Aantal huishoudens in enegiearmoede steeg in 2023 met 70.000 naar 396.000, ofwel naar bijna vijf procent

Het aantal huishoudens dat in energiearmoede leeft is vorig jaar toegenomen ten opzichte van 2022 met 70.000 naar 396.000, na een eerdere daling in de jaren ervoor. Het percentage huishoudens in enegiearmoede lag in 2023 op 4,8 procent.

Zonder miljarden euro’s aan steun vanuit de overheid zou de stijging vorig jaar veel ernstiger geweest zijn. Die conclusie trekt onderzoeksinstituut TNO in een dinsdag gepubliceerde terugblik op de afgelopen vijf jaar, gebaseerd op CBS-cijfers.

TNO noemt huishoudens energiearm wanneer zij én een laag inkomen hebben én een hoge energierekening of een huis met een slecht energielabel, bijvoorbeeld doordat het huis slecht is geïsoleerd. Een energierekening is volgens TNO en CBS ‘hoog’ als die ligt boven het gemiddelde van die van een label C-woning. Er is volgens TNO en CBS sprake van een laag inkomen als dit niet hoger is dan 130-procent van de ‘lage inkomensgrens’ (die is gerelateerd aan de bijstandsuitkering voor uiteenlopende huishoudens).

Wie naar de cijfers over de periode van 2019 tot 2022 kijkt, ziet dat de energiearmoede over dié jaren juist behoorlijk is afgenomen. In 2019 was 8,6 procent van de huishoudens nog energiearm, tegenover vier procent in 2022. „Inkomens zijn gemiddeld genomen gestegen en de kwaliteit van veel woningen ging erop vooruit”, zei Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS, in een toelichting bij het rapport.

Geen trendbreuk bij inval Rusland

Verrassend vindt de econoom dat de Russische inval in Oekraïne niet zorgde voor een trendbreuk, namelijk voor meer energiearmoede in 2022. Hoe kan dat? Huishoudens gebruikten „historisch minder” gas, omdat zij schrokken van de hoge energieprijzen. „Je kunt je afvragen in hoeverre het wenselijk is dat mensen noodgedwongen de kachel uitzetten door de schrik”, zegt Van Mulligen. Nog een verklaring volgens TNO en CBS: de energiearmoede steeg niet direct als reactie op de oorlog in Rusland, omdat er een vertraging zat in de doorrekening van de marktprijs naar de daadwerkelijke energierekening van de huishoudens. In 2022 betaalden veel huishoudend nog de energieprijs die ze hadden afgesproken in een eerder afgesloten contract.

Maar in 2023 komen de hogere energiekosten volgens de raming (de definitieve CBS-cijfers van 2023 komen later dit jaar) wel vaker bij de huishoudens terecht, waardoor de energiearmoede steeg: naar 4,8 procent van alle huishoudens. Naar schatting nam het aantal huishoudens dat in energiearmoede leeft in 2023 toe met 70.000 huishoudens ten opzichten van 2022. In totaal waren in 2023 396.000 huishoudens energiearm.

Zónder overheidssteun zouden dat er 885.000 zijn geweest (10,7 procent van alle huishoudens). De overheid stelde een prijsplafond in, gaf huishoudens twee keer 190 euro, verlaagde de energiebelasting en gaf extra financiële compensatie aan armere huishoudens. Dat dempte de stijging in energiearmoede flink, maar kon een toename niet helemaal voorkomen.

Kwaliteit van huizen

Net als vorige TNO-onderzoeken laat ook dit onderzoek duidelijk zien hoe groot de invloed van de kwaliteit van een huis is op het risico op energiearmoede. De ruime meerderheid van de 396.000 energiearme huishoudens woont in een huis van slechte kwaliteit (bijvoorbeeld met slechte isolatie): ruim 300.000 huishoudens. Dit zijn vooral huurders die niets te zeggen hebben over de verduurzaming van hun woning.


Lees ook

‘Simpele aanpassing energiebelasting kan zorgen voor minder uitstoot CO2 en lagere kosten voor huishoudens’

Verduurzaming van woningen in het Transvaalkwartier in Den Haag.

‘Verborgen energiearmoede’

Voor het eerst rekenden de onderzoekers ook uit hoeveel energiearme huishoudens in „verborgen energiearmoede” leven. Dat zijn huishouden met een laag inkomen die juist een extreem láge energierekening hebben. Zij zetten vaak door gestegen energiekosten noodgedwongen de kachel uit of koken minder vaak. Dit berekenden de onderzoekers door het daadwerkelijke verbruik te vergelijken met wat het verbruik had moeten zijn voor een bepaald huishouden in een bepaalde woning volgens TNO. Naar schatting vallen 116 duizend huishoudens (1,4 procent van alle huishoudens) in deze groep.

Volgens de studie zijn relatief veel huishoudens in Noordoost-Groningen, Zuid-Limburg, Den Haag en Arnhem energiearm. Wat maakt hen extra kwetsbaar? „In die gebieden wonen relatief veel huishoudens met een laag inkomen”, zegt TNO-onderzoeker Peter Mulder. „En op het platteland leven mensen vaker in grote, vrijstaande slecht geïsoleerde woningen waar zij de isolatie van omringde buren missen.” Een kleine rol speelt ook dat Groningen door de noordelijke ligging iets meer verwarming nodig heeft, maar het effect daarvan is klein.

Over de toekomst van energieprijzen bestaat onder experts veel onenigheid. Gaan die verder stijgen? Of gaat de energierekening juist omlaag doordat er steeds meer overvloed is aan zonne- en windenergie? „Als de energieprijzen – zoals ze waren in de eerste helft van dit jaar – niet gaan stijgen, zouden de energiekosten voor huishoudens weer iets moeten dalen ten opzichten van 2023, maar hoger zijn dan in 2019”, denkt Mulder. „Mede door de zachte winter is het effect van de oorlog in Oekraïne op de energieprijzen dit jaar verzacht.” Maar de toekomst van de energieprijzen blijft onzeker. „Huishoudens hebben verschillende energiecontracten met verschillende aflooptermijnen, de energietoeslag is per 2024 weer afgeschaft. Wat gaat dat per saldo doen met mensen hun energierekening in de toekomst? Niemand die dat al weet.”