing of illustratie bij nodig is. In grove streken vat hij de levensfases van zijn personages samen, die niets specifieks lijkt te zijn overkomen, maar domweg meegedreven zijn op de grote stromingen van de geschiedenis of een land. Het ergerlijkst is echter Benali’s stijl, die vrijwel nooit verrast of eigen is en waarin de zomeravonden „zwoel” zijn, de schoonheid van een vrouw „ravissant” en de vrouw van de schrijver „beretrots” is omdat hij eindelijk voor het grote geld gaat met die opdracht. In alle eerlijkheid: dat is geen taalgebruik voor een enigszins serieus bedoelde roman.