N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Koerdische letteren Kawa Nemir ziet zijn Koerdische vertaling van Ulysses als protest tegen de onderdrukking van zijn moedertaal.
De laatste keer dat ik Kawa Nemir zag, was voor de pandemie. De Koerdische dichter in ballingschap had Ulysses van James Joyce vertaald naar zijn moedertaal. Hij vertelde erover op een literaire avondje in het Amsterdamse Goethe-Institut. Nemir zat met honderden A-viertjes aan zijn voeten, waar hij eindeloos doorheen groef, op zoek naar een passage die hij wilde voordragen. Het zag er niet naar uit dat zijn manuscript spoedig gedrukt zou worden.
Nu, vier jaar later, is de moeilijk vertaalbare roman eindelijk verschenen – een mijlpaal in de Koerdische letteren, zegt hij. Sterker nog: een revolutie. „Koerden noemen alles wat ze doen revolutie.” De Koerdische cultuur wordt onderdrukt, legt hij uit. In de eerste zeventig jaar van de Turkse republiek werden volgens hem slechts vijf boeken in het Koerdisch gepubliceerd. Het uitkomen van deze Ulysses is dus op zijn minst opzienbarend te noemen.
„Joyce vertalen is een verslaving, het neemt je leven over. Zoeken naar de juiste woorden maakte me soms echt ziek. En het houdt nooit op. Ik moest het manuscript wel inleveren bij de uitgever, anders ging ik er onderdoor. Ik heb echt gehuild toen ik het op de post deed.’’
Jammer dat ik geen Koerdisch spreek, zeg ik. „O, maar het is heel makkelijk te leren”, antwoordt Nemir. „Het Koerdisch behoort tot de Iraanse tak van de Indo-Europese taalfamilie. Onze taal heeft niets te maken met Turks of Arabisch, maar is verwant aan oud-Engels, Frans, Nederlands.”
Odyssee in één dag
De roman van James Joyce uit 1922, hoogtepunt van het modernisme, beschrijft één dag in Dublin en volgt de omzwervingen van student Stephen Dedalus en Joodse advertentieverkoper Leopold Bloom, eindigend in de meanderende gedachtestroom van Molly Bloom, diens overspelige gade die thuis is gebleven. Kawa Nemir was al fan van Ulysses voor hij echt in staat was om de roman te lezen. „Ik vond het prachtig hoe Joyce de hele Odyssee samenbalt in één dag. Ik viel voor zijn ironie, en hoe hij een eigen wereld schept, groter dan Ierland, groter dan wij allemaal bij elkaar. En ik zag een verband tussen Koerdistan en Ierland: onderdrukte culturen en talen, gedwongen assimilatie, de relatie tussen literatuur en politiek. IRA en Sinn Féin lijken op de PKK.”
Het kostte hem eerst twintig jaar om de roman te lezen: „Ulysses dwingt je om allerlei andere boeken erbij te gaan lezen, om je te verdiepen in de Ierse geschiedenis, de Britse kolonisatie, de Joodse cultuur.” En Joyce schept zijn eigen taal, dat vergt wat studie. „Het is een soort betere versie van het Engels, opgebouwd uit vele talen, uit dialecten, slang, zelfverzonnen woorden, verouderde woorden.”
Om een Koerdische evenknie te bouwen, putte Nemir niet alleen uit zijn eigen dialect, het Kurmancî, maar ook uit de andere, kleinere dialecten. Op zoek naar woorden en uitdrukkingen reisde hij door de Koerdische regio’s. „Het Soranî, wat in Irak en Iran wordt gesproken, is de taal waarin zo’n duizend jaar geleden de oudste Koerdisch literatuur werd geschreven, dus daar heb ik ook veel uit gebruikt. Ik probeer een vergeten literaire taal te reconstrueren.”
Verboden taal
Een handicap bij het vertalen was dat Nemir aanvankelijk zelf geen goed Koerdisch sprak. „Nadat ik als zesjarige voor het eerst naar school ging, wilde ik geen Koerdisch meer spreken. Ik wilde Turk worden. Onze taal was verboden op school, je kreeg klappen als je iets in het Koerdisch zei. Mijn verhaal is het verhaal van een gekoloniseerd land, van een gekoloniseerde geest. Met schrijven in het Koerdisch neem ik wraak, literaire wraak, op mijn Turkse onderdrukker.”
Kawa Nemir is geboren in Îdir (Igdir), een Turks-Koerdische stad aan de Armeense grens. „Mijn vader is rijk geworden in de tapijtenhandel. Ik kon naar goede scholen, de universiteit. Vaak was ik wel de enige Koerd in de klas.” Nemir studeerde Engels en klassieke talen in Istanbul en Ankara, maar hij werd van de universiteit verbannen toen hij ijverde voor onderwijs in de Koerdische taal. Nemir: „Mijn vader had grote plannen voor me, ik zou economie gaan studeren in Amerika, ik zou de tapijtenhandel overnemen. Maar ik haat tapijten.”
De Koerden hebben geen eigen staat, hun land is verdeeld tussen Turkije, Syrië, Irak en Iran. De taal was lang verboden in Turkije. Een dichter die in het Koerdisch schrijft, is automatisch een rebel. Nemir: „Met wat bevriende dichters begonnen we in de jaren negentig met illegale poëzieavonden in Istanbul. We worden Generatie Rewşen genoemd, naar het literaire tijdschrift dat we rond de eeuwwisseling hadden. Onze bladen werden vaak in beslag genomen, we verspreidden ze illegaal op Koerdisch bruiloften.”
Moeder
Op zijn veertiende, toen hij begon te dichten, besloot hij terug te keren naar de cultuur waaruit hij voorkwam, terug naar zijn moedertaal, en daarmee naar zijn moeder. „Ik wil niet sentimenteel het moederhart bezingen, maar mijn moeder is essentieel voor mijn werk – zij is mijn woordenschat, mijn eeuwige bron. De woorden en gezegden die ik in Ulysses gebruik, komen van haar.”
Zijn moeder is een Koerdische nationalist, zegt hij. „Ze woont al vierendertig jaar in Istanbul, maar ze weigert Turks te spreken. Ze doet alleen boodschappen bij Koerden. Ik geef mijn geld niet aan Turken, zegt ze”. Zijn moeder is ook een bard, volgens hem. „Ze is analfabeet, maar ze heeft een groot episch talent, diep geworteld in de orale traditie. Ze kan fantastisch verhalen vertellen en ballades zingen, en ze heeft een fenomenaal taalgevoel. Laatst begon ze ineens een gedicht voor te dragen, perfect rijmend, strak metrum. Ik vroeg: van wie heb je dat? Zei ze: ‘van mijzelf natuurlijk’.” Zijn moeder zit hem altijd uit te lachen: „Zegt ze: ‘Je maakt zoveel taalfouten, en je weet helemaal niets, hoe kun je dan ooit schrijver worden?’ Mijn gedichten vindt ze waardeloos: ‘Dat begrijpt toch niemand’. Wanneer je een taal wil dienen, vindt mijn moeder, dan moet je duidelijk en helder schrijven.”
Anne Frank
Nemir kwam vijf jaar geleden naar Amsterdam. Hij kreeg in Nederland een beurs van het Letterenfonds en mocht in het huis van Anne Frank wonen. Nee niet het Achterhuis, maar het huis aan het Merwedeplein waar de vermoorde Joodse schrijfster woonde voor ze onderdook. Dat is nu een tehuis voor gevluchte schrijvers. „In het begin was ik bang dat het zou spoken. Er hangt een foto van Anne met vriendinnen, alle gezichten vervaagden, behalve dat van Anne. Ze keek me de hele tijd aan. En ’s avonds hoorde ik stemmen. Nou ja, het zullen de buren zijn geweest, maar ik was toch bang.”
Nu Ulysses af is, wil hij de rest van zijn leven besteden aan het vertalen van Finnegans Wake, de laatste roman van James Joyce, die als nog moeilijker vertaalbaar geldt. Verder probeert hij gedichten van Nijhoff en Slauerhoff naar het Koerdisch te vertalen. Hij leert ijverig Nederlands. Tijdens het interview zegt hij tegen een serveerster in het Nederlands: „Jij bent superdruk”. Geestdriftig schrijft hij in zijn notitieboekje een nieuw woord op dat ik laat vallen: „Verweggistan”.