Als het aan de nieuwe Gelderse coalitie ligt, krijgt de provincie er geen beschermde natuur bij. Er zal worden gelobbyd om de wolf te kunnen afschieten en er moeten „betere meetmethoden” komen om biodiversiteit en stikstof te meten.
Een greep uit het beoogd natuurbeleid in Gelderse coalitieakkoord ‘Gewoon Doen’, het resultaat van onderhandelingen tussen BBB, VVD, CU en SGP. Het kon afgelopen week op veel kritiek rekenen van oppositiepartijen. „Het hoofdstuk Natuur lijkt vooral geschreven te zijn om te vertellen wat de coalitie níet wil doen”, meende D66-voorman Stan Hellegers. De coalitie wil volgens hem „geen stap te veel zetten en erger nog, ze willen 1.800 hectare oude bosgronden vogelvrij verklaren voor andere bestemmingen”.
Bezwaren uit onverwachte hoek waren er ook. Maarten Bakker (34), fractievoorzitter voor de VVD in Nijmegen, maakt zich grote zorgen over de natuurplannen van de Gelderse coalitie. Hij uitte zijn onvrede in een tweet. De groene VVD’er, zijn wolfshond Fitz altijd aan zijn zij, werkt als eindverantwoordelijk beheerder nationaal park Veluwezoom bij Natuurmonumenten. „Ik sprak me uit omdat ik wilde laten zien: deze stroming is er ook binnen de VVD.”
Welke aspecten uit het akkoord vindt u precies zorgelijk?
„De biodiversiteit en ons ecosysteem klappen in elkaar. Dat is geen mening, maar een feit. We weten dat in de afgelopen 300 jaar, 85 procent van het wilde leven is verdwenen in Nederland. Dat feit heb je als politicus altijd mee te nemen in je afweging. De provincie is de bestuurslaag waar beslissingen over natuur worden genomen.
„En de coalitie miskent het probleem niet, maar het gaat vervolgens wel over draagvlak, en kijken hoe we stikstofvermindering kunnen combineren met woningbouw en goede bereikbaarheid. Dat is belangrijk, maar het startpunt moet zijn dat de natuur niet verder achteruit mag gaan. Mij maakt het dan niet zoveel uit of de stikstofdeadline 2035 of 2030 is. We hadden gisteren al moeten beginnen.
Gelderland heeft de afgelopen vier jaar met de Gelderse Maatregelen Stikstof het probleem geprobeerd aan te pakken, dat richt zich op innovatie, en vrijwillige uitkoop van boeren.
„Er zijn wel stapjes gezet. Maar als je kijkt naar programma, dan staat daar: we gaan in het najaar nog eens kijken of het allemaal wel gaat lukken en of er nog genoeg draagvlak is.”
Ik sprak me uit omdat ik wilde laten zien: deze stroming is er ook binnen de VVD
In zijn werk ziet Bakker zelf de natuur achteruitgaan, zegt hij. De heidepollen worden ieder jaar kleiner, vertelt hij, door een combinatie van droogte en stikstof. „En alles wat verder verdwijnt, komt niet terug.” Over de oude onbeschermde bosgronden die de coalitie een nieuwe bestemming wil kunnen geven, maakt Bakker zich zorgen. „Een oude boom is altijd meer waard dan een jonge”, zegt hij. „Om een boom groeit een biotoop van insecten en vogels. Zelfs als die boom sterft heeft hij nut, want er komen mineralen in de grond. Ik wil af van de juridische discussie over natuur. Een politicus moet de meerwaarde zien van oude bomen voor de biodiversiteit, of die in natura 2000-gebieden staan of niet.”
De nieuwe coalitie lijkt zich juist duidelijk op wetten en regels te richten. In het akkoord staat dat de hectaren die al zijn ingetekend voor het Natuurnetwerk Gelderland – nieuwe, door de provincie beschermde natuur – ook worden uitgevoerd. Maar méér natuur komt er niet.
Bakker: „Het natuurnetwerk Gelderland zijn bossen en natuur die de Natura2000 gebieden met elkaar verbinden, zegt Bakker. „En hoe robuuster dat netwerk, hoe robuuster de natuur. Door daar niet verder in te investeren, investeer je niet in de bio-diversiteit.”
De coalitie lijkt niet overtuigd van het stikstofprobleem. Ze wil „betere informatie” over biodiversiteit en stikstofuitstoot, door „betere meetmethoden” te ontwikkelen. „Da’s een vertragingstechniek. Er is een te grote uitstoot van stikstof. Zeker in Gelderland, dat weten we gewoon.”
Zit u niet bij de verkeerde partij? Dit akkoord is toch ook door de VVD vormgegeven.
„Ik vind het juist opvallend dat een coalitie waar de VVD deel van uitmaakt, zich niet hard maakt voor de natuur. Dat doet de VVD-minister voor Natuur en Stikstof namelijk ook. Er zijn veel dingen die ik goed vind aan het akkoord. De coalitie wil een betere doorstroom van de A325 en ook buiten steden bouwen aan woningen. In de Groene Metropoolregio rond Arnhem en Nijmegen komen 60.000 nieuwe huizen. Tegelijk zie ik dus dat er geen natuur bijkomt. Waar denk je dat die mensen gaan recreëren? In de natuur die al onder druk staat.”
In die tien jaar dat de VVD onderdeel uitmaakt van de regering had de partij al veel kunnen doen aan de staat van de natuur.
„In mijn ogen is de VVD de partij die verantwoordelijkheid neemt. Daarom is het ook mijn partij. Ik hou van de natuur, maar als er een keer een boom omgezaagd moet worden, ga ik me er niet aan vastketenen. In de jaren 70 en 80 zijn het VVD’ers geweest die de mestoverschotten en de milieuproblematiek hebben aangepakt. Pieter Winsemius en Ed Nijpels hebben het natuurbeleid in Nederland mede vormgegeven.”
Is de paragraaf over natuur dan vooral tot stand gekomen door invloed van BBB?
„Ik zie de VVD er in elk geval niet in terug. Het is dus één van de andere partijen. Jammer is dat de VVD weinig tegengas heeft gegeven op die natuurstandpunten, terwijl ik dat wel had verwacht. Daar zullen ze wel andere dingen voor hebben teruggekregen. Het is geven en nemen.”
Hoe nu verder?
„We voeren al langer gesprekken over natuur binnen de VVD. Ik heb de Gelderse fractievoorzitter gebeld en ik ga de nieuwe gedeputeerden uitnodigen op de Veluwe. De bestuurders die ik ken, gaan anders handelen op het moment dat zij tot nieuwe inzichten komen. Dat verwacht ik in dit geval ook. De BBB-fractie is nieuw, maar volgens mij zijn ook zij redelijke mensen.”
Nederlandse gemeenten werken voorlopig niet mee aan het Zorgakkoord, omdat ze vinden dat ze te weinig geld van het Rijk krijgen. Maar liefst 93,4 procent van de gemeenten stemde vrijdag tegen het akkoord, op een algemene ledenvergadering van de Verenigde Nederlandse Gemeenten (VNG).
Het Integraal Zorgakkoord werd in 2022 afgesloten met kabinet-Rutte IV. Daarin werd afgesproken dat de overheid, gemeenten en zorgsector samen zouden werken om de zorg toegankelijk en betaalbaar te maken voor alle Nederlandse burgers. Zij moeten meer inzetten op het stimuleren van een gezonde levensstijl, zodat mensen minder snel zorg nodig hebben. Ook moeten verschillende zorgpartijen meer kans krijgen om samen te werken, zodat mensen dan sneller de juiste zorg kunnen krijgen.
In 2022 werd een aantal randvoorwaarden afgesproken. Maar die voorwaarden zijn volgens de VNG nog altijd niet gerealiseerd. „Er is geen oplossing voor het financiële ravijn 2026”, schrijft de vereniging, doelend op beschikbare gelden. „De situatie met de structurele middelen voor preventie en gezondheidsbeleid zijn zelfs verslechterd door bezuiniging op preventie.” Hierdoor zijn de gemeenten naar eigen zeggen niet in staat de doelen uit het Integraal Zorgakkoord te realiseren.
Pas als er kans is dat gemeenten wel genoeg geld krijgen om het Zorgakkoord uit te voeren, zijn zij bereid weer plaats te nemen aan de onderhandelingstafel. Die kans is niet groot: het kabinet-Schoof wil flink bezuinigen op de zorg. Er wordt zelfs 300 miljoen beknibbeld op preventie in de zorg, een speerpunt van het Zorgakkoord. Minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) zegt evengoed te hopen dat de gemeenten hun besluit herzien en terugkeren naar de gesprekstafel, meldt persbureau ANP.
Lees ook
Als de zorg niet sneller verandert, dreigt er een zorginfarct, stelt een advies aan het kabinet
De vader van Martin Taphoorn was huisschilder, later opzichter, in Den Haag. Liever was hij kunstschilder geweest, maar ja, crisis, oorlog. En jongens zoals hij, uit de arbeidersklasse, katholieke arbeidersklasse, werden geen kunstschilder. Die leerden een vak, zochten een vrouw en dan kwamen de kinderen. Bij hem werden het er zeven. Martin, geboren in 1959, was nummer zes. „Mijn vaders eerste vrouw was overleden”, zegt hij. „Mijn moeder trouwde met een weduwnaar met vier kinderen.” Ze was vijfendertig en had al voor de kinderen van haar oudste zus gezorgd. Die dreef met haar man een brood- en banketbakkerij.
Martin Taphoorn was de eerste die naar het gymnasium ging en de eerste die ging studeren, geneeskunde, in Leiden. En nee, hij werd geen lid van het corps. Zeker, het was normaler geworden dat jongens zoals hij naar de universiteit gingen. Maar bij het corps? Een studentenleven? Leren moest hij van zijn vader, verder komen, hogerop. Daarom: geneeskunde, en geen biologie, waar hij zelf aan had gedacht. „Wat kon je worden met biologie? Leraar? Dat was voor mijn vader niet goed genoeg.”
En hogerop kwam Martin Taphoorn. Hij slaagde cum laude voor zijn artsexamen, kwam in opleiding tot neuroloog, promoveerde, specialiseerde zich in de neuro-oncologie – je komt bij de neuro-oncoloog als je een hersentumor hebt – en werd hoogleraar in Leiden, in het LUMC. Maar dat heeft zijn vader niet meegemaakt. Die stierf aan niercelkanker toen Martin Taphoorn 28 was. Zijn vader heeft ook niet meegemaakt dat zijn zoon ging samenleven met een man. „Ik heb het hem niet meer verteld. Ik wilde het hem niet aandoen, op zijn sterfbed.”
Waarom niet?
„Het zou hem zo teleurgesteld hebben. Zijn zoon, homo?”
Nu is hij net, op zijn vijfenzestigste, met pensioen gegaan. Zijn man, reumatoloog, was al wat eerder gestopt. Diens zus in Canada werd ziek en vroeg hem om haar in haar laatste maanden te verzorgen. „En dat heeft hij gedaan.” De zus had eierstokkanker, met uitzaaiingen in de hersenen.
Ze wonen in de binnenstad van Amsterdam, in een gerestaureerd en met antieke meubelen ingericht arbeidershuis, waar rond 1900 nog drie gezinnen in woonden. De mannen waren schoenlapper of schilder, de vrouwen maakten schoon in de huizen aan de gracht. „Ik sliep zelf met drie broers op een kamer”, zegt hij. „En toch vraag ik me af hoe al die mensen met hun kinderen hier in pasten.”
Dit gesprek gaat over hersentumoren, kwaadaardige hersentumoren, die zelden te genezen zijn, veertig jaar geleden niet en nu nog steeds niet, en bijna altijd leiden tot de dood. Gruwelijk en angstaanjagend. Zo praat Martin Taphoorn er natuurlijk niet over, hoe had hij zijn werk anders kunnen volhouden? Dus gaat het gesprek ook over wat een neuro-oncoloog kan doen voor patiënten en hoe dát de afgelopen veertig jaar veranderd is.
Mensen zijn geen syndromen
De neurologische ziektebeelden, die boeiden hem het meest toen hij net in opleiding was. Niet zozeer de mensen erachter, maar welk interessant syndroom uit zijn studieboeken zag hij hier? Hij begon in de Valeriuskliniek in Amsterdam, jaren tachtig, en wat hem tegenviel was het verschil tussen de theorie en de praktijk. „Goed observeren, dacht ik. Kijken, luisteren, reflexen slaan, en als ik alle symptomen ken, dan weet ik wat het is. En verdorie, dan zag ik iemand met een aangezichtsverlamming, en die had wél een openstaand oog, maar géén hangende mondhoek waar speeksel uitliep. En dat klopte niet. Ik kon niet altijd alle symptomen vinden die bij een bepaald syndroom hoorden, of er waren ook andere symptomen, en daar werd ik vervelend van. Ik heb moeten leren om water bij de wijn te doen. Mensen zijn geen syndromen.”
Hoe heb je dat geleerd?
„Er was een vrouw bij ons opgenomen van wie onduidelijk was wat ze had en ze was aan mij toebedeeld. Ik moest als zaalarts voor haar zorgen. Een leuke Amsterdamse vrouw, vriendelijk, begin vijftig. Ze had opeens een heel kort lontje gekregen, en haar familie kende haar zo niet, dus wat was er? Het kon beginnende dementie zijn, een virusinfectie, een tumor of nog wat anders. We deden een EEG en bloedonderzoek, we maakten een CT-scan, dat kon toen sinds een jaar of tien, maar er kwam niets uit. De hoogleraar neuroradiologie vertrouwde het niet en zei: jij gaat morgen met de patiënt in een taxi naar Best, dat is bij Eindhoven, want daar staat in een hele grote fabriekshal van Philips een MRI-scanner. Aan het eind van de middag kwam ik terug met een dikke stapel foto’s. We hingen ze voor de lichtbak, zo ging dat toen nog, en de radioloog zei: o, kijk eens, ja, zie je, het is een tumor. Die grote witte afwijkingen in beide hersenhelften, dat was typisch een vlinderglioom, heel kwaadaardig. Toen begrepen we wat ze had, maar wat konden we doen? De neurochirurg zag geen mogelijkheden om de tumor weg te snijden. En bestralen had meer nadelen dan voordelen.”
Dacht je: dit is een doodvonnis?
„Nee, ik wist vrijwel niets van gliomen. Ik wist alleen dat het niet goed was. En ik dacht, voor het eerst: wat betekent dat voor deze vrouw? Voor haar familie? Haar huisarts stelde voor dat we haar samen zouden vertellen dat ze een hersentumor had, wat ik fijn vond, want ik had zoiets nog nooit gedaan. Daarna is ze naar huis gegaan. Ik heb haar nog een of twee keer gezien in de polikliniek. Ze kon al niet meer lopen. Ze had een heel liefdevolle, verzorgende echtgenoot, liefdevolle kinderen. Een paar maanden later is ze overleden in een verpleeghuis.”
Zijn proefschrift ging over ‘cognitief functioneren en kwaliteit van leven’ bij mensen met een hersentumor. „Een idee van het hoofd van de polikliniek neurologie van het VU-ziekenhuis. Ik dacht zelf aan onderzoek naar oogbewegingen bij neurologische patiënten, maar hij zei: die mensen met een tumor die cognitief zo achteruitgaan, daar moeten we iets mee. Hoe kunnen we ze helpen? Zo ben ik neuroloog geworden met speciale aandacht voor de neuro-oncologie, toen een nieuw vakgebied. De tendens was in die tijd nog: we moeten de golden bullet vinden om hersentumoren aan te pakken en de rest is flauwekul. Ja, dat moet natuurlijk ook, die golden bullet proberen te vinden, maar zolang dat niet gelukt is, heb je met mensen te maken die zeer ernstig ziek zijn. Daar is de afgelopen decennia veel meer aandacht voor gekomen. Een neuro-oncoloog probeert zo goed mogelijk voor patiënten te zorgen en te kijken wat er nog gedaan kan worden. Wel of geen operatie, wel of geen bestraling, wel of geen chemotherapie. Een neurochirurg kan na een operatie heel tevreden zijn. ‘Ik heb de tumor goed kunnen verwijderen.’ Een neuro-oncoloog vertelt ze wat hun daarna nog te wachten staat.”
Waarom is kanker in je hoofd wat anders dan kanker elders in je lichaam?
„Met een tumor in je hoofd heb je ook een hersenziekte, want die tumor veroorzaakt direct neurologische problemen. Je gedrag verandert, je begrip, je hebt functieverlies, aanvallen van epilepsie. En dan heb ik het niet over uitzaaiingen van andere tumoren, en ook niet over de meningeomen of hypofysetumoren, die goed te behandelen zijn. Ik heb het over de gliomen, die in het hersenweefsel ontstaan en zeer kwaadaardig zijn. Ze komen altijd terug.”
Klopt het dat een huisarts maar één keer in zijn of haar leven een patiënt ziet met een glioom?
„Iets vaker, maar als je bedoelt dat het een zeer zeldzame ziekte is: ja. Er zijn in Nederland ongeveer duizend nieuwe patiënten per jaar met een glioblastoom, de kwaadaardigste onder de gliomen, ze groeien heel snel, en dan zijn er nog twee- tot driehonderd patiënten per jaar met een glioom dat langzaam groeit. Van die duizend zijn er na twee jaar minder dan vijfhonderd nog in leven. Door de angst die ze oproepen en de beladenheid ervan kent iedereen de gevallen en daardoor lijken het er meer.”
Worden het er meer?
„Iets meer, deels door vergrijzing en deels door iets wat we niet begrijpen. Landbouwgif? Straling van zendmasten? Mobiele telefoons? Er is ongelooflijk veel onderzoek naar gedaan, maar er is nooit iets aangetoond. De prognose voor mensen met een hersentumor verbetert ook niet echt. Voor een subgroep van langzaam groeiende gliomen is er nu voor het eerst een medicijn waarvan we zeggen: dat doet iets. Maar of dat op de langere termijn zo blijft, dat weten we nog niet. Voor de snelgroeiende glioblastomen is er sinds vijftien jaar naast bestraling temozolomide, chemotherapie. Dat verlengt het leven van patiënten met een paar maanden. In plaats van twaalf tot veertien maanden gemiddeld na de diagnose hebben ze veertien tot achttien maanden.”
Heb je weleens iemand met een kwaadaardige hersentumor beter zien worden?
Hij denkt even na. „Er was eens een patiënt die we naar een hospice hadden laten gaan en na vier maanden werd ik gebeld: je moet haar nog een keer zien. Huh? Leeft ze dan nog? Ja, sterker, ze is hier nu voor iedereen aan het zorgen. Terugkijkend had ze een ernstig effect van de bestraling op gezond hersenweefsel gehad, geen nieuwe tumor. En dat was vanzelf weer overgegaan.”
Dus ze was genezen?
„Nee. Ze is drie maanden later alsnog overleden. De tumor was toch weer gaan groeien. Maar mensen met een langzaam groeiende tumor kunnen nog heel lang leven. Bij mijn afscheid was een patiënt, een advocaat, die nu al twintig jaar verder is. Klassiek verhaal: op vakantie met zijn jonge gezin in Frankrijk kreeg hij epileptische aanvallen. Hij is geopereerd en daarna werd het: wait and scan. De tumor is nog steeds niet terug. We hebben een paar keer aan de patholoog gevraagd of hij nog eens naar dat weefsel wilde kijken. Hadden we het wel goed gezien? Ja, de diagnose klopte. Ik moet wel zeggen dat deze man geen advocaat meer is. Hij heeft veel moeten inleveren. Maar weet je, toen ik dat een keer tegen hem zei, zei hij: ik vind het eigenlijk heel mooi hoe het gelopen is. Uit de ratrace op kantoor en meer tijd voor de kinderen.
Er zijn me genoeg mensen bijgebleven van wie ik denk: nou ja, zeg, ik heb ze niet eens kunnen uitleggen wat er aan de hand was of ze waren al bijna dood
„Ik moet ook zeggen dat me genoeg mensen bij zijn gebleven van wie ik denk: nou ja, zeg, ik heb ze niet eens kunnen uitleggen wat er aan de hand was of ze waren al bijna dood. Er was een jonge man, in de dertig, die een langzaam groeiende tumor had met uitzaaiingen in de hersenzenuwen, waardoor hij dubbel ging zien en een scheve mond kreeg. Hij zei: ik ben geopereerd, ik heb chemo gehad, bestralingen, nu trek ik het niet meer. Hij wilde dat ik er een einde aan maakte. En dat heb ik uiteindelijk gedaan, in het UMC Utrecht nog, waar ik ook gewerkt heb.”
Was dat je enige keer?
„Ik heb het twee keer gedaan. Euthanasie komt niet zo vaak voor bij hersentumorpatiënten. Ze lijden” – aanhalingstekens in de lucht – „niet zo erg meer in het laatste stadium. Er is meestal geen pijn, geen angst, geen benauwdheid. Ze raken van de wereld. Ze gaan in bed liggen en komen er niet meer uit. Ze worden minder aanspreekbaar en raken in coma. De vraag naar euthanasie is dan eigenlijk niet meer aan de orde.”
En de mensen om hen heen? Het is gruwelijk om iemand met een hersentumor mee te maken.
Hij aarzelt even. „Ik wilde er eigenlijk niet over beginnen, maar Hans’ broer” – Hans is zijn man – „heeft bijna vier jaar geleden een glioblastoom gekregen. Het begon met een epileptische aanval en toen was het meteen al graad vier, de ernstigste vorm. Het hakte er enorm in, ook bij zijn vrouw en kinderen. Maar de afgelopen twee jaar waren heel redelijk, ik denk omdat hij het geaccepteerd heeft. Hij is een lievere vader geworden, een lievere man. En zijn vrouw is sterk. We proberen als familie om hen heen te staan. Hans is nu beneden aan koken voor het hele gezin.” Het gerommel in de keuken is al zeker een uur te horen. „We gaan iedere maandag naar hen toe.”
Vraagt je zwager medische dingen aan jou?
„Ja, zeker. Ik weet nog dat ik een paar maanden na de diagnose tegen hem zei: je weet toch dat je ongeneeslijk ziek bent? Daar had hij twee nachten niet van geslapen. Shit, dacht ik. Dat hebben zijn artsen hem natuurlijk ook verteld. Heeft hij het niet willen horen? Zijn vrouw zei: hij wist het donders goed, maar op dat moment, van jou, kwam het heel hard aan.”
Praatte je met je patiënten over de dood?
„Ja, tenzij ze lieten merken dat ze het niet wilden. Het waren altijd mooie gesprekken, emotionele gesprekken, ook voor mij. Ik ben nu op een leeftijd waarop ik steeds vaker met familie en vrienden naar het ziekenhuis ga. Een andere zwager heeft alvleesklierkanker. Ik bedoel, ook voor Hans en mij komt het dichterbij. We hebben geen kinderen, wie van ons tweeën blijft alleen achter? Daar praten we wel over. En hoe zal ik ermee omgaan als ik een ernstige ziekte krijg? Ik word nu al vervelend als ik een paar dagen pijn aan mijn voet heb. Shit, straks kunnen we niet meer op wandelvakantie. Ik had eens een paar dagen zuurbranden. Het zal toch geen slokdarmkanker zijn?”
En als je een hersentumor zou hebben?
„Ik bespeur bij mezelf niets van wat patiënten meemaken. Al die symptomen, nooit gehad. Ik heb zelfs bijna nooit hoofdpijn. Maar als ik iets zou merken, zou ik meteen naar de dokter stappen. Duidelijkheid is fijn.”
Dat vonden je patiënten ook?
„Ja. En ik heb moeten leren om die duidelijkheid te geven. In het begin vroeg ik hoe het met ze ging voordat ik de uitslag van de scan gaf. Nee! Mensen willen geen kletsverhalen. Ze willen duidelijkheid van de dokter, openheid. Ze denken na en ze praten mee. Vroeger was dat wel anders, maar nu willen ze het gelijk horen als de scan niet goed is.”
Bij het stadhuis in het centrum van Amsterdam hadden zich donderdagavond honderden betogers verzameld voor een demonstratie tegen antisemitisme. Het protest verliep rustig, al is er vanwege de eerdere onrust in Amsterdam veel politie op de been in de binnenstad. Enkele pro-Palestijnse tegendemonstranten werden vrijwel direct uit de menigte weggeleid.
Al eerder had de Amsterdamse driehoek (de burgemeester, het OM en de politie) een aangekondigde pro-Palestijnse tegendemonstratie op dezelfde plek verboden. Dat protest mocht wel plaatsvinden op het Museumplein, zei de gemeente.
Enkele actievoerders hebben desondanks toch pro-Palestijnse leuzen geroepen bij de manifestatie tegen Jodenhaat. De politie zei dat deze mensen naar het Museumplein moesten vertrekken of anders gearresteerd zouden worden. Voor zover bekend zijn er geen arrestaties verricht.
Bussen onder politiebegeleiding
De demonstratie tegen antisemitisme stond eigenlijk gepland op de Dam. Maar omdat daar veel winkelend publiek is vanwege de aanloop naar de feestdagen en 5 december, verplaatste de gemeente het protest naar het plein voor de Stopera.
Toen de manifestatie begon rond 19.00 uur kwam een deel van de betogers in bussen onder politiebegeleiding aan. De bussen vervoerden onder andere mensen uit de streng christelijke gemeenten Nijkerk, Urk en Staphorst, die de demonstratie wilden bijwonen. Veel mensen droegen de Israëlische vlag mee.
De demonstratie werd georganiseerd door onder meer Christenen voor Israël, het CIDI en Centraal Joods Overleg.