In de maand dat de Republiek Turkije zijn honderdjarig bestaan viert, landde de Nederlandse turcoloog en historicus Erik-Jan Zürcher voor het eerst sinds jaren weer op het vliegveld van Istanbul. Eenmaal voorbij de paspoortcontrole wandelde hij langs twee reusachtige vlaggen. Op de ene staat de stichter van de republiek, Mustafa Kemal Atatürk. Op de ander de leider van het ‘nieuwe Turkije’, zoals hij het zelf graag noemt: Recep Tayyip Erdogan.
De Turkse eeuwviering van aankomende zondag – op 29 oktober 1923 riep Atatürk in Ankara de Turkse republiek uit – zal door veel Turken beleefd worden als een strijd tussen de erfenis van deze twee mannen. Terwijl Erdogan een groots feest heeft opgetuigd, zullen veel Kemalisten (aanhangers van Atatürk) naast feestvieren vooral ook rouwen om de strikt seculiere republiek van Atatürk die de religieus-conservatieve Erdogan in hun ogen om zeep heeft geholpen.
Toch hebben Atatürk en Erdogan meer met elkaar gemeen dan hun aanhangers erkennen, betoogt Zürcher. Hoezeer hun visies voor Turkije ook verschillen, beiden zijn niet in staat gebleken de visies van anderen te tolereren. Die autoritaire constante drukt niet alleen op de Turkse geschiedenis, maar ook op de geschiedschrijving.
Zürcher (70) kan het weten. Al ruim vijftig jaar doet de emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden onderzoek naar de Turkse geschiedenis. Zijn standaardwerk Turkey. A Modern History (1993) werd internationaal geprezen, maar ook verguisd door de Kemalisten wier autoritaire verleden Zürcher als één van de eersten grondig onder de loep nam. Erdogans regering daarentegen reikte de Leidse professor in 2005 een gouden medaille uit, maar ook aan die waardering kwam een einde toen Zürcher deze in 2016 terugstuurde ‘uit protest tegen het dictatoriale wanbeleid van Erdogan’, zo schreef de historicus destijds in NRC.
„Dat maakte de paspoortcontrole best spannend, maar gelukkig kon ik gewoon doorlopen”, zegt Zürcher terwijl hij in zijn bruine tweedjasje tussen de vissers over de Galata-brug in Istanbul wandelt. Voor het eerst sinds de affaire met de medaille is hij terug in Turkije. Het doet de professor duidelijk goed. „Ik kom hier al sinds 1970 en ben verknocht aan Turkije”, zegt hij. „Anti-Turks heb ik me nooit gevoeld. Ik wil dit land alleen maar beter begrijpen.”
Met dat doel komen Zürcher en zijn co-auteur Alp Yenen ter gelegenheid van de Turkse eeuwviering met een nieuwe publicatie: A Hundred Years of Republican Turkey. A History in a Hundred Fragments. Het ruim vijfhonderd pagina’s tellende werk is een verzameling van honderd korte essays door ruim zeventig voornamelijk Turkse historici, die honderd ‘fragmenten’ uit de Turkse geschiedenis in hun historische context plaatsen. Daarbij staan telkens primaire bronnen centraal, van briefwisselingen en krantenartikelen tot protest-affiches en passages uit de Turkse literatuur.
Die ‘gefragmenteerde’ benadering is bewust gekozen. Voor een nieuw standaardwerk, een nieuwe synthese van de Turkse geschiedenis, is volgens Zürcher de tijd nog niet rijp. „De historiografie is te versplinterd geraakt door de politieke polarisatie in het land”, zegt hij. „Dan helpt het om dichtbij de bronnen te blijven en niet één groot narratief uit te kiezen. Zo schep je ruimte voor een open en kritisch debat over de geschiedenis. Dat is precies waar het Turkije aan ontbreekt.”
Waarom ontbreekt zo’n open en kritische blik op de geschiedenis?
„In Turkije wordt geschiedschrijving telkens in dienst gesteld van politieke debatten in het heden. Die zijn doorgaans zo fel dat historische discussies verwikkeld raken in existentiële vraagstukken. Wat is de ‘nationale identiteit’ van Turkije? Is het land islamitisch? Of dient de republiek juist seculier te zijn? De polarisatie rond die vragen is zó groot, dat historici nauwelijks ruimte krijgen voor nuance. Het idee dat de waarheid veelzijdig is, leeft onder het brede publiek in Turkije totaal niet. Dat beperkt kritisch denken.
„Daarbij komt dat geschiedschrijving in Turkije van oudsher top-down is georganiseerd. De staat bepaalt niet alleen de inhoud van schoolboeken, maar benoemt ook hoogleraren, richt historische verenigingen op, organiseert congressen en brengt historische publicaties uit. Nu gebeurt dat door Erdogans regering, maar voorheen deden de Kemalisten hetzelfde. De halve-eeuwviering van de republiek die ik in 1973 meemaakte, was een nog veel groter politiek spektakel dan deze eeuwviering nu.”
Wie zijn die Kemalisten en hoe hebben ze de geschiedschrijving beïnvloed?
„De Kemalisten zijn de aanhangers van Mustafa Kemal, beter bekend als Atatürk (‘vader der Turken’). Ook na zijn dood behielden ze veel invloed in de politiek, het leger en het culturele leven. Hun kijk op de geschiedenis is simpel: Atatürk heeft Turkije gered en heruitgevonden. Hij begon de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1923) tegen de Europese grootmachten, die het Ottomaanse Rijk na de Eerste Wereldoorlog aanvielen. Dat deed hij met een voorbedacht plan, zo beweren de Kemalisten althans, om uit de ruïnes van dat rijk iets geheel nieuws te scheppen: de Republiek Turkije.
„De republiek vormt een totale breuk met het Ottomaanse verleden, zeggen de Kemalisten. In plaats van het ‘achterlijke’ en door de islam beperkte Ottomaanse Rijk bracht Atatürk een ‘moderne’ en seculiere republiek die weliswaar anti-imperialistisch was, maar tegelijkertijd het Westen zou nabootsen. Dat is ook precies de reden dat Kemalistische historici zo veel bijval kregen van westerse historici zoals Bernard Lewis, die in zijn beroemde werk The Emergence of Modern Turkey (1961) Atatürk prijst als de man die Turkije de moderne en ‘beschaafde’ wereld in heeft geloodst. Dat past binnen de in de jaren vijftig en zestig zeer invloedrijke ‘moderniseringstheorie’, die de geschiedenis interpreteert als een lijnrechte ontwikkeling van traditie naar moderniteit – waarbij de westerse en seculiere variant van moderniteit de enige optie zou zijn.
Hoe zet u zich daartegen af in uw eigen standaardwerk, ‘Turkey. A Modern History’?
„Dat boek borduurt voort op het werk van linkse en liberale Turkse academici die na de militaire staatsgreep van 1980 de universiteiten uit werden gegooid – zoals dat ook academici na de mislukte staatsgreep van 2016 overkwam. Vanuit de marges, en niet zonder risico, bekritiseerden zij de Kemalistische coupplegers die pretendeerden Atatürks erfgenamen te zijn. Als buitenlander had ik meer ruimte om nog een stap verder te gaan. Zo benadrukt mijn boek dat Atatürks ‘revolutie’ een autoritair en van bovenaf opgelegd project was dat gepaard ging met de onderdrukking van religieuze identiteit en van minderheden zoals de Koerden, Joden en Christenen.
„Daarnaast plaats ik het Kemalistische project nadrukkelijk in het verlengde van de Eerste Wereldoorlog en de chaotische einddagen van het Ottomaanse Rijk. In plaats van de ‘schone breuk’ die de Kemalisten graag zagen, richtte ik me op continuïteit. Dat was niet zonder gevolgen, want zo werd al snel duidelijk hoezeer de Turkse republiek, een nadrukkelijk Turkse natie met 99 procent moslims, gebouwd is op de vernietiging en deportatie van de niet-moslims die twintig procent van de bevolking van het Ottomaanse Rijk uitmaakten. De Kemalistische stichters van de republiek bleken deels dezelfde officieren en bestuurders die hadden deelgenomen aan de Armeense Genocide (1915-1916) en de gedwongen Griekse volksverhuizing (1923-1924). Ze profiteerden enorm van de inname van landen en bezittingen. Dat is nóg een reden waarom de Turkse geschiedschrijving niet uitblinkt in zelfkritiek en open debat: Kemalisten hadden er direct belang bij dit deel van het verleden te verzwijgen.”
Zulke stellingen zijn u niet in dank afgenomen.
„Dat kun je wel zeggen! Ik werd in de jaren negentig neergezet als vijand van Turkije of als een spion van het Westen. Sommige Turkse kranten speculeerden zelfs dat ik Armeens zou zijn. Zo zie je maar: de Turkse obsessie met de kwade bedoelingen van de westerling is geen uitvinding van Erdogan.”
Hoe is uw werk in Turkije ontvangen nadat Erdogan in 2002 aan de macht kwam?
„In eerste instantie erg positief. Vergeet niet: Erdogan was in zijn beginjaren de grote hervormer, die juist een verzoeningsproces met zowel de Koerden als de Armeniërs aanging. Bovendien kregen Turkse historici onder zijn bewind aanvankelijk meer ruimte om net als ik het repressieve karakter van het Kemalisme kritisch te bevragen. Daar had Erdogan ook zelf belang bij: hij zet zichzelf graag neer als underdog die het opneemt tegen een autoritaire Kemalistische elite die de religieuze identiteit van ‘de gewone Turk’ altijd heeft willen onderdrukken.”
Inmiddels is onder Erdogan van het vrije woord weinig over. Was het niet naïef dat u in hem een moderne moslim-democraat zag?
„Ik heb openlijk erkend dat ik zijn autoritaire potentieel heb onderschat, daarom heb ik destijds ook mijn medaille teruggeven. Maar ik denk niet dat zijn autoritarisme primair het gevolg is van zijn islamitische identiteit. Eerder zie ik een autoritaire constante: zowel Erdogan als zijn Kemalistische voorgangers bedienden zich van intolerant nationalisme, machismo, een diepgeworteld wantrouwen tegen externe vijanden en een ideologie van de onaanraakbaarheid van de Turkse staat.
„Daarbij denk ik dat het fundamentele punt dat Turkse collega’s en ik in de jaren negentig maakten nog steeds juist is: dat de Kemalistische kijk op de moderniteit niet de enige is en dat de islam wel degelijk een plaats heeft in de moderne wereld.
„Kemalisten reduceren uitingen van religieuze identiteit nog altijd tot reactionaire achterlijkheid: ‘irtica’ in het Turks. Dat is het concept waartegen Atatürk honderd jaar geleden ten strijde trok. Maar de religieuze Turken in Anatolië die Atatürk destijds als achterlijk beschouwde, zijn massaal naar de steden verhuisd en nemen daar volop deel aan het moderne leven – mét hun eigen conservatieve wereldbeeld. Veel Kemalisten kunnen dit niet verkroppen.
„Dat blijkt wel uit een veelzeggend fragment dat we hebben opgenomen in ons nieuwe boek: een column uit 2005 van een seculiere journalist die afgeeft op haar religieuze landgenoten die zitten te barbecueën langs de kustlijn van Istanbul. Ze klaagt dat deze horde van ‘vieze’ mannen en ‘in zwarte burkas verpakte’ vrouwen de door de Kemalisten in de jaren dertig ontworpen ‘Côte d’Azur van Istanbul’ hebben veranderd in ‘een vleesetend Ethopië en Islamistan.’”
Wat zijn de politieke gevolgen van die Kemalistische opstelling?
„Dat heeft Erdogan enorm geholpen. Hij kan zich na bijna een kwart eeuw aan de macht nog altijd neerzetten als underdog, die het opneemt tegen ‘een elite’. Dat komt in grote mate doordat zijn aanhangers zich nog altijd gekleineerd voelen door de oppositie. Ze voelen dat veel Kemalisten hen stiekem minachten als religieuze boerenpummels. Met zijn enorme controle over de media wakkert Erdogan dit idee van een cultuurstrijd tussen een ‘seculiere elite’ en een ‘religieus volk’ natuurlijk gretig aan. Daardoor blijven zijn aanhangers maar op hem stemmen, ook nu veel van hen vanwege met name economische redenen zeer ontevreden zijn.”
Kan Turkije uit die cultuurstrijd ontsnappen?
„Dat zal niet makkelijk gaan, maar ik denk dat een andere benadering van de Turkse geschiedenis er wel bij kan helpen. In plaats van die geschiedenis telkens weer in het teken te zetten van een cultuurstrijd, kun je ook kijken naar sociaal-economische thema’s en ‘geschiedenis van onderaf’. Dan zie je snel dat het dagelijks leven van veel Turkse burgers ook gevormd is door heel andere zaken dan de cultuurstrijd, die de historiografie en het politieke debat overheersen. Dat is ook iets wat wij heel bewust hebben proberen te doen in ons nieuwe boek, waarin juist veel alledaagse documenten zijn opgenomen.
„Daarbij zou het heel gezond zijn als zowel Kemalisten als Erdoganisten zouden erkennen dat hun leiders allebei zowel verdiensten als tekortkomingen hebben. De geschiedenis is nu eenmaal niet zwart-wit. Maar het probleem is dat beide kanten zichzelf als slachtoffer van de ander zien. Daardoor zijn ze ook blind voor het perspectief van die ander. Het resultaat is een land vol underdogs die elkaar niet begrijpen.”
Is er toch nog hoop op meer kritische zelfreflectie?
„Dit land zit ook vol met potentieel. Er bestaat een geweldige nieuwe generatie van jonge historici die wél genuanceerd en kritisch naar de Turkse geschiedenis kijken. De tragiek is alleen dat juist deze groep mensen Turkije massaal verlaat. Helaas zijn ze tot de conclusie gekomen dat er na honderd jaar republiek in Turkije nog altijd geen ruimte is voor kritische geschiedschrijving.”
