Aan een niet-functionerende overheid kan ook een bestuursrechter weinig doen

De staat komt regelmatig niet opdagen bij de rechter, of negeert dwang-sommen en uitspraken. Wat kan de bestuursrechter dan nog doen?


Illustratie Chuang Ming Ong

Je gaat het pas zien als je het doorhebt, zei de wijsgeer Johan Cruijff ooit. Maar áls je het dan door hebt, blijf je het ook zien: procedures waarin de overheid in haar rechtsstatelijke rol vastloopt. En niet meer verschijnt, zaak op zaak verliest, termijn na termijn niet haalt. Door onmacht, onkunde of misschien wel onwil. En zo vertraging veroorzaakt, uitstel en schade. In het bestuurlijke crisisgebied Jeugdzorg worden al brieven aan burgers verstuurd waarin de overheid zegt niet aan rechterlijke uitspraken te kunnen voldoen: sorry, niemand beschikbaar als jeugdbeschermer. De inspecties van Gezondheidszorg en die van Justitie gaven onlangs aan „door z’n mogelijkheden heen te zijn” – overheidsfalen is de status quo en geen nieuws meer. In de Ter Apel-crisis beval de rechter de staat per onmiddellijk de leefomstandigheden van asielzoekers te verbeteren. Staatssecretaris Eric van der Burg (asiel, VVD) hief de handen en vroeg uitstel, die de rechter weigerde. En nu? De onmacht regeert.

Elders blijkt het aanhoudend dwangsommen te kunnen regenen zonder zicht op resultaten. In juli haalde een Utrechter de publiciteit: hij zou miljonair zijn geworden door de dwangsommen die de gemeente in 35 rechtszaken aan hem verschuldigd was geraakt. De werkelijkheid was prozaïscher – de betreffende burger was zelf ook een paar ton verschuldigd aan de gemeente. Toch ontbood de bestuursrechter de wethouder naar de zitting voor een hartig woordje. In de uitspraak zei de rechter een „ongemakkelijk gevoel” te krijgen bij „zoveel gemeenschapsgeld” dat „naar één burger” verdwijnt. „Als een overheidsorgaan zo lang onrechtmatig handelt, en als zelfs grote geldbedragen niet helpen om dat onrechtmatige handelen te stoppen, wat helpt dan wel?”

Retorische vragen, die lees je niet veel in uitspraken. In juni schoot een Bossche vreemdelingenrechter uit haar slof. Zij was het structureel wegblijven door de IND bij haar zittingen én het niet meer indienen van verweerschriften zat. Zij achtte dat „onaanvaardbaar”. Zij kon „deze proceshouding niet anders kwalificeren dan als respectloos”. De staat „verhindert de rechtbank haar wettelijke taak om een geschil zoveel mogelijk finaal te beslechten, uit te oefenen”.

De Nationale Ombudsman noemt het een „vastgelopen systeem”, dat door „moegestreden” ouders alleen nog via de rechter tot spoed is te manen

De vreemdelingenrechter, Steffie van Lokven, mailt desgevraagd dat ze aan de noodrem wilde trekken omdat ze de houding van de IND onaanvaardbaar vond. „Ik vind dat de rechtspraak grenzen moet aangeven. Als je aan de noodrem trekt moet je dat zo hard doen dat de trein even stopt.”

Dat gebeurde dan ook. Na Kamervragen van Anne-Marijke Podt (D66) gaf Van der Burg in augustus opening van zaken. In 11 procent van alle vreemdelingenzaken blijft de IND weg en wordt er geen verweer ingediend. Een gevolg van te veel vacatures, te hoog ziekteverzuim, te veel kortetermijnzaken en „onvoorspelbare zittingsplanning”. Wegblijven door de IND vindt hij „ongewenst”. Aanwezig zijn is immers „erkenning van de instituties” en van het belang van de vreemdeling, schrijft van der Burg. Maar uit het antwoord spreekt ook dat dit zogeheten triageren van zaken niet zal verdwijnen. De dienst komt nu zo’n 20 procent ‘pleiters’ tekort en moet z’n capaciteit strategisch inzetten – die gaat bij voorkeur naar „gevoelige en complexe zaken”.

Bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) van de fiscus is het volgens de laatste voortgangsrapportage bij 32.000 aanvragen niet gelukt om binnen de termijn te beslissen. 12.500 ouders hebben de dienst daarvoor formeel in gebreke gesteld, waarna ze bij de bestuursrechter een ‘beroep wegens niet tijdig beslissen’ kunnen indienen. Dat kan leiden tot een rechterlijk bevel aan de UHT mét dwangsom. 843 van dergelijke beroepen waren er tot 1 juli binnen. Dat worden er duizenden, die de bestuursrechter vermoedelijk allemaal zal toewijzen. De UHT heeft 70 miljoen euro gereserveerd voor de dwangsommen. Die dus bedoeld zijn om zichzelf te dwingen op tijd te beslissen, waartoe ze niet in staat is. Het aantal gedupeerden staat nu op 57.000 – vele malen hoger dan ooit verwacht. De dwangsom als wachtgeld voor de burger.

De Nationale Ombudsman noemt het een „vastgelopen systeem”, dat door „moegestreden” ouders alleen nog via de rechter tot spoed is te manen. Een „opeenstapeling van ingewikkelde regels en procedures” die maar beter plaats kan maken voor mediation.

Ik praat erover met twee ervaren bestuursrechters, John Bouwman (rechtbank Zwolle ) en Dennis Bode (rechtbank Amsterdam). Bouwman is lid van de landelijke expertgroep vreemdelingenrecht en Bode is betrokken bij het landelijk overleg van bestuursrechters. Dat de IND ‘strategisch’ verstek laat gaan is zeker al vier tot vijf jaar gaande, zeggen ze. De frustratie daarover wordt „breed gevoeld”. „Dit vinden rechters heel vervelend, dan kan je je taak niet goed uitoefenen”. Maar, nuanceren zij, de IND wil juist heel graag aanwezig kúnnen zijn. Ze is er alleen niet meer toe in staat.

Kunnen bestuursrechters de malaise verhelpen, vraag ik ze. Het antwoord is niet hoopgevend. „Als rechter hebben we niet heel veel mogelijkheden. Een burger doet een aanvraag voor een besluit, zeg een vergunning om hier te mogen blijven, inzage in bepaalde documenten of compensatie voor een toeslagenkwestie. Die aanvraag wordt dan niet tijdig behandeld. De burger kan dan in gebreke stellen. Vervolgens gebeurt er niks of te weinig. Als rechter kun je daarna alleen maar vaststellen: de overheid is te laat, doe je werk alsnog en zo niet, dan verbeur je een dwangsom.”

Bode: „Wat we de laatste tijd meer zien is dat die dwangsom niet meer werkt. Omdat de overheid het niet waar kan maken. Ze proberen het wel, maar het lukt niet. Maar als die dwangsom is volgelopen dan is die plicht om te beslissen nog niet weg. Nou, dan verhoog je als rechter het bedrag maar met een nieuwe termijn. De vraag is alleen wanneer dat stopt. In ons wettelijk systeem zitten die mogelijkheden niet. Wij zijn een toetsende rechter. We mogen niet inhoudelijk beslissen. En als die overheid het niet doet, dan blijven we dit rondje draaien, vrees ik.”

Kan de rechter niet uit die carrousel ontsnappen? „Nee, we kunnen daar niet uit. Die rol hebben wij niet gekregen, als rechter. Het is een gegeven, je mag het ook niet níét doen.”

Dat moeten bestuursrechters in het land toch onderling bespreken? Bode: „Dat gebeurt ook. We bespreken welke termijnen we geven, welke dwangsom per dag. De bestuursorganen weten hoe we er in staan. En wij van hen. Het is ook al vaak op papier gezet. De vraag is alleen: komen we nog een keer verder. De mogelijkheden hebben we wettelijk niet.” Hogere dwangsommen opleggen, helpt dat? „Dat lost het probleem van de rechtzoekende niet op. Op een enkeling na wíllen die helemaal geen dwangsom, maar een reële beslissing.”