Ze is een beeldend kunstenaar die nooit van plan is geweest kunstenaar te worden. Ze heeft, zegt ze, „goed verkocht” in Italië, in Spanje, in Argentinië, in Brazilië, in New York – zonder ooit de deur plat te lopen bij galeries, vernissages, in artistieke kringen.
Hetty van der Linden heeft een levensmotto: ‘Ik heb geen doel. Ik ben bedoeld.’ Het staat op de omslag van een schetsboek, dat voor haar ligt op tafel. Ze bedoelt dit: „Ik was een kind dat er weinig van bakte op school. En toch heb ik m’n weg gevonden – zonder die te zoeken. Toeval en geluk hebben mijn leven bepaald. Kennelijk is dat de bedoeling geweest. Althans, zo zie ik dat.”
Haar atelier beslaat honderden vierkante meters, in twee zalen, gevuld met zo’n vierhonderd schilderijen. Ook het uitzicht is een kunstwerk: het Amsterdamse IJ, pal achter het Muziekgebouw. Gure dag, af en toe felle zon, jagende wolken en striemende buien. Een drukbevaren rivier.
Dure plek? Nee, anti-kraak.
Al bijna 25 jaar stelt Van der Linden haar kunstenaarschap in dienst van kinderen. Ze reist naar stadswijken en afgelegen dorpen in Argentinië en Brazilië, naar dorpen langs de kust van Tunesië, in Zuid-Afrika, in Bosnië, op Madagaskar. Voor een tocht van zestien uur door de Andes, naast of op een ezel, schrikt ze niet terug. Slapen op een deken, op een harde vloer – geen probleem.
Op talloze plekken in de wereld ontmoet ze kinderen, met wie ze tekeningen maakt, plakkaatverf op pakpapier. In vakantieoorden brengt zij vervolgens kunstenaars uit alle uithoeken van de wereld bij elkaar. Zij maken kunstwerken, waarin ze de kindertekeningen als collage verwerken. Zo wordt de tekening van een kind opeens 2.000 tot wel 20.000 euro waard. De verkoopopbrengst van deze werken gaat rechtstreeks terug naar lokale gemeenschappen: voor de bouw van een schooltje, een speeltuin bij een weeshuis, opleidingen voor kinderen, de bouw van een dovenschool, hoorapparaten, een bijenfarm – te veel om op te noemen.
Dit is de kortst mogelijke samenvatting van Van der Lindens werk. Ze heeft een eigen stichting, Paint a Future. „Met niemand in dienst, niemand die salaris krijgt. Geen cent blijft aan de verfkwast hangen.” Ze doet veel meer. Dat blijft hier terzijde. Toch één aanvulling: samen met kinderen beschildert ze ook versleten zeilen, van klippers, van wedstrijdschepen – Sail a Future.
Het lot van kinderen roert en beweegt haar. „Voor mij is dat logisch. Ik vind het onbegrijpelijk als je je dit niet zou aantrekken. Weeskinderen, na een verschrikkelijke oorlog. Straatkinderen. Dat wil je toch niet?”
Een beter leven voor kinderen – maakt dat uw leven de moeite waard?
„Eerlijk gezegd denk ik nooit zo diep na over dit soort vragen. Alléén achteraf, soms tientallen jaren later, kan ik zeggen wat van waarde is geweest in mijn leven. Dan herinner ik me momenten die moeilijk waren, waarop ik keuzes moest maken. Pas later besef ik: het is goed geweest dat het zo gelopen is.”
U bent een doorzetter?
„Dat zou ik niet gauw zeggen van mezelf. Ik heb fantastische ouders gehad, die verstandige keuzes voor mij hebben gemaakt. Ik ben opgegroeid in een gezin met vijf broers. Daar word je vanzelf een beetje stoer van.
„Op school haalde ik alleen voldoendes voor Frans, gym en tekenen. Ik had een fantastische leraar Frans: Charles Aznavour. Zijn chansons heb ik duizenden keren gehoord, op m’n koffergrammofoon. Ik was goed in kijken, observeren. In de tekenles had ik een keer een gezicht geschetst, met een groene schaduw bij de neus. De leraar zei: ‘Goed gezien, bij die lichtval is de schaduw inderdaad een beetje groenig.’ Kreeg ik ook eens een complimentje op school. Ik denk soms: uiteindelijk ben ik in de beeldende kunst terechtgekomen, omdat ik verder nergens geschikt voor was.”
Haar eerste betaalde baan kreeg Hetty van der Linden op haar negentiende, nadat ze in de trein tussen haar woonplaats Den Bosch en Utrecht een advertentie had gelezen. Het was een vacature voor assistente van schooltandartsen in de provincie Utrecht, inclusief de vereiste opleiding. Een mobiele praktijk, in een vrachtwagen, reed langs basisscholen. De assistente moest die besturen: ze kon een zogenoemd groot rijbewijs halen, voor het rijden in trucks en bussen.
Vooral dit laatste trok haar aan. Haar vader was aannemer, met eigen vrachtwagens. „Als kind mocht ik vaak mee met de bouwvakkers. Vóór mijn achttiende had ik al leren rijden, van Toon, een van onze vrachtwagenchauffeurs.”
Na drie jaar rondtoeren in de provincie Utrecht wilde ze haar horizon verbreden. Ze vond werk als reisleider in het Spaanse Torremolinos. In Spanje ontmoette ze haar toekomstige echtgenoot. Ze kregen drie kinderen. Het gezin woonde op verschillende plekken in Spanje en Nederland.
Inmiddels beschouwt ze alle Spaanstalige landen, ook die in Zuid-Amerika, als haar tweede vaderland. In een eerder interview, met het Brabants Dagblad, zei ze eens: „Ik ben twee keer geboren, waarvan één keer in de latino-cultuur.” Ze was het zelf vergeten, ze is blij met de herinnering hieraan: „O ja, ik hou van het zuidelijke licht, met al die kleuren, van dans en expressie, van gastvrijheid. Positieve energie. Dat zit ook allemaal in mijn werk. Sombere dingen maak ik niet.”
Ergens in die jaren is ook de beeldende kunst op uw pad gekomen?
„Ja, dat was op een ochtend in Toledo, de eerste schooldag van de kinderen in hun nieuwe woonplaats. Toen ik hen wegbracht, zei de juf: u kunt ze vanmiddag om vijf uur weer ophalen, ze krijgen een warme maaltijd als lunch. Ik wist niet wat me overkwam: opeens had ik weer lange dagen voor mezelf.
„Ik ging de stad verkennen. Ik parkeerde bij een monumentaal gebouw, waar jonge mensen naar binnen stroomden. Ik liep achter hen aan. Het bleek een kunstacademie te zijn. Bij de receptie vroeg ik of ik er lessen kon volgen. De directeur werd erbij geroepen. Hij informeerde naar m’n vooropleiding. Ik zei: die heb ik niet. Toen stelde hij voor: als je vanochtend meedoet met de tekenles en vanmiddag aanschuift bij de boetseerles, dan hoor ik daarna van de docenten wel of je talent hebt. Zo ben ik erin gerold. Het was echt puur toeval.”
Het zou nog een jaar of vijftien duren voordat haar leven als professioneel beeldend kunstenaar een vlucht nam. Gaandeweg ontwikkelde ze haar eigen stijl. Felle kleuren, met wild bewegende figuren (mensen en dieren), op groot doek.
De verkoop begon dusdanig goed te lopen dat Van der Linden een atelier kon laten bouwen in de achtertuin van haar huis in Amstelveen. In die jaren was ze, rollerskatend in New York, een Spaanse galeriehouder tegengekomen, wat de weg had geopend voor exposities in zowel Noord- als Zuid-Amerika. Een bevriende kunstenaar uit Amsterdam bracht haar in contact met een invloedrijke kunsthandelaar in Italië. „Die kocht zo’n beetje alles wat hij te pakken kon krijgen van de Cobra-groep.”
Amstelveen, stad van het Cobra Museum: uw werk lijkt inderdaad in die traditie te passen.
„Is dat zo? Ik weet amper iets over Cobra-kunstenaars. Naar werken van oude meesters kan ik urenlang kijken, maar dan het liefst in kunstboeken. In een museum zul je mij niet zo vaak tegenkomen. Ik vind het er al snel te druk.”
Geeft werken met kinderen u méér voldoening dan zelf kunst maken?
„Inmiddels wel. Omstreeks het jaar 2000 raakte ik in Buenos Aires in gesprek met straatkinderen. Die ontmoeting is een keerpunt in mijn leven geweest. Ik was daar voor de opening van een expositie van mijn werk, op een hele deftige plek, het Centro Cultural Recoleta. Ik verdiende er behoorlijk aan. Ik weet nog dat ik toen dacht: dit klopt echt niet – een mevrouw uit Nederland verkoopt haar werk voor veel geld aan rijkelui, terwijl kinderen hier op straat liggen.”
U gaf de opbrengst van uw Argentijnse expositie aan deze straatkinderen?
„Nee, uit de gesprekken leerde ik dat deze kinderen weliswaar een zwaar leven leiden, maar ook dat ze vol energie en humor zitten. Het helpt geen snars om ze zielig te vinden en zomaar geld toe te stoppen.”
Wat kan wel helpen?
„Hierop is geen simpel antwoord te geven. In de loop der jaren heb ik geleerd dat je kinderen het beste kunt vragen naar hun dromen. Je moet hun fantasie prikkelen.
„Ze kunnen niks met een vraag als: ‘Wat wil je later worden?’ Dat is typisch iets voor Hollandse oma’s en ouwe tantes. Een beroep, een loopbaan? Dat zegt ze weinig. Als ik schilder met kinderen krijgen ze allemaal een penseel in de hand: ‘Ogen dicht en zwaaien met je toverstaf! We gaan dromen, met z’n allen.’ Na een paar minuten gaat iedereen schilderen wat-ie voor zich zag. Op de tekeningen laten de kinderen hun dromen uitkomen.”
In Buenos Aires bent u voor de eerste keer met straatkinderen gaan schilderen?
„Nee, dat begon iets later. Van Argentinië reisde ik naar Split, in Kroatië. Een echtpaar dat daar een weeshuis leidde, had een groep kunstenaars uitgenodigd om een week te komen schilderen. Dat deden ze jaarlijks. De werken werden verkocht om het weeshuis financieel te steunen.
„In Split had ik een dag staan schilderen met kinderen om me heen. Ik had ze wat vellen papier en verfspullen gegeven. Vlak voor het eten stond ik nog wat te prutsen aan mijn eigen doek, toen ik aan tafel werd geroepen. De tekeningen van de kinderen lagen nog verspreid over de vloer. Ik dacht: gauw nog even de boel opruimen – en ik plakte wat van die tekeningen zomaar op mijn doek, dat nog nat was. De volgende dag kwam de groep kunstenaars die zaal weer binnen, en riep: ‘Hetty, dit is briljant, wat een vondst dit!’ Zo is de kiem gelegd voor Paint a Future.”
Wanneer u nu, hier, uw eigen droom zou schilderen, hoe zou u die dan verbeelden?
„Ik heb zelf een omgebouwde oude bibliotheekbus, waarmee ik door Europa reis. Al tijden droom ik ervan hiermee de hele kust van de Middellandse Zee langs te rijden. Met een doek van een paar kilometer, dat rondom twee stokken is gewikkeld, zoals een joodse thora-rol. Overal ga ik dan kunstenaars zoeken, om te vragen of ze een meter van het doek willen beschilderen. Als ik de hele tour heb gemaakt, wil ik het werk uitrollen en tentoonstellen op het Sint-Pietersplein in Rome.”
Wat zou u hiermee tot uitdrukking willen brengen?
„Als ik dat nu al wist, hoefde ik er niet aan te beginnen. Uit kunst ontstaat altijd iets wat je nog niet wist, of nooit eerder zag. Dat maakt het tijdloos, en grenzeloos de moeite waard.”