Wat is het nieuws?
Na het overlijden van kunsthistoricus Ernst van de Wetering (1938-2021) is een gezagsvacuüm ontstaan onder Rembrandt-kenners. Veilinghuizen profiteren daarvan, net als eigenaren van schilderijen waarvan (nog) onduidelijk is of Rembrandt ze heeft geschilderd.
Twee veilinghuizen, Sotheby’s en Christie’s, hebben vorig jaar ‘herontdekte’ Rembrandts verkocht. Volgens verscheidene kenners kunnen ze (nog) niet aan de kunstenaar worden toegeschreven.
Tenminste drie gerenommeerde Rembrandt-kenners betwisten de toeschrijving van één van die herontdekkingen, twee bij elkaar horende portretjes, die sinds kort in het Rijksmuseum hangen als van Rembrandt.
Wildwesttaferelen in Rembrandtland. Salomon Lilian, handelaar in zeventiende-eeuwse Hollandse en Vlaamse schilderkunst, geeft een heldere karakterisering van de situatie op de kunstmarkt voor de grootste zeventiende-eeuwse Nederlandse schilder.
De chaos, zegt Lilian, heeft een exacte begindatum: 11 augustus 2021. Dat is de dag dat Ernst van de Wetering overleed, de kunsthistoricus die decennialang het Rembrandt Research Project (1968-2014) leidde, het aanvankelijk met overheidsgeld gefinancierde en later door chemiereus DSM gesponsorde onderzoek naar de schilderijen van Rembrandt. Met zijn overlijden kwam een einde aan de tijd dat een Rembrandt pas een Rembrandt is als Van de Wetering zegt dat het een Rembrandt is.
Met de dood van Van de Wetering is een gezagsvacuüm ontstaan. Volgens Lilian proberen de grote veilinghuizen van die situatie profijt te trekken: „Bij een onbekend rembrandtesk schilderij zoeken ze experts die het schilderij als Rembrandt accepteren.”
„It’s open season on Rembrandt”, beaamt Stephanie Dickey, hoogleraar aan Queen’s University in Canada en auteur van verscheidene boeken over Rembrandt en zijn leerlingen. „We hebben geen centrum meer, geen kern. De Rembrandt-onderzoeken kunnen en gaan nu alle kanten op.”
Met grote gevolgen op de kunstmarkt. Afgelopen jaar verkochten veilinghuizen voor miljoenenbedragen twee onbekende, aan Rembrandt toegeschreven schilderijen waarvan diverse kenners betwijfelen of het Rembrandts zijn. Een van deze ‘herontdekkingen’, de portretten van de Leidse loodgieter Jan Willemsz. van der Pluym en zijn echtgenote Jaapgen, hangen nu in langdurig bruikleen in het Rijksmuseum, als Rembrandts.
Dit is nog maar het begin, voorspellen kenners. Zij verwachten dat in de komende jaren méér onbekende Rembrandts zullen opduiken. Dit artikel gaat over de vraag hoe deze situatie kon ontstaan en wie ervan profiteren.
Herontdekkingen
Eerst de recente herontdekkingen. In juli veilde Christie’s ‘Jan en Jaapgen’, twee kleine pendantportretten die ontbraken in de Rembrandt-literatuur. Begin december verkocht Sotheby’s, eveneens in Londen, een klein, voor het eerst aan Rembrandt toegeschreven bijbels tafereel, De aanbidding der koningen. Beide ontdekkingen verwisselden voor omgerekend zo’n 13 miljoen euro van eigenaar.
De teksten in de veilingcatalogi vertoonden overeenkomsten. Bij beide veilinghuizen steunde een aantal prominente experts de toeschrijving aan Rembrandt. En in beide catalogi was geen ruimte voor scepsis. Voor zowel ‘Jan en Jaapgen’ als het bijbelse tafereel gold: 100 procent zeker van Rembrandt.
Maar wie te rade gaat bij Rembrandt-deskundigen begrijpt direct dat beide toeschrijvingen niet unaniem aanvaard zijn. Het is de voedingsbodem voor de wildwestvergelijking van Lilian, ontstaan na het overlijden van Rembrandt-sheriff Van de Wetering. Over het bijbels tafereel zegt de handelaar: „Als de inbrenger dit schilderij met deze toeschrijving naar [de kunstbeurs] Tefaf had meegenomen, zou het beslist niet door de keuring zijn gekomen. Waarom ik daar zo zeker van ben? Het technisch onderzoek naar het schilderij graaft niet diep en opvattingen van experts over het werk lopen te sterk uiteen.”
Over de twee portretten, de andere ‘herontdekking’, zegt hoogleraar Dickey dat de penseelvoering voor Rembrandt te grof is en het spel van licht en schaduw te weinig subtiel. Dickey, die de portretten naar eigen zeggen goed heeft bekeken: „Ik zie gewoon het leven niet achter de ogen, het gevoel van ‘innerlijk leven’ dat altijd is erkend als een van Rembrandts grootste gaven.”
Jan en Jaapgen
Met zoveel scepsis is het interessant te zien hoe beide ontdekkingen tot stand kwamen.
Mei vorig jaar verstuurde Christie’s een persbericht waarin het ‘Jan en Jaapgen’ presenteerde als een „landmark re-discovery”. De gesigneerde en gedateerde miniportretten (‘Rembrandt, f.1635’) hadden twee eeuwen bij een Britse familie thuis gehangen. In 1824 waren ze voor het laatst publiekelijk te zien, op de veiling in Londen waar een niet bij naam genoemde familie ze kocht als Rembrandt-portretten.
De toeschrijving door Christie’s, twee eeuwen later, steunde niet op de bankable opinion van Van de Wetering, die was immers overleden. Maar het veilinghuis leunde op de misschien wel best denkbare vervanger: het Rijksmuseum. Het Amsterdamse museum is niet alleen de hoeder van de grootste Rembrandt-collectie ter wereld, maar ook werkgever van tal van vooraanstaande onderzoekers. Die onderwierpen de portretten aan serieus onderzoek en bevestigden wat hoogleraar Volker Manuth in april 2021 al aan het veilinghuis had gemaild: dat het om de beeltenissen ging van de vermogende Leidse loodgieter Jan Willemsz van der Pluym en zijn vrouw Jaapgen. Dat echtpaar onderhield een persoonlijke band met de familie Rembrandt.
Directeur Taco Dibbits, die ooit werkte als specialist Oude Meesters bij Christie’s, bevestigde desgevraagd dat het museum op grond van kunsthistorisch en materiaal-technisch onderzoek de toeschrijving aan Rembrandt onderschrijft. Maar ondanks het gezag van het ‘Rijks’ en de signatuur op beide paneeltjes blijken niet alle experts overtuigd, niet bij de presentatie en nog altijd niet.
Neem gepensioneerd Boijmans-conservator Jeroen Giltaij, auteur van zes boeken over Rembrandt waaronder het vorig jaar gepubliceerde Het Grote Rembrandt boek. Alle 684 schilderijen.
Giltaij twijfelde hardop. In musea in Washington en New York hangen grotere portretten van hetzelfde echtpaar. Ooit werden ze aan Rembrandt toegeschreven, nu al jaren niet meer. De hoofden op de grote schilderijen en die op de kleine portretjes zijn identiek. Dat riep bij Giltaij de vraag op: „Wat zijn de originelen, wat de kopieën?”
Volker Manuth, de man die Christie’s wees op de identiteit van de geportretteerden, twijfelt eveneens. Net als Giltaij en Dickey pleit de hoogleraar aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, tevens co-auteur van een recente oeuvrecatalogus van Rembrandt, voor het beter bestuderen van het verband tussen de grote en de kleine versies van ‘Jan en Jaapgen’. Het Rijksmuseum is er volgens hem veel te snel vanuit gegaan dat de kleine versies de prototypes zijn van de grotere portretten. „Er zijn nog heel veel vragen waar ik nieuwsgierig naar ben. Dat lijken academische kwesties, die voor de ene kenner inderdaad anders uitvallen dan voor de ander. Het publiek is meestal vooral geïnteresseerd in de vraag: is het nou wel of geen Rembrandt.”
Alleen het publiek? Nee, ook de kunsthandel. Christie’s verkocht de portretjes op 6 juli voor 13 miljoen euro, ruim boven de hoogste richtprijs. De koper, Henry Holterman van bouwconcern VolkerWessels, gaf ze vervolgens in langdurige bruikleen aan het Rijksmuseum, waar de portretten nu op zaal hangen. Dat is geen toevallige samenloop van omstandigheden. Na de eerste krantenberichten over de veiling benaderde Holterman directeur Taco Dibbits: die schilderijtjes wilde hij wel kopen. Dibbits reageerde enthousiast en vergezelde Holterman in de veilingzaal in Londen. Gebroederlijk zaten ze naast elkaar toen de ondernemer zijn winnende bod uitbracht.
Aanbidding der koningen
De recente geschiedenis van De aanbidding der koningen doet nog meer dan de aankoop van de portretten recht aan de kwalificatie wildwesttaferelen. Ruim twee jaar terug, op 6 oktober 2021, bood Christie’s het bijbels tafereel aan als ‘omgeving Rembrandt’. Een vies, monochroom bruin paneeltje met serieuze conditieproblemen, nog geen A4’tje groot. De locatie van de veiling, Amsterdam, én de richtprijs van maximaal 15.000 euro illustreerden de lage verwachtingen.
Niet dat het veilinghuis niets had geprobeerd. Anderhalf jaar lang had het talloze experts gevraagd het schilderijtje te bestuderen. Logisch, want Christie’s wilde niet opnieuw de fout ingaan, zoals gebeurde in december 2016. Het veilinghuis verkocht toen voor anderhalve ton een groot onbekend mansportret ‘uit de omgeving Rembrandt’ dat de Amsterdamse kunsthandelaar Jan Six anderhalf jaar later presenteerde als een heuse Rembrandt. Met hulp van Ernst van de Wetering, die de vondst legitimeerde als tenminste een fragment van een groot Rembrandt-portret.
En dus ging het veilinghuis dit keer niet over één nacht ijs. Want zo’n over het hoofd gezien meesterwerk kan duur uitpakken, zeker indien de inbrenger voor de rechter kan aantonen dat het veilinghuis het huiswerk niet goed heeft verricht.
Helaas voor Christie’s luidde het oordeel van de geraadpleegde kenners over De aanbidding der koningen tamelijk eensluidend: géén Rembrandt. Nog los van enige esthetische kracht van een schilderij betekent dat een verschil van miljoenen euro’s.
Ook kenners van het Rijksmuseum keken destijds naar het schilderij, zo bevestigt een museumwoordvoerder, al voegt die eraan toe, nu het schilderij als Rembrandt is geveild: „Dit werk is niet materiaal-technisch door het museum onderzocht. We kunnen er daarom geen uitspraken over doen.”
Het ene werk – de kleine portretten – wilde het museum wél bestuderen, het andere níet. Kunsthandelaren en deskundigen vertellen ons dat dit maar één ding kan betekenen: in het ene werk zagen de museumexperts bij binnenkomst potentieel een Rembrandt, in de andere niet. Het museum zegt het niet zo onomwonden. In mei van vorig jaar wilde Taco Dibbits niet verder gaan dan zeggen: „We hebben veel specialisten in huis, maar we gaan geen keurmerken uitdelen en behandelen alleen vraagstukken die voor ons interessant zijn.”
Spektakelstuk
De veiling van het bijbels tafereeltje bij Christie’s in oktober 2021 mondde uit in een waar spektakelstuk. Twee handelaren zagen kennelijk veel potentie in het schilderijtje en boden lang tegen elkaar op. De winnaar was volgens The Art Newspaper de Londense kunsthandel in oude meesters Hazlitt, die samenwerkt met Jan Six. Voor het schilderijtje dat op maximaal 15.000 euro was getaxeerd moest Hazlitt 860.000 euro betalen. Tenminste twee bieders zagen vermoedelijk dus een Rembrandt in het schilderijtje. Tot verbazing van Rembrandt-specialist Jeroen Giltaij. Zijn oordeel: „Hoe langer ik het bekeek, hoe slechter ik het paneeltje vond. De handen, gezichten, de compositie, ze zijn veel te kneuterig, ook voor de jonge Rembrandt.”
Precies twee jaar later kwam de aankondiging van Christie’s concurrent Sotheby’s. Het zou een „herontdekte Rembrandt” op de veiling brengen. En inderdaad: het ging om hetzelfde bijbels tafereel, nu schoongemaakt. Richtprijs: 11,5 tot 17,3 miljoen euro.
De veilingcatalogus vermeldde dat een derde partij garant stond voor de verkoop. Dat betekent dat als geen biedingen komen, de garantsteller het schilderij zal afnemen voor een afgesproken bedrag, meestal net onder de lage richtprijs. Komen er wel biedingen op het werk dan deelt de garantsteller mee in de veilingkosten die de koper moet betalen. Met zulke niet ongewone financial engineering , die verplicht met kleine symbolen wordt vastgelegd in de veilingcatalogus, dekken veilinghuizen risico’s af. Voor de garantstellers is zo’n afspraak een vorm van speculatie, te vergelijken met optiehandel.
De veiling in Londen liep uit op een deceptie. Niemand bood op De aanbidding der koningen. Binnen tien seconden hamerde de veilingmeester het schilderij af op 9,5 miljoen pond. Voor de garantsteller dus. Inclusief veilingkosten moest deze anonieme koper bijna 13 miljoen euro betalen.
Twijfel
Ondanks de deceptie was de veiling niet onopgemerkt voorbijgegaan aan de wereld van Rembrandtkenners. Saillant immers: de deskundigen die Sotheby’s had geraadpleegd over De aanbidding der koningen waren tot een andere conclusie gekomen dan de experts die concurrent Christie’s twee jaar eerder naar hun mening had gevraagd. Nog opmerkelijker: George Gordon, co-chairman Old Masters bij Sotheby’s, beweert dat zeven van de acht door hem geraadpleegde kenners uitgesproken enthousiast waren over de Rembrandt-toeschrijving.
De belangrijkste onder hen is Volker Manuth. Een citaat van hem uit de veilingcatalogus: „De aanbidding der koningen is een zeer betekenisvol voorbeeld van Rembrandts indrukwekkende en verrassende stilistische diversiteit aan het einde van zijn Leidse periode.” Dat het schilderij zo afwijkt van andere schilderijen van Rembrandt uit die tijd komt volgens hem omdat het „zeer waarschijnlijk gemaakt is ter voorbereiding van een ets”.
Toch leert een gesprek met Manuth dat hij lang niet zo stellig is als Sotheby’s hem opvoert. Toeschrijvingen, ook die van hem, „blijven altijd meningen”, zegt de hoogleraar. En over het gebrek aan tegengeluiden in de veilingcatalogus, zegt hij: „Net als in een persbericht van een museum over een aankoop, schenking of bruikleen is het niet per se gebruikelijk om stemmen op te nemen die het oneens zijn met het oordeel van het museum of het veilinghuis.” Manuth betreurt het, voegt hij toe, dat de discussie over het auteurschap van schilderijen „niet altijd inhoudelijk wordt gevoerd, omdat er ook financiële belangen spelen”.
Acht kenners is behoorlijk veel en de catalogustekst bij het schilderij is lang. Gordon, van het veilinghuis: „Sinds de dood van Van de Wetering is het zoeken naar een quorum van opvattingen over Rembrandt-schilderijen veel belangrijker geworden.”
Maar waarom de experts van het Rijksmuseum niet geraadpleegd? Pas toen Christie’s mei vorig jaar het nieuws over ‘Jan en Jaapgen’ naar buiten bracht, besefte Sotheby’s, aldus Gordon, dat het Rijksmuseum helpt bij toeschrijvingen door veilinghuizen. Dat was ruim een half jaar vóór de veiling van De aanbidding der koningen. Op de vraag of dat niet genoeg tijd was voor een gezaghebbend consult antwoordt Gordon: „Onze studie naar het schilderij vond plaats over een veel langere periode en met veel meer experts.”
En wil het Rijksmuseum eigenlijk wel de nieuwe autoriteit zijn voor grote Rembrandt-vraagstukken, zoals diverse experts en handelaren dat graag zouden zien? „Daar denken we nog over na”, zegt directeur Taco Dibbits desgevraagd.
Rondgang
Een rondgang langs dertien experts in oude meesters leert dat het oordeel over De aanbidding der koningen lang niet zo unaniem en overtuigend is als bij Sotheby’s. De geraadpleegde kenners die het veilinghuis in de catalogus bedankt zijn bovendien kritisch over het schilderij, al zien ze er een Rembrandt in. Frits Duparc, voormalig directeur van het Mauritshuis: „Ten eerste: ik ben géén Rembrandt-kenner. Ten tweede: ik ben niet echt enthousiast over dat schilderij.” Er zitten volgens hem een paar mooie, maar ook enkele „bijzonder zwakke passages” in het schilderij. „Mijn toeschrijving is meer negatief. Door goed te kijken en door George Gordon ben ik overtuigd geraakt dat er geen goede kandidaten voor dit schilderij zijn anders dan Rembrandt.”
Gary Schwartz, auteur van vele boeken over Rembrandt, was sceptisch toen hij de krantenberichten over de veiling las. Maar na lezing van de catalogustekst, en na goed kijken, vindt hij dat „het aan de ontkenners is van Rembrandts auteurschap om met tegenbewijzen te komen”.
Jørgen Wadum, een Deens hoogleraar verbonden aan het Haagse instituut voor kunstgeschiedenis RKD, is daarentegen uitgesproken negatief. Op de dag van de veiling schreef hij een vier A4’tjes tellende brief gericht aan het veilinghuis en Volker Manuth, met daarin gespecialiseerde technische en stilistische argumenten waarom het bijbelse tafereel niet van Rembrandt kan zijn. De brief is mede ondertekend door restaurator Caroline van der Elst en Rembrandt-kenner Jeroen Giltaij. Wadums conclusie: „Op basis van 25 jaar onderzoek in de schildertechnieken van de jonge Rembrandt, beweer ik ondubbelzinnig dat de argumenten gepresenteerd in uw catalogus (…) mij niet hebben overtuigd van de toeschrijving van dit schilderij aan Rembrandt van Rijn.”
Bevrijding
‘Wildwesttaferelen’ heeft negatieve connotaties. Toch zegt het merendeel van de geraadpleegde kenners ook dat het gezagsvacuüm mogelijkheden biedt. Sommigen spreken zelfs over een „bevrijding”. Zonder uitzondering prijzen ze Ernst van de Wetering voor zijn Rembrandt-kennis en -onderzoek. Tegelijk klinkt er kritiek op de rol die hij bij leven speelde. De sheriff was een paus geworden die ex cathedra oordelen velde. Discussie vond hij moeilijk.
Frits Duparc: „Rembrandt was van hem. En op het laatst was hij misschien wel een beetje Rembrandt geworden.” En Arthur Wheelock, gepensioneerd conservator van de National Gallery of Art in Washington: „Ernst was een torenhoge figuur met een grote schaduw waarin niets meer groeide.”
De deskundigen verwijten Van de Wetering vooral dat hij niet voor Nachwuchs heeft gezorgd; opvolging. Daardoor is het gezagsvacuüm ontstaan. Want wie hebben zich los van de meester zo kunnen ontwikkelen dat ze in staat zijn de rol van Van de Wetering over te nemen? Duparc: „De jonge Jan Six schijnt aan een boek over Rembrandt te werken en verder heb je natuurlijk Volker Manuth en Jeroen Giltaij. Maar die hebben niet één-twee-drie de statuur van Ernst.”
Duizend bloemen kunnen nu bloeiden. Volker Manuth, de deskundige die door Sotheby’s naar voren is geschoven bij het bijbelse tafereel, brengt in herinnering dat het door Van de Wetering geleide Rembrandt Research Project „een vast aanspreekpunt voor musea, veilinghuizen en eigenaren” was waar aanvankelijk „een heel team” tot een gemeenschappelijk oordeel kwam. Maar allengs werd het onderzoeksproject een ‘eenmanszaak’, zegt Manuth. „De situatie was uiteindelijk zo dat Ernst een oordeel gaf en dat eigenlijk niemand daar iets tegenin durfde te brengen.”
Zo’n situatie is volgens Manuth onwetenschappelijk en onwenselijk. „Wat dat betreft is de situatie nu veel normaler en eigenlijk beter, met verschillende Rembrandt-kenners die hun eigen expertise inbrengen.”
De meeste geraadpleegde kenners denken er zo over. Hun zorg is vooral de markt: veilinghuizen, handelaren en wij, journalisten, kicken op de naam Rembrandt, wat niet los te zien is van de financiële waarde. De focus op die ene naam doorkruist het al decennia groeiende inzicht dat het werk van Rembrandt overloopt in dat van zijn leerlingen en collega’s. Het is naïef, legt Rembrandt-kenner Gary Schwartz uit in zijn boek De Grote Rembrandt (2006) om „simpelweg een ja- of nee-label aan een werk” te hangen. Die vereenvoudiging botst met de zeventiende-eeuwse schilderpraktijk en zeker die van Rembrandt. Schwartz: „Wij moeten beseffen dat veel van de schilderijen, tekeningen en etsen […] het werk kunnen zijn van meer handen dan de zijne.”
Ruimhartiger toeschrijven
Die onzekerheid over eigenhandigheid en datering voeden, in samenspel met de hoge prijzen, de wildwesttaferelen in een tijdperk zonder sheriff. Oud-conservator Arthur Wheelock over de recente herontdekkingen: „Het gaat hier om werken aan de rand van Rembrandts oeuvre. Het is niet zo gek dat die nu op de veiling komen als Rembrandt. En vergeet niet: al bij leven van Van de Wetering was de trend ingezet naar ruimhartiger toeschrijven. Dat gaat nu versneld verder. Afgeschreven Rembrandts komen nu onder het oog van een waaier aan kenners.”
Betekent dit dat de huidige turbulentie een blijvende ontwikkeling heeft ingezet? De Canadese hoogleraar Dickey denkt van wel. Zij en andere kenners zeggen dat ze in de laatste maanden al meer werken voorgelegd hebben gekregen dan in de tien jaar daarvoor. Dickey: „Geloof me, er zit nog veel meer in de pijplijn.”
Frits Duparc, oud-directeur van het Mauritshuis, noemt deze ontwikkeling logisch. Er zijn waarschijnlijk ook werken die vooral door leerlingen van Rembrandt zijn geschilderd. „Vraag is dan natuurlijk: is het een Rembrandt? Dat soort vragen zullen ons altijd bezig blijven houden. Het is niet zwart-wit, het Rembrandt-onderzoek bestaat uit meer dan vijftig tinten grijs.”
Handelaren kijken natuurlijk ook naar de verkoopprijs. Daar zit weinig grijs in. Bob Haboldt, prominent handelaar in oude meesters, sprak zich twee jaar geleden in NRC al uit toen De aanbidding der koningen bij Christie’s voor meer dan acht ton was geveild. „Een onbegrijpelijk hoge opbrengst”, zei hij. En: „Het heeft echt niks met Rembrandt te maken.”
Zijn collega Salomon Lilian prijst op licht cynische toon concurrent Sotheby’s en de inbrenger, die hetzelfde schilderij in december voor 13 miljoen verkochten. „Goede verkopers”, noemt hij ze. Of voor het schilderij nog een belangrijke rol is weggelegd in de kunstwereld betwijfelt de kunsthandelaar. „Van dit schilderij gaan we nooit meer iets horen, denk ik.”