A.H.J. Dautzenberg schreef een roman vol provocatieve seks en geweld, maar waarom?

De vraag die beklijft na het lezen van De vijf: waarom doet de ene gruwelijkheid de adem stokken, en laat de andere je koud? Waarom blijf je onberoerd bij het meisje dat in deze roman bewerkt wordt met een houtschaaf en een hamer, en de vrouw in wier stomazak kokend water wordt gegoten, terwijl een nieuwsfoto van een minderjarig oorlogsslachtoffer je wel raakt?

In elk geval, weten we allemaal, heeft het iets met dosering te maken: overdaad schaadt, te veel oorlogsbeelden stompen ook af – en de gruwelijkheden in de roman gáán maar door. De vijf gaat over vier tienermeisjes die, onder het mom van absolute persoonlijke vrijheid, alle denkbare grenzen overschrijden: op seksueel gebied, in geweld. Moorden, mutileren, martelen, verkrachten (waarbij de vrijheid van de één ook het leed van de ander betekent).

Waarom, waartoe? Vooral omdat A.H.J. Dautzenberg (1967) er een idee mee uitwerkt: De vijf heet een hedendaagse libertijnse roman te zijn, in de zogenaamd eerbiedwaardige traditie van Markies de Sade, die ook graag beschreef wat hij maar wilde, want dat was persoonlijke vrijheid.

Waarom zou je dat anno nu willen herhalen? Omdat Dautzenberg ‘de vrijheid van meningsuiting’ wil verkennen, schrijft hij in zijn voorwoord, ‘en in het bijzonder de positie die de kunst in dat discours inneemt’. Daartoe tuigde hij nogal een constructie op: het verhaal van de liederlijke tienermeisjes dus, dat een aaneenrijging van gruwelijkheden is en op het eerste gezicht dus als provocatie bedoeld. Maar daaromheen construeerde hij nog een verhaal, over een AI-writer. De roman zou, op basis van libertijnse teksten én het complete oeuvre van A.H.J. Dautzenberg, gegenereerd zijn door kunstmatige intelligentie – en zo een waarheid aan het licht brengen over menselijke drijfveren. En ook nog speelt de AI-writer ‘een gemeen spelletje met mij’, aldus de schrijver. Het gaat erom dat er ‘boventonen’ gaan klinken, waardoor je doorhebt ‘wat er precies gebeurt’.

Interessant

Wie De vijf serieus wil nemen, verzandt gauw in dit soort uitleg – iets wat Dautzenbergs sterk conceptuele werk vaker aankleeft. Zijn vorige twee romans Aslast (2020) en Ogentroost (2022) waren literaire bouwsels die je moest deconstrueren en pas met een metablik tot hun recht kwamen. Voor De vijf geldt hetzelfde: het is opnieuw een roman die vooral bestaat om geschreven te zijn, maar niet om gelezen te worden.


Lees ook
Dautzenberg gaat een grens over: hij schrijft over zichzelf

Dautzenberg gaat een grens over

Om ‘grensoverschrijdend’ of ‘grensverleggend’ te worden moet een roman de lezer toch op z’n minst vasthouden, dus hier lijkt ‘interessant’ het hoogst haalbare compliment. Maar of dat de bedoeling is? Met zijn titel verwijst Dautzenberg naar de kinderboekenserie van Enid Blyton, die ook over vier tieners schreef, waarbij de vijfde uit de titel dan de lezer veronderstelde: die ging mee op avontuur. Zo zou je van De vijf ook kunnen veronderstellen dat de lezer geacht wordt die meelevende rol te vervullen – al gaan we dus nu op een avontuur van grensoverschrijdingen, waarbij het de vraag is of je kunt meevoelen en meeleven, en dus min of meer medeplichtig wordt. Voel je het mee, die lol in het uitzuigen van een anus, en het levend castreren van een jongen, om hem daarna te waterboarden met tomatensap?

Niet dus. Je krijgt van het geweld in De vijf vooral het gevoel dat je naar een puber zit te kijken die kleine dieren martelt: kattenkwaad omdat het kan. En bij herhaling. Dat is doodsaai, en ook een beetje sneu. De vraag naar wel of niet meeleven gaat ook om authenticiteit en menselijkheid: weggebombardeerde woningen en dode kleuters zijn reëel leed, terwijl A.H.J. Dautzenberg in De vijf de gruwelijkheden volledig stript van menselijkheid. De slachtoffers van de meisjes worden tot object gemaakt: vanaf het moment dat de vier aan de slag gaan, wordt van hun antagonisten geen emotie meer geregistreerd. En wat deze meisjes drijft? Er zijn hints naar kindermisbruik en beknotting – maar zo terloops dat je die niet serieus gaat nemen.

Hoeder van mannelijkheid

De crux is dat het daar al die tijd niet om gaat, om de provocaties, om het leed, of het meeleven met de libertijnen. Dautzenbergs spel steunt vooral op de constructie met de AI-writer, op de ‘Puppet Master’. Hij is ‘de geestelijk vader van de meiden’, ‘de viriele hoeder van de mannelijkheid, de man die kan toveren met taal en testosteron’, en het gaat in de roman om wat hém drijft. Hem, ja, want wat de vier meiden ook al doorhebben, namelijk dat zij als avatars van de schrijver diens ‘male gaze’ vertegenwoordigen en zijn fantasieën verwerkelijken, is cruciaal. Wat hier precies gebeurt – en dit zou je een spoiler kunnen vinden – is dat een machteloze, seksueel impotente man in de literatuur zijn frustraties botviert, omdat hem dat in werkelijkheid niet meer lukt. Dankzij het ‘gemene spelletje’ van de AI-writer neemt die de vorm aan van A.H.J. Dautzenberg zelf. Daar komt dus toch nog het waarom en waartoe, de drijfveer en authentiek menselijke kern van het verhaal, naar boven: impotentie. De man is zielig.


Lees ook
‘Grond’ gaat te veel over Dautzenbergs schrijverschap

Ensemble Vonk tijdens een try-out van ‘Grond’.

Dat is ten eerste flauw: het voelt alsof de schrijver onthult dat het allemaal maar een droom was. Maar ten tweede maken dat banale probleem en z’n hysterische oplossing ook een farce van Dautzenbergs hooggestemde ambities rond de vrijheid van meningsuiting en de positie van kunst in dat discours. Een ‘Wunderkammer’-hoofdstuk met citaten rond dat thema uit onze werkelijkheid en een zwartgelakt hoofdstuk uit vrees voor religieus fanatisme – het is allemaal ernst die wordt ingezet voor een spel dat geen betere reden heeft dan het spel zelf. Oftewel: vrijheid wordt in De vijf gedefinieerd als dat een machteloze man ‘mag’ doen wat hij maar kan bedenken, en dan vooral op de manier van Markies de Sade: zonder zich om anderen te bekommeren. Laat staan een lezer.