‘Wanneer gaan we weer actie voeren, Bianca?’

Haar eerste actie vergeet ze niet meer. Tweehonderdvijftig werknemers van de sociale werkplaats had Bianca Wilke opgetrommeld voor een protestmars tot aan het gemeentehuis van Doetinchem. En je hoort wel eens dat ze in de Achterhoek niet zo van het actievoeren zijn („doe maar gewoon dan doe je al gek zát”), nou, zegt Wilke wijzend naar buiten: „De hele straat stond vol, de mensen hingen uit de ramen om te kijken”.

En ze was net bezig met een spandoek ophangen voor het gemeentehuis toen de teamleider van de sector sociale werkvoorziening zei: „Bianca, je moet een welkomstwoord doen”.

Een welkomstwoord? Ik? Ze sloeg dicht, helemaal in de paniek. Ze had zoiets nog nooit gedaan.

„Kom op! De brandweerwagen op!”

Toen is ze een laddertje opgeklommen, net boven de mensen uit. Ze besloot naar de winkels te kijken, niet naar de gezichten, en ze dacht: ik moet dít benoemen, en dát, en na afloop zei de teamleider: „Jeetje Bianca, wát een toespraak”. Een vakbondsleider was geboren.

Dat was in 2015, toen de FNV in Doetinchem nog ergens achteraf huisde in een kantoortje met gordijntjes en klein het logo op het raam. Een tijd waarin het op landelijk niveau rommelde bij de vakbond en de ledentallen in alle 35 arbeidsregio’s achteruit vlogen omdat de ouwe knarren hun pensioenleeftijd bereikten en de jonge garde dacht: vakbond, waarom?

Om de zichtbaarheid te vergroten besloot de FNV vanaf 2019 in elke regio een ‘vakbondshuis’ op te richten. Dus nu staat er ook eentje in het centrum van Doetinchem, voor de hele Achterhoek. Een flink pand met posters achter de ramen met klassieke vakbondsleuzen als ‘Alles wordt duurder, nu jij nog!’. Het pand heeft zaaltjes met flipovers en een lange koffietafel. Mensen kunnen er terecht voor vragen over werk en inkomen en juridisch advies.

actievoerder in ‘Vakbondshuis’ in DoetinchemBianca Wilke De mensen komen hier soms huilend binnen

Beperkte openingstijden, dat wel. En het is vakantietijd dus rustig, blijkt al glurend door het raam. Eén jas hangt aan de kapstok, die van Bianca Wilke (50). Ze haalt de deur van het slot en heeft wel even tijd. Ze is de beheerder van het pand, vertelt ze, en tevens actieleider voor zo’n vijftienhonderd mensen in de regio die vanwege een beperking werken in de sociale werkvoorziening. Dus nu zitten we aan de koffie, uit een kartonnen FNV-bekertje, met op tafel een actieflyer: ‘4 november 2023, Westerpark Amsterdam. Dag van de Bestaanszekerheid’.

Of ze iets met het thema heeft? Wilke kijkt verbaasd, twee handen op tafel. „De mensen komen hier soms huilend binnen: ‘help, wat moet ik doen? Mijn geld uitgeven aan benzine om met de scooter – niet eens een auto hè, die kunnen ze niet betalen – naar mijn werk te gaan? Of moet ik mijn geld uitgeven aan eten?’ En als ik zeg ‘eten’ dan hoor je: ‘maar dan raak ik mijn baan kwijt en sta ik op straat want dan kan ik de huur niet meer betalen en ben ik álles kwijt’.”

Wie alleen naar de cijfers kijkt, begrijpt er weinig van. Nog nooit waren er zo veel mensen aan het werk in Nederland: zeven op de tien. En er waren nog nooit zo veel banen: ruim elf miljoen. En ook het aantal openstaande vacatures – 122 op 100 werklozen – is (bijna) historisch hoog. En toch hoor je overal dat de ‘bestaanszekerheid’ op het spel staat.

De balans in het sociale zekerheidsstelsel is zoek. Dat is volgens onderzoeken en rapporten over de arbeidsmarkt het punt. Al een tijdje, constateerde een commissie onder leiding van Hans Borstlap in 2020. In haar rapport getiteld In wat voor land willen wij werken? schetst de commissie hoe de overheid zich vanaf eind negentiende eeuw – na vele misstanden – voor het eerst ging bemoeien met de regulering van werk. Ze bouwde aan een stelsel van rechten en plichten, er kwamen vakbonden en cao’s en langzaam ontstond een balans tussen de (economische) belangen van werkgevers en de (sociale) belangen van werknemers.

Die balans sloeg al eens eerder door, schrijft de commissie. In 1990, toen nog in het voordeel van die laatste groep. Werknemers hadden zó veel bestaanszekerheid verworven, dat ze amper nog wilden werken. „Nederland is ziek”, zei premier Lubbers toen het land bijna 900.000 arbeidsongeschikten telde. Daarna versoberden de regelingen en werd de sociale zekerheid langzaam afgebouwd. De overheid zag in tijden van globalisering en ict meer nut in marktwerking en in een efficiëntere toewijzing van arbeid. Het aandeel mensen in loondienst nam af en dat van flexwerkers groeide. Inmiddels werkt vier op de tien als oproep- of uitzendkracht of zzp’er; het grootste aandeel van de hele Europese Unie. En vooral in sectoren waar de klantvraag grillig verloopt, schrijft de commissie, drukken werkgevers de kosten door het „just in time of „on demand” inzetten van werknemers.

Bianca Wilke.
Foto Dieuwertje Bravenboer

In de bouw

Wat dat betekende zag Bianca Wilke bij haar buurman, die werkt in de bouw. Hij werd, net als veel andere werknemers in die sector, in 2008 ontslagen vanwege de economische crisis. De volgende dag mocht ’ie alweer terugkomen. „Wel even jezelf bij de Kamer van Koophandel inschrijven als zzp’er”, werd erbij gezegd. Hij kreeg hetzelfde loon. „Maar wat de werkgever er niet bij vertelde was dat ’ie daar nog belasting, verzekeringen en ziektekosten vanaf moest trekken.” Plots zag ze haar buurman, een alleenstaande die er graag op uitging – „stappen, weekendjes weg met z’n bus” – altijd thuis zitten in z’n vrije tijd. „Hij moest bezuinigen op álles.”

En nu ziet ze de ommekeer, want de economie draait weer goed. Haar buurman kan als zzp’er inmiddels de hoofdprijs vragen vanwege de tekorten in de bouw. Zoals die tekorten er ook zijn in de horeca, de zorg. „Prima toch?” zeggen veel zzp’ers. Ze hebben nog nooit zo veel verdiend, en eindelijk zeggenschap over hun tijd. „Nooit meer weekenddienst!”

Maar hóé dan, vraagt Wilke zich af. „Als we dat allemaal doen, wie gaat jou dan straks helpen als je in het ziekenhuis ligt?” En wat nou als de economie straks weer minder draait? Wilke ziet de gevolgen al in de bouw, waar projecten in de regio stilliggen vanwege de stikstofcrisis. En in Doetinchem zijn al drie horecazaken failliet. En als al die zzp’ers straks niet meer nodig zijn, staan ze rechteloos op straat. Want de meesten zijn ook geen lid meer van een vakbond. „Ze zeggen: waarom zou ik, als een baan me niet aan staat, zoek ik toch wat anders?” Maar Wilke vindt het allemaal zo korte termijn gedacht. En ze weet ook al wie er straks als eerste de dupe zijn: de laagstbetaalden.

Bianca Wilke heeft zelf ervaren hoe het is om onderaan de arbeidsmarkt te bungelen. Ze werkte jaren via Laborijn, de sociale werkvoorziening, in de kantine achter de kassa. Vanwege een lichamelijke beperking. Nul energie, alsof ze zwanger was. En dan weer in de overgang. Niet te genieten. De bedrijfsarts dacht aan zware overspannenheid. Na twaalf jaar kwakkelen kwamen ze in het ziekenhuis erachter dat ze een hormoonziekte had. Met hulp van tabletten gaat het nu veel beter.

Actiebereidheid heeft er bij haar altijd ingezeten. Als kind al kon Wilke onrecht moeilijk verdragen. Werd ze „verschrikkelijk boos” als een leerling van de juf straf kreeg terwijl een ander was begonnen. „Niet mee bemoeien Bianca!” klonk het dan. Maar ze kon het niet laten, ook niet toen ze via Laborijn in de kantine werkte. Ze was er niet gelukkig en werd door de directeur op het matje geroepen. „Waarom ga jij overal tegenin, Bianca?” zei die. „Misschien heb ik iets voor jou waar je wél wat aan hebt.” Ze mocht bij Laborijn een bedrijfsledengroep samenstellen, „de oren en ogen van het bedrijf”, daarna kwam ze in het branchebestuur en sinds een maand is ze vice-voorzitter bij FNV-SOB, namens de werknemers in de sociale werkvoorziening (SW).

De mensen voor wie Wilke opkomt, hebben een lichamelijke of geestelijke beperking en vallen onder een eigen cao. Velen werken 36 uur per week, soms in dienst van gemeenten, maar het wettelijk minimumloon voor een SW’er is lager dan dat van een ambtenaar, net als de reiskostenvergoeding. „Terwijl SW’ers en ambtenaren in de plantsoenen met de schoffel naast elkaar staan. Hetzelfde werk!”

Het FNV Vakbondshuis in Doetinchem.
Foto Dieuwertje Bravenboer

De boodschappen zijn duurder

Vooral de inflatie, zegt ze, heeft deze groep hard geraakt. Maar leg ze maar eens uit wat inflatie is. Velen kennen het woord niet. „Pas als je zegt: ‘de boodschappen zijn duurder’, dan zeggen ze: ‘ja!’ En dan weten ze precies te vertellen welke producten ze niet meer kopen.” Groente, vaak. Of alleen groente in blik. En geen fruit meer. En als de wasmachine kapot gaat is er geen geld voor een nieuwe, want sparen lukt niet meer.

„Bianca, wanneer gaan we weer actie voeren?” vragen SW’ers. En als het zover is, stelt ze de buslijsten op. „Mag m’n vrouw ook mee?” „Kost haar wel een vrije dag. Tenzij ze lid van de vakbond is, dan krijgt ze stakingsgeld.” En zo haalt Wilke nieuwe leden binnen. Laatst had ze in één dag zestig mensen lid gemaakt. „Aanmeldformulier mee in de bus en hup.”

Wilke heeft zo al eens het kantoor van de thuiszorg bezet en van gemeentehuizen en van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. En misschien – ze kijkt naar de actieflyer – gaat ze op 4 november ook wel naar Amsterdam. En als ze haar dan vragen op het podium over bestaanszekerheid te spreken, dat is geen enkel punt. „Peanuts.” Ze zou vertellen dat SW’ers nergens voor worden gecompenseerd. En, moeten ze dan allemaal de dood ingejaagd worden? Ja, ze zou het hard stellen. „Anders komt het niet aan.”