Aan de grens van Duitsland: ‘Er is hier geen slagboom meer en die gaat er maandag ook niet zijn. Hoe willen ze dat doen?’

Bäckerei Duesmann’s Schmugglerhaus, smokkelaarshuis, staat langs de Enscheder Strasse in het stadje Gronau, nog geen dertig stappen voorbij de grens met Nederland, maar de verkoopsters spreken er al geen Nederlands meer en in de vitrine liggen Frikadellen en panierte Putenfilets. „Gerne ein Stück Pflaumenkuchen”, zegt de vrouw die aan de beurt is met een nauwelijks hoorbare Nederlandse tongval. En nee, geen slagroom, dank u wel. De man naast haar wijst een hard wit broodje filet americain aan, al had hij eigenlijk, zal hij later lachend zeggen, dat harde witte broodje ernáást gewild, met Zervelatwurst. „Dat is Duits.”

Het is woensdag eind van de ochtend, twee dagen na het nieuws dat Duitsland in de strijd tegen „illegale immigratie” en „islamistisch terrorisme” vanaf maandag weer al zijn grenzen gaat controleren. Vanuit de serre van de bakkerij, waar de vrouw en de man aan een tafeltje zijn gaan zitten, is de grensovergang naar Nederland te zien, naar het dorp Glanerbrug, ooit berucht om zijn kort aangebonden bevolking – ‘Glanerbrug, mes in je rug’ – en zijn smokkelaars. Nu is het een aangeharkte buitenwijk van Enschede, al werden er eerder deze week wel twee lijken gevonden in een maisveld aan de Gronause kant van de grens. Een hond groef een laars op, de politie kwam kijken en toen bleken er twee mannen onder de aarde te liggen, identiteit onbekend. Afdeling moordzaken doet onderzoek.

„Ik ben vandaag vrij”, zegt de vrouw, „en vanochtend dachten we: laten we gaan fietsen. Altijd grappig om dan in Duitsland wat te eten. Je bent toch even in het buitenland.” Marije heet ze. Ze is vijfenvijftig en woont in Enschede, waar ze ook werkt. Ze is psychiater en wil liever niet met haar achternaam in de krant. De man met wie ze hier is heet Bart Kuipers. Hij heeft zijn hele leven in Glanerbrug gewoond en tot voor kort werkte hij in de gevangenis in Almelo, op het laatst als hoofd beveiliging. „Nu ben ik met pensioen”, zegt hij. „Ik kon nog net gebruik maken van de zwaarwerkregeling.” Hij is vierenzestig.

Wat vinden ze van de Duitse maatregel?

„Ehm, bijzonder”, zegt Marije.

„Om niet te zeggen belachelijk”, zegt Bart.

„Polariserend en angstverhogend”, zegt Marije. „Een poging om iets onder controle te krijgen dat zo niet onder controle te krijgen is. Economisch onverantwoord en juridisch onhaalbaar.”

Bart Kuipers en Marije in Gronau.
Foto Eric Brinkhorst

Bart wijst naar buiten, naar het punt waar de Enscheder Strasse verandert in de Gronausestraat. „Zie je het voor je? Er is geen slagboom meer en die zal er maandag ook niet zijn. Hoe gaan ze dat doen? En wie gaat dat doen? Hoeveel mensen heb je daar wel niet voor nodig?” Zijn oudste broer was vroeger douanebeambte, zegt hij. „Hij heeft jarenlang daar op die plek gestaan.” Een vluchtheuvel tussen twee rijbanen over de Glanerbeek, die in 1618 al de grens vormde tussen het bisdom Utrecht en het bisdom Münster. Er rijden veel auto’s, maar geen vergelijk met vroeger, zegt Bart, toen de A35/N35 er nog niet was. Het duurde tot 1999 voordat die van Enschede-Zuid om Glanerbrug heen was doorgetrokken naar Gronau. „Tot die tijd stonden hier altijd files, ook nadat de grenscontroles waren afgeschaft.” Dat was in 1992.

Dat de controles nu misschien weer gaan terugkeren, in elk geval voor een halfjaar, vindt hij een enorme stap terug. „Waar blijft de Europese gedachte? We wilden toch vrij verkeer van personen en goederen?” Marije zegt dat het haar doet denken aan toen ze nog klein was en op zondag met haar vader mee mocht naar de bakker over de grens. Ze woonden toen in Maastricht. „Op de terugweg moest je zeggen of je iets had aan te geven. Ja, een volkorenbrood.” Ze lacht. Ze denkt ook aan haar Duitse collega’s die in Nederland werken, dat zijn er nogal wat, en moeten die vanaf maandag gaan staan wachten tot ze de grens over kunnen? „Gronau heeft een groot psychiatrisch ziekenhuis, daar is het een en al witte jas en een eigen koffiezetapparaat voor Herr Doktor Professor of Frau Doktor Professorin. En over de dood mag niet gesproken worden. Bij ons, een paar kilometer verderop, is het allemaal zo anders.” Zelf is ze hoofd van een afdeling, acute psychiatrie. Ze zou het vreselijk vinden als mensen om haar heen liepen te knipmessen.

Jan Cremer

De dichter en zanger Willem Wilmink komt hier vandaan en de dichter Bert Schierbeek, een van de Vijftigers. De cabaretier Herman Finkers, geboren in Almelo, maakte eens een sketch over Glanerburg: ze zouden hier kabeltelevisie krijgen, maar wanneer de riolering werd aangelegd was nog niet bekend. Tommy Wieringa beschreef in zijn roman De heilige Rita de ruige schoonheid van de streek – de houtwallen, de beekjes, het hoge mais in de zomer – en Jan Cremer, van Ik Jan Cremer, beschreef in zijn autobiografische trilogie De Hunnen hoe gruwelijk het er hier aan toeging in de Tweede Wereldoorlog. En daarvoor ook al, toen Roemenen, Oekraïners en Wit-Russen hier aan de grens bij duizenden „als vluchten kraaien” neerstreken, „stinkend naar knoflook, uien en zweet”, en geronseld werden voor de textielindustrie. Uitgebuit werden ze, onderdrukt en door de locals vol achterdocht aangestaard.

De grenspost bij Glanerbrug tussen Nederland en Duitsland in 1968.
Foto Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/ANP

Jan Cremer was hier in 1940 geboren, op 20 april, de verjaardag van Adolf Hitler, en in een vraaggesprek met De Groene in 2011 vertelde hij over zijn moeder, een Hongaarse ballerina die op haar twintigste zwanger werd van een veertig jaar oudere Nederlander. Ze verhuisde voor hem naar Enschede, naar een groot voormalig winkelpand in de Emmastraat, en ging een vreselijk leven tegemoet. Jan Cremers vader overleed in november 1942, het winkelpand werd leeggeroofd en Jan Cremer groeide op in „totale armoede”. Vluchten naar Hongarije kon niet, want de grens was gesloten en toen zijn moeder het toch probeerde werden ze opgepakt en teruggebracht. „Om ons heen”, zei Jan Cremer, „was het één grote roversbende”. Na de oorlog stak hij „via illegale routes” vaak de grens over omdat de mensen daar „veel aardiger” waren en hem weleens wat te eten gaven. Smokkelen deed hij ook, „iederéén smokkelde in die tijd”. Balen koffie, sigaretten en landgenoten die in de oorlog fout waren geweest. Die bracht hij door velden en bossen naar de andere kant. Een rijksdaalder per persoon, per keer.

Vlaggenkunde

Bart Kuipers heeft voordat Marije en hij weer op de fiets stapten zijn broer de douanebeambte gebeld en die komt nu over de Gronausestraat aangereden uit Enschede, waar hij woont. Hij heet Gerard Kuipers, hij is zeventig en ja, een kop koffie graag, met suiker en melk. „Op een dag kwam ik uit school”, zegt hij, „en toen zei mijn vader dat hij een interessante advertentie in de krant had zien staan. O, zei ik, van de douane misschien?” Hij lacht. Het was meant to be. Vexillologie was toen al zijn hobby, vlaggenkunde. Thuis heeft hij tweehonderd boeken over vlaggen in de kast staan. En hij heeft nog een exemplaar van de groene vlag van de EEG, de Europese Economische Gemeenschap, voorloper van de Europese Unie. En de twaalf gouden sterren op de vlag nu hebben dus géén relatie met het aantal lidstaten, mocht iemand dat soms denken. Ze symboliseren de idealen van eenheid, solidariteit en harmonie tussen de Europese volkeren.

Gerard was de jongste douanebeambte ooit toen hij op de dag na zijn negentiende verjaardag begon. De leeftijdsgrens voor indiensttreding was net verlaagd. Hij werd geplaatst in Lobith: schepen controleren op de Rijn. „Gek verhaal, maar ik werd zeeziek.” Zo werd het Zevenaar: patrouilleren in de bossen. Douaneambtenaren mochten niet te dicht bij hun werk wonen wegens corruptiegevaar. Toen die regel was geschrapt werd hij geplaatst in Glanerbrug. Dat was in 1979.

Gerard Kuipers was de jongste douanebeambte ooit toen hij op de dag na zijn negentiende verjaardag begon.
Foto Eric Brinkhorst

Twee aan twee stonden ze in de abri. Twee Nederlanders, twee Duitsers. Door het glas heen konden ze met elkaar praten en zo raakte hij langzaam zijn aversie tegen „die rotmoffen” kwijt, want ja zeg, Gerards vader had nog in Westerbork gezeten – hij weigerde zich te melden voor de Arbeitseinsatz – en daar hadden ze hem geschopt en geslagen. „Foto zien van mij in functie?”, zegt Gerard terwijl hij zoekt in zijn telefoon. „Kijk, toen had ik nog een baard en hier” – hij vergroot de foto met zijn vingers – „zie je mijn wapenstok, verborgen in mijn uniform, en mijn pistool. We hadden pistolen gekregen nadat er op 1 november 1978 bij de grens in Kerkrade twee douanebeambten waren doodgeschoten door de Rote Armee Fraktion.”

Nee, hij heeft zijn pistool nooit hoeven gebruiken. Zijn wapenstok ook niet. Het gevaarlijkste dat hij in al die jaren heeft meegemaakt was een schietpartij net over de grens, op een zonnige zondagmiddag begin jaren tachtig. „Mijn Duitse collega’s hadden een auto aan de kant gezet op verdenking van aanwezigheid van verdovende middelen. Een van de verdachten stapte uit en zette het op een lopen. Ik hoorde knallen en ben zo vanuit de abri” – hij maakt een duikbeweging – „het douanekantoor in gerend.”

Laten ze dan maar proberen of dit helpt

Gerard Kuipers

Wat vindt hij van de Duitse maatregel?

„Beetje dubbel. Het doel van de Duitsers vind ik goed, namelijk vermindering van het risico op terroristische aanslagen en bestrijding van illegale immigratie. Dus ik begrijp ze wel. Maar is dit het beste middel?” Hij steekt zijn handen uit en weegt ze tegen elkaar af. „Wat zijn de kosten? Wat zijn de baten?” Soms denkt hij: waren de grenscontroles in de Europese Unie maar nooit afgeschaft. Dat was misschien wel beter geweest. Hij kan zich natuurlijk vergissen, maar zou het vrije verkeer van personen en goederen misschien een van de oorzaken kunnen zijn van de toegenomen criminaliteit in heel Europa? „Dus ik denk: laten ze maar proberen of dit helpt”, zegt hij. „En dan over een halfjaar evalueren.”

Hij loopt naar buiten en wandelt naar de brug over de Glanerbeek, die hier maar een paar meter breed is. „De grens is precies in het midden”, zegt hij. „Enschede ontleent zijn naam eraan.” An die Schede. Aan de scheiding. Scheiding in de betekenis van grens. Daarna wandelt hij naar de vluchtheuvel, vlakbij het punt waar vroeger de abri stond, en gewoontegetrouw kijkt hij naar de bestuurders van de auto’s die passeren. „Hield je er veel aan, dan was je een fanatiekeling. Deed je het te weinig, dan was je lui.” Hij wijst naar het verpleeghuis verderop, het Liberein Ariënshuis: daar was vroeger het parkeerterrein waar de vrachtwagens ter controle naar verwezen werden. Alle open plekken ter weerszijden van de grens zijn volgebouwd, nergens kunnen nog vrachtwagens staan. Hij vraagt zich af hoe de Duitsers dat denken te gaan oplossen.

In 1986 is hij vertrokken bij de douane. Hij durft het bijna niet te zeggen, maar hij werd belastingdeurwaarder. „Niet iedereen heeft daar evenveel waardering voor.” In no time kwam hij 10 kilo aan, want hij hoefde nooit meer ’s nachts te werken en op straat te staan.

De grensovergang tussen Glanerbrug en Gronau.
Foto Eric Brinkhorst