‘De 120 Dagen van Sodom’: het lot van ‘het schandaligste verhaal ooit verteld’

Recensie Boeken

Markies de Sade Als in een boek van Dan Brown beschrijft Joel Warner wat er na de dood van de omstreden markies met zijn De 120 dagen van Sodom is gebeurd.

Manuscript van ‘Les 120 jours de Sodome’ FOTO EPA

Valt er nog iets nieuws te vertellen over markies de Sade? Zijn hele werk, voor zover bewaard gebleven, is inmiddels uitgegeven. Hij is met drie dikke delen opgenomen in Gallimards Bibliothèque de la Pléiade, het Walhalla van de Franse letteren. Wie zich in zijn leven wil verdiepen, kan terecht bij talloze biografieën. Aan geleerde studies over zijn doen en laten bestaat evenmin gebrek. Het ‘schandaal’ dat zijn naam ooit omringde, lijkt volledig te zijn verdampt –- behalve misschien wanneer zich in het echt een ‘sadist’ aandient. Maar ook dan wordt nog maar zelden teruggekoppeld naar de achttiende-eeuwse markies, wiens naam de Weense seksuoloog Krafft-Ebing in zijn Psychopathia Sexualis (1886) had gebruikt om de aandoening te benoemen, waarbij iemand seksueel genot ontleent aan het pijnigen van een ander. Menigeen bestaat het zelfs om Sade’s proza saai te vinden, terwijl men in de negentiende eeuw nog serieus vreesde voor de geestelijke gezondheid van de lezer. Kortom, Sade vertoont tegenwoordig alle symptomen van een ‘klassiek’ auteur.

Een voordeel daarvan is dat hij ook als denker serieus wordt genomen, bijvoorbeeld als een ‘zwarte’ representant van de Verlichting, de kwaadaardige tegenhanger van alle optimistische wereldverbeteraars. Dat hij ook in die hoedanigheid goede diensten kan bewijzen, daarvan getuigt een boek als Dialektik der Aufklärung (1947) van Horkheimer en Adorno, waarin Sade wordt opgevoerd als iemand die het repressieve karakter van de moderne wereld al vroeg zou hebben doorzien. De surrealisten op hun beurt beschouwden hem als een icoon van rebellie en bevrijding. Terwijl hij in de beruchte film Salo (1975) van Pasolini wordt opgevoerd als een sleutel tot het fascisme. Men kan met Sade vele kanten op.

Maar, nogmaals, bestaan er ook nieuwe, onverwachte kanten?

Wat vast zou helpen is de ontdekking van een nieuwe roman. Niet ondenkbaar, want volgens zijn biografen zou Sade tijdens een reis naar de Nederlanden in 1769 een erotisch geschrift van zijn hand hebben verkocht aan een Hollandse uitgever. In een brief zinspeelt hij daarop. Helaas wordt de titel er niet bij vermeld en of het ooit tot een uitgave is gekomen (zo ja, dan zonder twijfel anoniem) is onbekend. Misschien dat iemand de tekst nog eens weet te identificeren of het manuscript tegenkomt in een stoffig archief.

Gekkenhuis

Iets dergelijks gebeurde in 1904, toen de Duitse arts Iwan Bloch De 120 Dagen van Sodom publiceerde, Sade’s eerste roman die hij in 1785 had geschreven (maar nooit voltooid) in de Bastille, waar hij toen al een paar jaar gevangen zat. Bij de bestorming van deze staatsgevangenis op 14 juli 1789, die Sade op een haar na miste (hij was kort tevoren overgeplaatst naar het gekkenhuis Charenton), zou het in een nis verborgen manuscript van de roman verloren zijn gegaan. Sade was daar althans van overtuigd, en hij schreide naar eigen zeggen ‘tranen van bloed’ bij de gedachte aan dit verlies.

Ze vloeiden ten onrechte, die tranen, want het manuscript bleef behouden. Het had de vorm van een rol van 21 meter, bestaande uit een dertigtal aan elkaar geplakte vellen papier die aan beide zijden waren beschreven in een minuscuul handschrift. Na in het bezit te zijn geweest van diverse Fransen die er niets mee deden, kwam het eind negentiende eeuw in handen van Bloch, die de tekst ontcijferde en om censuur te ontlopen uitgaf voor een selecte groep van ‘wetenschappers’. Het boek zou in Parijs zijn verschenen bij de ‘Club des Bibliophiles’, bezorgd door ‘Dr. Eugène Dühren’ – in werkelijkheid was de plaats van uitgave Berlijn en Eugène Dühren was uiteraard een pseudoniem van Iwan Bloch. Zo begon het publieke leven van deze roman, volgens Sade zelf ‘het schandaligste verhaal dat ooit verteld is sinds het begin van de wereld’, waarin vier machtige libertijnen zich terugtrekken in een verafgelegen kasteel om daar tientallen jongens en meisjes op te offeren aan hun vuige lusten.

Over dit manuscript en zijn eigenaren en over de ‘vloek’ die erop zou rusten, zij het niet of nauwelijks over de roman zelf, gaat The Curse of the Marquis de Sade van de Amerikaanse publicist Joel Warner. Afwisselend vertelt hij het verhaal van Sade’s leven en beschrijft hij wat er na diens dood allemaal met het manuscript van De 120 dagen van Sodom is gebeurd.

In het bijzonder zoomt hij in op de curieuze onderneming ‘Aristophil’, in 1990 opgericht door een zekere Gérard Lhéritier, die investeerders in de gelegenheid stelde aandelen te kopen in beroemde manuscripten en brieven. Op zeker moment wist deze Lhéritier Sade’s manuscript voor de neus van de Bibliothèque Nationale weg te kapen en het eigendom ervan voor twaalf miljoen euro te slijten aan niet minder dan 420 investeerders. Na een paar jaar zouden zij hun aandeel met forse winst terug kunnen verkopen aan Aristophil.

Piramidespel

Men voelt het al aankomen: dat gaat mis. En inderdaad, in 2014 grijpt de Franse justitie in, na wantrouwige artikelen in de pers, en start een grootscheeps onderzoek op verdenking van ‘ponzifraude’, een variant van het piramidespel, waarbij alle kosten worden afgewenteld op steeds weer nieuwe investeerders – tot de zeepbel barst. Lhéritier, die volhoudt onschuldig te zijn en nog altijd wacht op zijn proces, staat sindsdien bekend als ‘de Franse Bernie Madoff’, de Amerikaanse megafraudeur die in 2009 voor iets soortgelijks werd veroordeeld tot 150 jaar gevangenisstraf.

Ik had eerlijk gezegd nog nooit van Lhéritier en Aristophil gehoord, maar een kleine excursie op internet leerde dat beide in Frankrijk heel wat stof hebben doen opwaaien. Eerst omdat Lhéritier het unieke manuscript, dat na enkele omzwervingen en zelfs diefstal in Zwitserland was beland, weer naar Frankrijk had gebracht, en daarna omdat hij met zijn onderneming vele duizenden mensen had gedupeerd.

Toen de talloze zeldzame manuscripten en brieven van Aristophil publiekelijk werden geveild (iets wat nog altijd gaande is), bleken zij namelijk veel minder op te brengen dan Lhéritiers experts hadden beraamd en de investeerders ervoor hadden betaald.

Dit alles wordt door Warner buitengewoon smeuïg verteld, als een roman vol spanning en sensatie. Over Sade en diens ideeën zegt het welbeschouwd niets, want dat het manuscript van De 120 Dagen van Sodom werkelijk ‘vervloekt’ zou zijn, zoals een van Sade’s nazaten had geopperd, is ondanks de ramp van Aristophil flauwekul. Iets wat eerder thuishoort in een thriller à la Dan Brown. Maar laten we niet te steng zijn voor Warner, die de vloek tot in zijn titel serieus lijkt te nemen. Hij heeft in elk geval zijn best gedaan om het nu eens helemaal anders aan te pakken – ook al zal de kenner in de hoofdstukken over het bizarre leven en werken van de markies niet veel nieuws aantreffen.


Lees ook de recensie van het verzameld werk van Sade in de Pléiade-reeks.