N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Steden, buurten en gebouwen zouden kunnen functioneren als ecosystemen. „Ondertussen is de natuur dan ook beter af”, stelt Katharina Hecht.
‘Vraag mensen wat belangrijk is in hun leven en ze noemen hun familie en vrienden. Vraag ze wat ze graag doen, en ze beginnen over naar het strand gaan of een vakantie in een mooi berghuisje. Iets met natuur. Waarom brengen we die natuur niet naar de plekken waar we wonen?”
Katharina Hecht (1994) onderzoekt als promovendus aan de Universiteit Utrecht (UU) hoe ecosysteemdiensten een plek kunnen krijgen in de bebouwde omgeving. Ecosystemen betekenen veel voor de mens. Ze zorgen voor schone lucht, zuiveren water, genereren voedsel, bieden een gevoel van ontspanning. Er zijn ten minste 56 ‘diensten’ te onderscheiden, weet Hecht. „Bijna 60 procent van de mensen op aarde woont in steden, maar de stad néémt vooral heel veel uit andere ecosystemen, tot destructie aan toe. Het levert zelf heel weinig.”
Het is fijn om even te kunnen wandelen om ruimte in het hoofd te krijgen
Dat moet anders kunnen, dacht Hecht toen ze – ook aan de UU – een master bio-geïnspireerde innovatie deed. Steden, buurten en ook gebouwen kunnen veel meer functioneren als een ecosysteem. Zelf dingen voortbrengen waarvoor mensen en dieren anders leunen op andere ecosystemen. Groene gevels en daken liggen voor de hand. „Maar ik probeer het breder te zien, na te denken over de ecologische functies die we van een omgeving verwachten en een ontwerp daarop aan te passen.” Waarom nog steeds de mens centraal, en niet biodiversiteit? „Het gaat over steden, die zijn mensgericht. En als mensen er voordeel in zien dan is de kans dat het er echt komt groter”, zegt Hecht. „Ondertussen is de natuur dan ook beter af.”
Heel dicht bij huis brengt ze haar onderzoek in de praktijk. „De campus wordt de komende jaren vernieuwd. Toen ik in een workshop met de directie Vastgoed & Campus de vraag stelde wat een wetenschapper eigenlijk nodig heeft, als mens en in het werk, ontstonden er ineens allerlei ideeën die ecologie en menselijke behoeften verbinden. Het is fijn om even te kunnen wandelen om ruimte in het hoofd te krijgen. Waarom niet de vleugels van het gebouw met elkaar verbinden zodat je rond kunt lopen? Kan er aansluiting komen met de botanische tuin van de universiteit, die hier vlak achter ligt? Er is ook een kanaaltje vlakbij. Kan dat water niet een grotere rol krijgen, en kan dat niet ter plekke gezuiverd worden voor gebruik in het gebouw?”
Geen onderzoeksgroep
De connectie met de bouwsector, in dit geval met Vastgoed & Campus, vindt ze belangrijk. „Als onderzoeker kun je allerlei inzichten opdoen over wat goed zou zijn voor mens en natuur, in de praktijk komt er vaak weinig van. Daarom wil ik ook weten hoe de industrie denkt en wat daar nodig en mogelijk is om ecosystemen een plek te geven.”
„Er is hier in Utrecht geen hele onderzoekgroep die bezig is met ecosysteemdiensten. Ik heb wel een promotor en ik heb een co-promotor in Nieuw-Zeeland die er veel onderzoek naar doet. Ik moet dus mijn eigen weg vinden en zelf een netwerk opbouwen, dat is soms lastig. Maar het geeft ook vrijheid, ik kan zelf mijn richting bepalen. Ik zoek veel internationale aansluiting.” Ze is net een paar dagen terug van enkele maanden onderzoek doen in Singapore en Nieuw-Zeeland.
Ik heb ervoor gekozen om diep in te gaan op één onderwerp
Een deel van Hechts onderzoek behelst het samenstellen van een database met voorbeelden, zodat de bouwsector meer handvatten heeft. „Stedelijke gebieden hebben vaak nog maar weinig connectie met de directe omgeving. Terugdenken aan wat vroeger gedaan werd, of bekijken hoe inheemse bevolking iets aanpakt, biedt veel inspiratie.”
„Ik las een onderzoek over het platteland van India, waar de jongere generatie die in de stad op school was geweest terugkeerde naar hun dorpen en daar met hun hogere inkomen ‘stadse bebouwing’ neerzette, van beton en steen. Na een tijdje kregen de bewoners hoofdpijn en andere klachten. Wat bleek? De nieuwe gebouwen konden niet goed omgaan met de vochtige hitte, de vroegere huizen van lokale materialen als leem ademden veel meer.”
Maar wat levert het op?
Voorbeelden zijn inspirerend, maar meten is weten. Zorgen de aanpassingen daadwerkelijk voor de beoogde effecten? „Dat wil ik natuurlijk ook weten. En in de industrie wordt ook meteen gevraagd wat het kost en wat het oplevert”, zegt Hecht. „Maar duidelijke getallen eraan hangen is niet mogelijk, elke situatie is zó anders.”
Toch is ze gaan meten aan groene gevels, in Singapore, waar ecosysteemdiensten in de stad steeds serieuzer worden genomen. „Ik heb ervoor gekozen om diep in te gaan op één onderwerp”, zegt Hecht. „We bekeken twaalf verschillende groene gevels, met klimplanten en met planten in potten verspreid over de muur, die vergeleken we met een controlemuur.” Vier dagen lang, elke vijf minuten, registreerde ze de temperatuur voor en achter het groen. Ook telde ze biodiversiteit.
En, hoeveel koeler is het dankzij zo’n groene gevel? „Dat hangt dus af van het moment van de dag, van het type en de dikte van de begroeiing, van de ondergrond. Over het algemeen bleef het overdag koeler tegen de gevel, in de nacht isoleerde het groen juist. Uiteindelijk wil je natuurlijk ook iets weten over de effecten binnen, en dat hangt dan weer af van de materialen van de muur, de dikte, en ga zo maar door. Iemand die in Nederland een groene gevel wil bouwen haalt hier wel inzichten uit, maar geen garanties.”