‘Naar Oostenrijk, dat moet een wereldreis zijn geweest’

‘Dit zijn mijn ouders ergens eind jaren 50, waarschijnlijk op de Brennerpas, onderweg naar een vakantiebestemming in Oostenrijk. De wegen waren niet zoals nu met prachtig asfalt en tankstations om even te rusten. Deze motorfiets, een Jawa Sport, zou je het best kunnen omschrijven als een opgevoerde brommer met veel geluid en weinig snelheid. Het moet een wereldreis zijn geweest. Ik denk daar wel eens aan als ik in zeven uur naar de zoveelste wintersportvakantie rijd, terwijl zij er waarschijnlijk een dag of vier over gedaan moeten hebben. In weer en wind, zonder navigatie en met een hutkoffer achterop. Moeder in een kort windjack, achter vader in zijn loodzware vetlederen motorjas, met enorme handschoenen en een pothelm.

In de oorlog woonde mijn vader in Hilversum. Om te ontsnappen aan de Arbeitseinsatz moest hij met zijn oudere broers onderduiken. Zo kwam hij de hongerwinter door. Mijn moeder heeft de oorlog in het toen nog overwegend agrarische Apeldoorn doorstaan, met haar familie die actief deelnam aan het verzet en onderdak bood aan Joodse families en Britse piloten. Mijn ouders hadden een gelukkig huwelijk: het feit dat mijn moeder nooit honger heeft gekend en mijn vader wel, gaf de enige onenigheid in het harmonieuze gezin.

Wie de foto heeft gemaakt weten we niet. Maar bij mijn zus en mij brengt hij mooie herinneringen boven, en we koesteren de gedachte dat de welvaart ons telkens een stap verder brengt, maar dat sommige vakantiebestemmingen min of meer dezelfde blijven: ook wij gaan naar Oostenrijk.’