The Crown heeft de dood van prinses Diana maar liefs drie seizoenen kunnen uitstellen, maar in het zesde seizoen is het dan toch eindelijk zo ver. Alles wat we zien staat in het teken van haar naderende auto-ongeluk in het Parijse tunneltje – vooral het aanzwellende geklik van de persfotografen en het zoemen van hun scooters als ze de prinses steeds verder opjagen. Diana krijgt veel warme momenten met haar twee kinderen, om de kijkers in te peperen wat de jongens straks moeten gaan missen. Wanneer ze afscheid neemt van zonen denk je steeds: dit kan de laatste keer zijn. Wanneer zij op aandringen van haar vakantievriend Dodi een tussenstop maakt in Parijs, denk je: doe het niet, Diana!
Aanvankelijk ging de populaire Britse historische serie met gezwinde spoed door het leven van de Britse koningin Elizabeth II en haar familie, vanaf haar bruiloft in 1947 tot in de moderne tijden. Maar toen prinses Diana eenmaal arriveerde in seizoen vier, trapte serieleider Peter Morgan krachtig op de rem. Hij wilde zo lang mogelijk genieten van het meest charismatische en dramatische personage dat de hedendaagse koninklijke geschiedenis te bieden heeft. Met de komst van Diana verdwenen allengs andere plotlijnen en personages uit zicht. Geen politiek meer, geen koninklijke worsteling meer tussen privéleven en publieke functie. De koningin zelf deed er steeds minder toe. Het nieuwe en laatste seizoen, eerste helft, voltooit die ontwikkeling: het gaat alleen nog maar over Diana.
Lees ook aan de poten van moeders troon zagen
Netflix zette de eerste vier afleveringen donderdag stilletjes online, de andere vijf afleveringen volgen op 14 december. Er werden vooraf geen afleveringen beschikbaar gesteld, dat heeft wellicht te maken met de aanzwellende kritiek. De eerste helft van het zesde seizoen is donderdag door de Britse pers negatief ontvangen en door The Guardian finaal in de pan gehakt. Die kritiek heeft deels te maken met het feit dat The Crown steeds dichter bij het heden komt. Daarmee verloor de serie al eerder de charmes van het kostuumdrama, met de somptueuze aankleding van de jaren veertig, vijftig en zestig. Bovendien verloren de schrijvers ruimte om zelf iets in te vullen. Steeds vaker werden ze gewezen op historische onzorgvuldigheid. Steeds vaker imiteerde de serie beelden die we toch al kenden. Ook was er ethische kritiek: mocht je wel drama bedenken over mensen die nog gewoon rondlopen? Ben je dan niet even erg als de paparazzi, die in de serie worden neerzet als weerzinwekkende bloedhonden?
Maar het zesde seizoen, eerste helft, blijkt helemaal niet zo slecht te zijn. Het begint met de gebruikelijke schermutselingen tussen kroonprins Charles en Diane, die na hun scheiding elkaar proberen te treffen via de pers. De twee verzoenen zich, net op tijd. Diana probeert te genieten op een Mediterraan jacht met vakantievriend Dodi, maar de druk van de boulevardpers wordt steeds verstikkender. Volgens een telefonisch consult met haar psychiater heeft Diana een drama-verslaving. De serie hint ernaar dat Diana het rustiger aan wil gaan doen, weg van de schijnwerpers, dichter bij haar kinderen. Maar eerst nog even dit…
Invuloefening
Het grote probleem van dit zesde seizoen is dat het verhaal van Diana al héél erg vaak is verteld. Er zijn tientallen films, series en documentaires over de jonggestorven prinses. Scenarist Peter Morgan schreef zelf al eerder de film The Queen, die de nasleep van Diana’s dood veel pregnanter neerzette. The Crown 6 1/2 voelt als een invuloefening.
De serie was altijd al het interessants als de schrijvers de vrijheid namen om zelf iets te bedenken. Het beste lukt dat dit keer als ze de romance tussen Dodi en Diana uitdiepen. Nee, het is niet haar nieuwe grote liefde, ze gingen niet trouwen. Dodi en Diana hebben meer een vriendschap van twee kinderen die zich niet gezien voelden door hun vaders. Mooi is hun laatste gesprek, als ze elkaar liefdevol confronteren met hun tekortkomingen.
Ook sterk zijn de ragfijne manipulaties van Dodi’s vader, de Egyptische miljardair Mohamed Al-Fayed. In seizoen 5 was hij nog een charmante parvenu die dolgraag bij de Britse opperklasse wilde horen maar die telkenmale door de koninklijke familie werd afgewezen. Nu is hij gepromoveerd tot de schurk van het seizoen. Meedogenloos duwt hij zijn zoon Dodi bovenop de prinses. Wanneer Dodi met Diana zou trouwen, zo is papa’s plan, dan zal hij eindelijk tot de Engelse elite behoren. Hij schrikt er niet voor terug om de paparazzi op de geliefden af te sturen. Tegen haar zin laat hij de opgejaagde prinses naar zijn paleis in Parijs slepen. Dan komt het ongeluk. Nu is hij zijn zoon kwijt en is hij nog steeds een outcast. Alles verloren.
Ik verstond niet wat ze zeiden. Vanaf het speelplein achter ons klonken stemmen, gealarmeerde stemmen. Maar het was een zaterdagmiddag, marktdag, overal was herrie. Een vriend en ik liepen over straat. We hadden elkaar maanden niet gezien, en waren net begonnen aan de haast administratieve update over ons leven, waar we zoal mee bezig waren, hoe het ervoor stond in de liefde. De stemmen werden luider. Een jongeman rende ons voorbij. Ik keek om. Het waren jongetjes, misschien tien jaar oud, ze wezen naar de jongeman die ons voorbijgerend was. Nu pas verstond ik wat de stemmen zeiden: ‘houd de dief’.
De dief was bijna bij de hoek. Ik probeerde zijn snelheid in te schatten; die viel me tegen. Ik weet niet waarom ik deed wat ik deed. Een echte beslissing was het niet. Maar ik zette het op een sprinten. Het moet er enigszins potsierlijk hebben uitgezien, deze man op loafers, zonnebril op. Wat had die vent te bewijzen, en aan wie in hemelsnaam?
De dief mocht het zich aanrekenen dat ik al snel op hem inliep; welke zichzelf respecterende rover wordt nou ingehaald door iemand op loafers? Hij sloeg af naar links, de marktstraat in. Ik volgde. Na zo’n tien meter was ik hem zo dicht genaderd dat ik hem kon vastgrijpen, wat ik deed, tamelijk voorzichtig, alsof ik hem attendeerde op iets wat hij verloren was.
De dief was jonger dan ik had gedacht, zijn haar was warrig, zijn ogen waren waterig, hij had een onverzorgd baardje, net te lang om voor hipster beard door te gaan. Niet het ondubbelzinnige kwaadaardige uiterlijk waar ik op had gehoopt, maar ik moest het ermee doen. Nog voordat ik iets had gezegd, zei hij dat hij onschuldig was. Maar aangezien ik hem nog nergens van had beschuldigd en hij met een tasje in zijn handen stond dat duidelijk niet van hem was, stond hij in juridische zin zwak. Ik wierp hem een blik vol mededogen toe à la: laten we ophouden met deze gênante onzin, en dacht dat de kous daarmee af was. Maar zodra mijn greep verslapte, schoot hij weer weg, de markt op. Nu was ik echt geïrriteerd.
Zodra mijn greep verslapte, schoot hij weer weg, de markt op
Ik sprong tussen fietsen door, rende tussen marktstalletjes door, ontweek kaas-proevende zaterdagmensen. Bij de falafelstal onderschepte ik de dief opnieuw, instinctief klemde ik zijn beide armen vast met mijn rechterarm, terwijl ik hem met mijn linkerarm in zijn nek vasthield, laten we het een houdgreep noemen.
Eigenlijk was dit het gedroomde einde van het verhaal. De dief was gevlucht, ik had gereageerd, ik had gewonnen, spoedig zou het applaus volgen. Ik kon het niet laten om mijn autobiografie hierin te laten meewegen. Enkele jaren geleden had ik een essay geschreven over mijn kleptomanie van destijds, dat had geleid tot de nodige ophef, woede, en zelfs bedreigingen. Dit was mijn redemption arc, mijn heldenverhaal, via het obstakel dat deze dief vertegenwoordigde, had ik mezelf verlost van mijn schuld. Strik eromheen, klaar. Maar zo simpel zou het niet gaan.
Oerfantasie
De tasjesdief is een bekend verhaal. Het is zo bekend dat ik nauwelijks kon geloven dat ik erin verzeild was geraakt. Het voelde bijna aan als een parodie – het rennen, het tasje, het ‘houd de dief’. Wie steelt er nou nog tasjes? Wie roept er nou nog ‘houd de dief’? In een tijd waarin diefstal vaak een abstract karakter heeft, een kwestie van nullen en enen, leek dit voorval onvoorstelbaar ouderwets. Om het haast ongeloofwaardige karakter van deze gebeurtenis nog verder aan te zetten, kwam daar het slachtoffer van de misdaad aangestiefeld: een oude vrouw. Met om zich heen, als was het een roedel, de vijf of zes jongens die ‘houd de dief’ hadden geroepen.
Het was niet zomaar een verhaal, dit. Het was een oerfantasie. Net zoals kinderen zichzelf en elkaar de vraag stellen wat zij gedaan zouden hebben in de oorlog, is er de vraag: wat zou jij doen als je een dief zag wegrennen? Het zijn ethische gedachtenexperimenten, bedoeld om af te tasten hoe je zou reageren onder stress. Welk deel van je persoonlijkheid zou komen bovendrijven op het moment suprême, het heldhaftige of het laffe? Via dit soort experimenten maken we onszelf de mores van de samenleving eigen, we integreren de van boven opgelegde ge- en verboden, terwijl we ondertussen flirten met de hoogst mogelijke status die er in die samenleving te vinden is, althans voor jongens en mannen: die van held. Van oudsher is heldendom altijd te behalen via beproevingen, beproevingen die je ware aard zouden onthullen. Je kunt het niet afdwingen, je kunt alleen adequaat reageren als je een kans geboden wordt. (Toen ik een vriend opbelde met het verhaal was zijn eerste reactie er dan ook een van jaloezie. Hij vroeg niet hoe het met me ging, of het gevaarlijk was geweest, hij informeerde niet naar het lot van de dief. Hij zei alleen: ‘Dat heb jij weer, het geluk dat je zoiets in de schoot geworpen krijgt.’)
Het tot staan brengen van een tasjesdief past binnen dat eeuwenoude genre van de held die opkomt voor de zwakkeren – binnen de moderne burgerlijke samenleving is bezit heilig, en het is via het veiligstellen van andermans bezit dat je kunt tonen dat je een belangrijke pijler bent van die samenleving. Iedereen herkent het narratief, en speelt zijn rol. Vandaar ook dat die jongens van het pleintje zich instinctief hadden verlaten op het ouwelijke, stijve taalgebruik dat bij het genre hoort: ‘houd de dief’, een zinsnede die ze vermoedelijk nog nooit hadden gebruikt, en niet snel weer zouden gebruiken.
Dader en slachtoffer
Het leidmotief van de tasjesdief komt al meer dan een eeuw voor in films. In 1901 werd de Britse korte film Stop Thief! van James Williamson uitgebracht, waarin een zwerver vlees steelt bij een slager, en wordt opgepakt. Hoewel Stop Thief! slechts drie shots behelst, is het een van de eerste achtervolgingsfilms uit de geschiedenis. In het eerste shot steelt de dief het vlees, in het tweede wordt hij achtervolgd, en in het derde krijgt hij op zijn falie. Ikzelf ben opgegroeid met De Tasjesdief (1995), waarin een jonge Olivier Tuinier door een aantal etterbakken wordt gedwongen de straat op te gaan om damestasjes te gaan stelen – een complicering van het klassieke narratief, omdat de ‘dader’ tegelijk een duidelijk slachtoffer is. Een nog complexer variant is de film Ladri di biciclette (1948), van Vittorio de Sica. Daarin wordt Antonio’s fiets gestolen, waardoor hij niet naar zijn werk kan. Na een lange tocht langs vuilnismannen, lommerds, prostituees en waarzegsters komt hij tot de conclusie dat zijn fiets onvindbaar is. Hij besluit zelf een fiets te stelen, en wordt onmiddellijk gepakt – Antonio is dus dader en slachtoffer van hetzelfde vergrijp.
Voor mij was het vooralsnog duidelijk: ik zat niet in een complexe, gelaagde vertelling. Deze vent had een tasje gestolen van een bejaarde, en toen ik hem op galante wijze staande hield, was hij gevlucht. Maar het bleek om een andere vertelling te gaan dan ik had gedacht: de ontmaskering.
De omstanders hadden geen idee wat er aan de hand was. Zij zagen geen held, geen boef. Zij zagen twee malloten die hadden rondgerend, en de één had de ander nu in een houdgreep. Een paar mensen, ik zag het aan hun ogen, dachten dat ik zomaar iemand te grazen had genomen. Ik was de boef en deze man het slachtoffer.
Om de omstanders te kalmeren zei ik dat hij een tasje had gestolen, daar kwam het bewijs aangelopen: de vrouw en de jongens kwamen dichterbij. Achter hen: mijn vriend, die stoïcijns keek. Een man met een tas vol met groenten liep hoofdschuddend voorbij, alsof hij het allemaal maar aanstellerij vond. Een van de jongens kwam achterlangs geglipt, en hij gaf de dief een schop tegen zijn schenen, hij kromp ineen. Ik liet los met mijn rechterhand en joeg de knul weg. De dief mompelde in het Duits. Hij oogde gedesoriënteerd, en keek uit schaamte weg. Hij vroeg me om geld, wat me verwarde, dit was duidelijk niet de overeengekomen rolverdeling.
De eigenares van de tas stond nu tegenover ons, ze pakte haar tas terug uit zijn handen en sloeg hem er tweemaal mee. Daarna schold ze hem uit voor klootzak.
Nu duidelijk was dat er geen kans was op escalatie, begonnen de omstanders hun aandacht te verliezen. De jongens zeiden dat de bestolen vrouw de politie moest bellen. ‘Ja, hè?’ vroeg ze. De man van de falafelkar kwam erbij staan, met zijn telefoon. Hij drukte al. Maar ze aarzelde. ‘Wacht nog heel even’, zei ik. De man van de falafelkar was zichtbaar geërgerd: ‘Moet ik nou bellen of niet?’ Ik stelde haar voor om dat te heroverwegen. Deze dief was duidelijk aan lagerwal geraakt, hij voelde zich vernederd en ik zag niet in hoe een paar nachten in de cel de situatie zouden verbeteren. Misschien was het genoeg dat hij was geschrokken. Ze knikte begrijpend.
Ik liet de dief los en stelde voor een broodje te gaan halen, maar hij hoorde me niet, hij schoot meteen weg. De jongens liepen verder. De eigenares van de tas liep hoofdschuddend weg, ze bedankte me niet.
Ontmaskerd
‘Zo,’ zei mijn vriend. ‘Tevreden?’ We vervolgden onze wandeling. ‘Je denkt zeker dat ik een enorme lul ben, dat ik er niet achteraan ging?’
Dat had ik geen moment gedacht.
Hij vroeg hoe ik had geweten dat de dief geen wapen bij zich droeg. Ik antwoordde dat het geen moment in me was opgekomen en herinnerde me die zin uit Nooit meer slapen van W.F. Hermans, dat een held iemand is die straffeloos onvoorzichtig is geweest.
‘Je stinkt’, zei mijn vriend.
Ik rook aan mijn handen. Hij had gelijk. Een diepe, vuile, zure lucht. De lucht van de dief, die kennelijk al even op straat had geleefd. Bij een cafeetje probeerde ik mezelf met citroendoekjes en wc-zeep enigszins te verschonen. Mensen keken me aan met een mengeling van nieuwsgierigheid en (vooral) afkeer.
De redemption had alleen in mijn hoofd bestaan
Ik had me vergist in het heldendom. Misschien was heldendom niet zozeer een ethische categorie, zoals ik had aangenomen, als wel een esthetische. Een held bestaat bij de gratie van gezien worden, dat hij als zodanig erkend wordt. Een middelbareschoolleraar kan decennialang veel goeds verrichten, maar wat heldendom betreft verliest hij het van iemand die een oude hond uit de gracht redt. Mijn applaus was uitgebleven. Het publiek had niet geweten waar te kijken. De redemption had alleen in mijn hoofd bestaan. Misschien was ik niet zozeer achter hem aangerend omdat hij een tasje bij zich had, maar omdat de jongens hadden gejoeld, omdat mijn vriend naast me liep – omdat ik wist dat er publiek zou zijn, mocht ik hem te pakken krijgen.
De eindscore van mijn ingreep: de dief liep vrij rond en mijn vriend zat tegenover iemand die een uur in de wind stonk. De held was ontmaskerd, niet de dief. Het was alsof de dief mij had gepakt, in plaats van ik hem. Het duurde dagen voordat ik niet meer stonk naar heldendom. Toen mijn psychiater, na me te hebben aangehoord, vroeg waarom ik de dief achterna was gegaan, antwoordde ik: omdat ik hoopte dat hij mij zou verlossen.
Als docent Jonne op de Weegh even niet kijkt, schopt de 21-jarige Carina von Estorff haar schoenen uit. Voorzichtig stapt ze in de fontein van het Amsterdamse Wertheimpark. Ze schuifelt naar het midden en richt haar camera op het watergordijn, dat haar nu natspettert „Yes! Photographer in the wild, I like it!”, moedigt Op de Weegh haar aan.
„De foto’s van mijn opa en oma van vroeger vind ik veel mooier dan de digitale foto’s van nu”, vertelt medecursist Jolente De Keyser (21) als de groep even later naar het Waterlooplein loopt. Hoewel ze het spannend vindt, stapt De Keyser op een man af. Portretfotografie is haar doel vandaag. Natuurlijk mag ze een foto maken, zegt hij. „Met of zonder hoed?”
Von Estorff en De Keyser volgen de zomercursus analoge fotografie van cultureel studentencentrum CREA, gegeven door Op de Weegh. Von Estorff vond de analoge camera onlangs op de zolder van haar ouders. Het nostalgische karakter trekt haar aan, zegt ze, net als de concentratie die voor deze vorm van fotografie nodig is.
Vanwege die bewuste manier van fotograferen specialiseerde docent en fotograaf Op de Weegh zich jaren geleden in analoge fotografie. „Je moet goed observeren. Dat vereist aandacht en rust.” En het trage proces is een van de redenen waarom veel jongeren er fan van zijn, vermoedt Op de Weegh. „Met je telefoon kun je zoveel foto’s maken als je wil. Dat kan bij analoge fotografie niet. En het ontwikkelen kost tijd.”
Dat analoge fotografie in opmars is bij jonge mensen merkt eigenaar Thanh Hung Tran (50) van fotozaak Foto Mignon in de Amsterdamse Pijp. „Vooral de generatie die analoge fotografie nooit bewust heeft meegemaakt komt over de vloer. Beelden van analoge camera’s zijn korrelig en” – Tran maakt het gebaar van aanhalingstekens met zijn vingers – „‘imperfect’ beeld is weer mooi.”
Een deelnemer en docent Jonne op de Weegh van de CREA-cursus analoge fotografie, digitaal gefotografeerd.
Foto’s: Simon Lenskens
Leuke verrassing
„Sommige jongeren hebben een camera op de zolder van hun ouders of opa en oma gevonden”, zegt Rick Stegeman (30), medewerker van fotowinkel Foto Verweij in Nijmegen. „Wij hebben ons eigen filmlab altijd draaiende gehouden. Gelukkig maar, want de vraag is enorm.” Veel klanten kiezen ervoor om hun rolletjes na het ontwikkelen te laten inscannen. Dat betekent dat ze de resultaten digitaal ontvangen. „Zo kunnen ze het op Instagram delen.” Sommigen laten vervolgens een enkele foto afdrukken.
Tijdens de wandeling door Amsterdam wisselen de cursisten ervaringen uit. Af en toe raakt iemand achter om een foto te maken. Het oog van cursist Josephine Nap (25) valt op een vrouw op leeftijd en een jongere man, die arm in arm lopen. Het blijken een moeder en zoon te zijn, die een wandeling maken. „Dat ontroert me”, vertelt Nap. „Daarom vind ik het leuk om hen vast te leggen.” Nap fotografeert al langer met een analoge camera, vertelt ze. „Ik neem vaak een wegwerpcamera mee naar feestjes. Het is een leuke verrassing om na een tijdje de resultaten te zien. Deze zomer dacht ik: ik wil er beter in worden. Ik vind het leuk om de beelden op Instagram te delen; ik hou van de esthetiek.”
De grote paradox van nu, noemt Op de Weegh dat: jongeren die in aanraking komen met analoge fotografie via digitale media, en hun eigen analoge foto’s weer op hun socialemediakanalen delen. „ Maar jongeren zijn gewend om alles online te delen waar ze tijd en moeite in steken. Dat willen ze aan de wereld laten zien.”
Cursist Carina von Estorff tijdens de praktijkles in het Wertheimpark in Amsterdam.
Foto’s: Simon Lenskens
Een euro per foto
Een dure hobby is het wel. „Een filmrolletje kost al snel 15 euro”, stelt Rick Stegeman vast, vijf jaar geleden was dat volgens hem nog 7 euro. „Daar komt nog 15 euro voor het ontwikkelen bovenop. Dan heb je 36 foto’s voor 30 euro. Dat is bijna 1 euro per foto.”
De Nederlandse modefotograaf Ramona Deckers, die onder meer voor het magazine van NRC analoog fotografeert, ziet dat analoog ondanks de kosten ook onder professionals aan populariteit wint, „ook bij fotografen die voorheen alleen maar digitaal schoten”. Zelf gaat Deckers door de hoge kosten strikter te werk dan toen ze tien jaar geleden begon. „Voor een mode-artikel fotografeer ik maximaal één rolletje per look. Daarnaast neem ik steeds vaker mijn digitale camera mee, en doe ik het fifty-fifty.”
Het verschil, volgens haar: „Digitaal is haarscherp. Iedere porie, ieder haartje is zichtbaar. De sfeer van analoge fotografie is unieker en romantischer; de korrel fungeert als een soort filter.”
Die sfeer proberen sommige jongeren op een goedkopere manier na te bootsen. Ook digitale compactcamera’s uit de jaren nul – kleine digitale cameraatjes zonder verwisselbare lenzen – maken een comeback, ziet Thanh Hung Tran. „Dan komt er weer een jonge klant naar me toe met een filmpje van Instagram of TikTok. Deze camera wil ik ook, zegt hij dan.” Er zit gewoon een geheugenkaartje in, wat het fotograferen goedkoper maakt. „Je schiet er zo vijfhonderd foto’s mee.”
5 tips voor beginners
1
Begin niet met een wegwerpcamera, maar met een simpele analoge camera met autofocus.
2
Laat in de fotowinkel het rolletje erin doen en film dat voor thuis.
3
Bewaar je rolletjes in de koelkast, dan blijven ze langer goed. Haal er een dag voor je op pad gaat een al uit, zodat die op kamertemperatuur kan komen.
4
Kies het rolletje met de juiste ISO-waarde. Hoe zonniger, hoe lager het getal. Een rolletje van 100 gebruik je in de Nederlandse zomer, of op zonvakantie. 200 kan je gebruiken bij zon, maar ook bij bewolking. 400 gebruik je bij grijze lucht of in de schaduw, 800 binnen, en 1.600 voor nachtfotografie.
5
Je kan de rolletjes er tussentijds niet uithalen. Gebruik bij twijfel ISO-waarde 200: die kan je zowel in de zon als in de schaduw of binnen gebruiken – in dat laatste geval met flits.
CREA-cursist Carina von Estorff maakte deze foto met een Nikon F-801, met een rolletje van ISO-waarde 400.
CREA-cursist Josephine Nap maakte dit portret met een Fuji DL-1000 Zoom (een ‘point-and-shoot-camera’, oftewel een analoge camera waarbij je zelf weinig aan de instellingen kunt doen en niet kunt inzoomen), met een rolletje van ISO-waarde 200.
Foto’s: Sabrina Zwetsloot
Sabrina Zwetsloot maakte deze foto met een Konica Z-up 120 vp (ook een ‘point-and-shootcamera’), en een rolletje van ISO-waarde 200.
Het lukt premier Dick Schoof niet om de verschillende standpunten over het uitroepen van een asielcrisis in zijn kabinet recht te trekken. Hij is erachter gekomen „dat je dit proces, dat zo gevoelig is, niet alleen in het kabinet kan doen”. Daarom wil hij vaker in overleg met de partijleiders van PVV, VVD, NSC en BBB. Dat meldde hij vrijdag na afloop van de ministerraad. Hij wil bij politiek gevoelige beslissingen „enige zekerheid hebben hoe dat landt bij de diverse partijen”.
De coalitiepartijen PVV en NSC koersen af op een botsing over het thema asiel. Over één tot drie weken wil Schoof een asielcrisis uitroepen, waarmee PVV-minister Marjolen Faber (Asiel en Migratie) delen van de Vreemdelingenwet kan opschorten en daarmee de rechten van asielzoekers kan negeren.
Tijdelijk NSC-leider Nicolien van Vroonhoven heeft aangegeven dat haar partij de asielcrisis niet zal steunen zonder „dragende motivering” – volgens juridisch experts is dat niet mogelijk, Van Vroonhoven zelf heeft daar ook „een hard hoofd” in. PVV-leider Geert Wilders heeft aangegeven dat hij het niet zal accepteren als er geen asielcrisis wordt uitgeroepen.
Ministers Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken, NSC) en Faber komen daardoor recht tegenover elkaar te staan: Uitermark moet namelijk beslissen of het crisisplan van Faber wel in lijn is met de Grondwet. Om een directe botsing in de ministerraad te voorkomen lijkt Schoof daarom direct met hun partijleiders te willen overleggen.
Overigens is asiel niet het enige thema waarover de coalitiepartijen in de clinch liggen. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) is woensdag tijdens een debat hard aangevallen door Kamerleden van PVV, VVD en NSC omdat zij een verbod op „stroomstootapparatuur” niet wilde invoeren. Uiteindelijk gaf ze toe aan de Kamer.
Minder frictie, minder Kamer
Coalitieoverleggen vonden tijdens het derde kabinet van voormalig premier Mark Rutte (VVD) geregeld plaats. De fractieleiders van coalitiepartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie, de premier en de vicepremiers onderhandelden aan het begin van de week al over de onderwerpen die vrijdag in de ministerraad besproken zouden worden.
Daarmee voorkwamen deze vier partijen frictie en onzekerheid, maar het gevolg was tevens dat de oppositie tijdens debatten met voldongen feiten werd geconfronteerd omdat een Kamermeerderheid sowieso al was gevormd tijdens het overleg.
Onder meer na felle kritiek van Pieter Omtzigt, die later NSC zou oprichten, zijn de overleggen afgeschaft in Rutte IV. Daarmee zou de Kamer meer macht hebben en de oppositie meer ruimte krijgen om zelf ook inhoudelijk bij te dragen aan het landsbestuur.
Ook de nieuwe ‘extraparlementaire’ coalitie wilde geen coalitieberaad houden, over de onderlinge verschillen wilden de vier partijen juist open en bloot discussiëren in de Kamer. Dat bleek begin deze maand niet houdbaar: het coalitieberaad werd opnieuw ingevoerd.