‘Vader reisde de wereld over, moeder was dé gastvrouw’

‘Een veelbewogen leven hadden mijn ouders. Zij trouwden in Nederlands-Indië in 1929, op de foto (uit 1930) zien we het ogenschijnlijk gelukkige stel tijdens een uitstapje, vlak nadat hun eerste kind bij de geboorte was overleden.

Aan het huwelijk waren zes verlovingsjaren voorafgegaan. Vader voer als eerste stuurman voor de Koninklijke Java-China-Japan Lijn; een baan op de wal was een voorwaarde voor het huwelijk. Beiden zaten in de oorlog gevangen in een jappenkamp, mijn moeder met zesjarig dochtertje en zwanger. Na de repatriëring kozen ze voor Heemstede, waar veel familie van vader woonde. Geen gemakkelijke periode: onbegrip over en weer, een labiele moeder, getraumatiseerde kinderen; pas na een paar jaar konden ze hun eigen huis betrekken en inrichten.

Veel waren ze niet bij elkaar: vader reisde over de hele wereld. Hij had de supervisie over de bouw en het onderhoud van melassetanks. Over het kamp werd gezwegen. Hij verdiende goed en was vooral weg. Zij bestierde het huishouden, met een ‘meisje voor alledag’, en was dé gastvrouw. Ze genoot van veel visite, een Indische rijsttafel kwam geregeld voorbij. Zij was ziekelijk, ze kon niet veel aan.

In 1949 werd ik geboren, als jongste dochter. Ook toen was mijn vader in het buitenland. Een verhuizing naar Engeland in 1955 bracht wat rust en regelmaat, zes jaar later gingen we terug naar Nederland. Ten slotte volgden nog een paar jaar Engeland, vlak bij Liverpool, voor een adviseursklus van mijn gepensioneerde vader.

Ondanks tientallen verhuizingen, aanpassingen, ontberingen en lichamelijke en geestelijke moeilijkheden zijn beiden na hun 90ste overleden.”