Amy: „We hebben elkaar negen jaar geleden ontmoet. We gaven toen allebei examencursussen in Leiden.” Luuk: „Dus we hielpen middelbare scholieren zich voor te bereiden op hun eindexamen. Ik studeerde natuurkunde in Delft.”
Amy: „En ik Frans in Amsterdam.”
Luuk: „Niet lang daarna ben ik naar Oxford verhuisd om te promoveren in de theoretische natuurkunde.”
Amy: „Toen hadden we even een langeafstandsrelatie.”
Luuk: „Dat ik naar Oxford ging, heeft geholpen de zaken te versnellen. Toen moesten we echt beslissen of we elkaar leuk genoeg vonden.”
Amy: „En dat was zo, dus toen ben ik ook naar Oxford verhuisd. Daar hebben we een paar jaar gewoond, tot 2019. Ik heb er een master Engelse literatuur gedaan.”
Luuk: „We vinden het daar fijn. Je zit snel in de natuur en die is wilder dan in Nederland. Het is minder aangeharkt.”
Amy: „Na zijn promotie kon Luuk met een collega mee naar Kopenhagen voor vervolgonderzoek.”
Luuk: „Maar dat heb ik niet gedaan. In de natuurkunde is het gebruikelijk dat je elke paar jaar op een andere universiteit in een ander land werkt. Maar ik wilde Amy daar niet in meeslepen. Wat moest zij dan elke keer gaan doen?”
Amy: „Dus toen zijn we naar Nederland teruggegaan.”
Tweeling
Luuk: „Ik heb een baan gevonden bij het Centraal Planbureau in Den Haag. Dat is vooral bekend van het doorrekenen van verkiezingsprogramma’s, wat gaat over de komende vier jaar. Maar er is ook een afdeling van het CPB die een of twee generaties vooruitkijkt. Daar werk ik.”
Amy: „Ik werk bij de Universiteit Utrecht, waar ik wetenschappers ondersteun bij subsidieaanvragen. Ik ga vooral over financiële en procesmatige aspecten, en kijk ook of het onderzoeksplan duidelijk geformuleerd is.”
Luuk: „De afgelopen twee jaar zijn niet makkelijk geweest.”
Amy: „Ik was twee jaar geleden zwanger van een tweeling.”
Luuk: „Die is na 24 weken geboren en direct na de geboorte overleden.”
Amy: „Niet zo lang daarna ben ik opnieuw zwanger geworden, wéér van een tweeling. Puck en Kaat zijn na 32 weken geboren. Toen hebben ze nog vier weken in het ziekenhuis gelegen, waarvan tien dagen in de couveuse.”
Luuk: „Je kunt je voorstellen dat een tweede tweelingzwangerschap spannend was.”
Amy: „Zeker omdat Puck en Kaat een ‘mono-monotweeling’ zijn en een vruchtzak deelden, wat heel zeldzaam is en niet zonder risico’s.”
Luuk: „Ze zijn nu elf maanden.”
Amy: „Een tweeling is natuurlijk anders dan één baby, ook gewoon omdat het meer werk is. Dus je wilt de ander niet met de tweeling achterlaten. Vorige week is Luuk naar het Concertgebouw geweest en ik ga volgende week ook wat leuks doen op een avond. Maar in principe zijn we liever allebei thuis, zodat de ander er niet alleen voor staat.”
Luuk: „Het is leuk om te zien hoe de baby’s op elkaar reageren. Als er eentje bij je zit, dan wil de ander ook bij je zitten.”
Amy: „We hebben ook boeken gelezen over meerlingen. Dus we zijn inmiddels bekend met begrippen als het tweelingescalatiesyndroom. Dat de een iets stouts doet en de ander er nog eens overheen gaat, of dat ze elkaar in huil- en driftbuien versterken.”
Luuk: „Puck en Kaat lijken een iets ander karakter te hebben. Puck is wat ondernemender, Kaat wat afwachtender.”
Amy: „Puck kruipt ook al, Kaat tijgert nog.”
Luuk: „In principe werken we allebei fulltime, maar ik heb momenteel een dag ouderschapsverlof en Amy twee dagen. In de praktijk werk ik nu dus vier dagen en Amy drie.”
Amy: „Samen hebben we dus drie dagen per week ouderschapsverlof. Op de andere twee dagen komen opa en oma oppassen. Afwisselend mijn ouders en die van Luuk.”
Veel modder
Luuk: „En we werken allebei twee dagen thuis.”
Amy: „Thuiswerken is fijn maar het heeft ook nadelen. Dan zit ik boven te werken en hoor ik de kinderen beneden huilen. Dat is niet altijd makkelijk.”
Luuk: „Ik ga vaak hardlopen in mijn lunchpauze, ook als ik op mijn werk ben in Den Haag. Dagelijks loop ik tussen de 8 en 25 kilometer. Je zou het een verslaving kunnen noemen. Het leukste vind ik crosscountry-hardlopen, wat ze in Engeland veel doen. Je loopt op onverharde wegen, bijvoorbeeld door het bos.”
Amy (lachend): „Veel modder!”
Luuk: „Je loopt heuvels op en af. Het is veel afwisselender dan normaal hardlopen.”
Amy: „Ik loop ook hard maar minder fanatiek dan Luuk: tot acht kilometer, twee keer per week.”
Luuk: „In juni gaan we op vakantie naar Zuid-Engeland. Canterbury en Brighton.”
Amy: „We gaan tweeënhalve week. Dan huren we een auto en verblijven we in huisjes.”
Luuk: „We zouden eigenlijk wel weer in Engeland willen wonen.”
Amy: „Maar de barrière wordt hoger naarmate je meer gesetteld bent. Een andere droom is ooit een vakantiehuisje in Engeland te hebben, als we het kunnen betalen.”
Luuk: „Het liefst in het Lake District in Noord-Engeland, een streek met veel meren en heuvels. Het is een van de natste plekken van Engeland. Aan de Ierse zee.”
Amy: „Je kunt er heerlijk wandelen. Wij houden daar meer van dan van een strandvakantie in Spanje.”