De kabinetsplannen om de landbouw te verduurzamen en de stikstofuitstoot terug te dringen zijn voor veel boerenbedrijven zo kostbaar dat hun voortbestaan in gevaar komt. Maatregelen als minder mest uitrijden en minder vee houden hebben zeer negatieve financiële gevolgen.
Regelingen van de overheid kunnen die effecten slechts ten dele opvangen. Daardoor zal de consument noodgedwongen veel meer moeten betalen in de supermarkt.
Dat blijkt uit onderzoek van de Wageningen University & Research (WUR), waarvan NRC de conceptconclusies inzag. De studie maakt voor het eerst concreet hoe hard de stikstof-, water- en klimaatmaatregelen boeren financieel raken en hoe ingewikkeld het voor hun bedrijven is om te verduurzamen. De materie ligt gevoelig. Veel boeren vrezen door milieumaatregelen hun bedrijf te verliezen. Bij de jongste verkiezingen was dit een belangrijk thema.
Op dit moment onderhandelen PVV, VVD, NSC en BBB over een nieuw kabinet. Zij staan overwegend negatief tegenover de stikstofplannen van het huidige demissionaire kabinet. Tegelijkertijd is het beschermen van de natuur wettelijk verplicht. Eerder deze week schreef NRC dat de regering een belangrijk, wettelijk vastgelegd stikstofdoel van 2025 niet dreigt te halen. Daardoor kunnen via de rechter mogelijk strengere maatregelen worden afgedwongen. Er loopt op dit moment al een procedure van Greenpeace tegen het Rijk, onder meer over dit doel.
Het WUR-onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dat wil meer inzicht in de gevolgen van het Ontwerp Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Met dit plan wil demissionair minister Christianne van der Wal (VVD) de stikstofcrisis oplossen en de druk van de landbouw op klimaat en waterkwaliteit verminderen. Het gaat onder andere over ander voer voor de dieren, mestscheiding, prijzige installaties die de uitstoot moeten reduceren of de lucht moeten filteren, minder dieren houden en natuurlijke bestrijdingsmiddelen.
De WUR onderzocht de financiële consequenties van het plan voor verschillende takken van de landbouw. In de varkens- en pluimveehouderij kan het jaarinkomen dat een boer uit zijn of haar bedrijf haalt met bijna twee ton dalen doordat een volledig ander bedrijfsmodel en grote investeringen nodig zijn. Dit soort bedrijven zit met name in Noord-Brabant en Limburg. Een gemiddelde varkenshouder verdiende volgens het onderzoek in 2021 ongeveer 57.000 euro.
In andere sectoren, zoals groententeelt, gaat het om tienduizenden euro’s inkomensverlies per jaar. Voor de intensieve veehouderij kunnen de kosten nog oplopen als ook maatregelen voor dierenwelzijn worden meegerekend.
Geen ‘robuust verdienmodel’
Zorgen over hoe boeren straks hun geld moeten verdienen leven breed in de sector. Dit was een van de redenen voor belangenorganisatie LTO om uit het overleg voor een zogenoemd Landbouwakkoord te stappen. De bedoeling was daar afspraken te maken tussen kabinet, boeren, natuurorganisaties, banken en supermarkten, waarvoor 13,5 miljard euro uitgetrokken zou worden. Maar dit mislukte afgelopen zomer. Sindsdien is er weinig meer gebeurd. Voor boeren was er geen „robuust verdienmodel” mogelijk, zei toenmalig LTO-voorzitter Sjaak van der Tak hier destijds over.
Boeren die verduurzamen, biedt het Rijk financiële bijstand. De regelingen hiervoor compenseren volgens het WUR-onderzoek het inkomensverlies niet volledig. Daarom zullen consumenten flink meer moeten betalen in de supermarkt. Boeren zullen 10 tot 64 procent meer moeten vragen voor hun vlees. Dat is niet altijd mogelijk. Veel kalfsvlees is bijvoorbeeld bestemd voor export en kan bij grote prijsstijgingen niet meer concurreren op de wereldmarkt.
Voor andere sectoren, zoals de fruitteelt, is de prijsstijging minder. De onderzoekers wijzen erop dat meer onderzoek nodig is naar de „betalingsbereidheid” onder consumenten. Recent onderzoek bij de Duitse supermarkt Penny liet zien dat de verkoop kelderde nadat de ‘ware’ prijs, dus inclusief bijvoorbeeld milieukosten, voor een aantal producten werd ingevoerd.