N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ine Mulder (41) en Bernhard Appelhoff (61) werken allebei vanuit huis: hij is projectleider bij een multinational, zij ontwerpt grafmonumenten. In de toekomst zouden ze graag een thuis bieden aan pleegkinderen.
Bernhard: „Voor corona zag mijn werkende leven er totaal anders uit dan nu. Toen was ik telkens een week in het buitenland – Bulgarije, Slovenië, Spanje – en daarna weer een week thuis. Nu werk ik eigenlijk altijd vanuit mijn mancave op zolder.”
Ine: „Daar zit je hele dagen te praten tegen schermpjes met een koptelefoon op.”
Bernhard: „Dat is wel de samenvatting van mijn werk, ja. Ik werk voor een Amerikaans bedrijf in de automotive aftermarket. Dat betekent bijvoorbeeld dat we met data de restwaarde van een auto voorspellen of monitoren wanneer het tijd is voor onderhoud. Ik ben projectleider met teams in diverse landen. Door de tijdsverschillen is dat fulltime-plus. Voor Australië moet ik vroeg opstaan; voor Mexico vergaderen we ’s avonds om acht uur.”
Ine: „Ik werk ook vanuit huis, dus dat is gezellig. Als het kan, lunchen we samen beneden aan de eettafel. Na mijn studie aan de Design Academy Eindhoven heb ik van alles en nog wat gedaan: beeldende kunst, fotografie, mode – maar ik voelde me daarin een beetje lost. Het had geen richting. Nu ben ik sinds negen jaar bezig als maker van gepersonaliseerde grafmonumenten. Dat begon met een grafmonument voor mijn moeder. Ze was niet de makkelijkste, maar had wel een enorme levenslust. Voor haar heb ik een betonnen grafbed ontworpen met uitsparingen waar allemaal vergeet-me-nietjes tussenuit piepen: als het leven dat door de hardheid breekt. Zoiets had ik nooit bij een grafstenenboer kunnen vinden.”
Bernhard: „Ik heb wel gezien dat het ondernemen soms een worsteling is voor Ine. Als er weer eens een tegenvaller was, en dan weer een privé-tegenvaller, vroeg ik me weleens af: kan ze het aan? Maar telkens was er toch de overtuiging om door te gaan.”
Ine: „Het klinkt misschien gek, maar ziekte en dood zijn thema’s die mij goed liggen. Ik heb interesse in persoonlijke verhalen en ben kennelijk in staat dat goed te visualiseren in een monument. En financieel begint het nu te lopen. De webshop gaat goed en ik krijg grote projecten met meerdere bestellingen in één keer. Dat is heel fijn. Het lijkt me heerlijk om ook een keer tegen Bernhard te kunnen zeggen: hee schat, we gaan op vakantie en ik betaal de tickets. Of: wil je een nieuw motorpak? Goed, dat krijg je van mij. Echt, daar verheug ik me op!”
Bernhard, lachend: „Ik ook.”
Ine: „Bernhard is enorm betrokken bij mijn bedrijf. Hij is niet ‘een beetje onderdeel’ ervan, hij is echt onmisbaar. Alleen al praktisch: hij helpt met rijden, materialen sjouwen, monumenten plaatsen. Het is een wonder dat hij dat allemaal volhoudt, want ook al werk ik met productiebedrijven buitenshuis samen voor het grote werk, in ons eigen huis maak ik een enórme rommel. De tafelzaag staat in de woonkamer, de logeerkamer is omgebouwd tot fotostudio, ik stort beton buiten in de tuin.”
Bernhard: „Er moeten wel plekken zijn waar we ook gewoon rust kunnen hebben. Maar die zijn er gelukkig genoeg.”
Meer tijd en minder werken
Bernhard: „Vroeger was ik ambitieus; nu niet meer zo. Ik wil mijn tijd ook aan andere dingen besteden dan alleen werk. Mijn moeder is weduwe, woont in Duitsland en is een beetje eenzaam. Ik zou meer tijd willen hebben om naar haar toe te gaan. Maar ik heb nog niet genoeg geld om te stoppen met werken en mijn huidige baan kan ik niet in minder dagen doen. Dat houdt me wel bezig. Mijn jongere broer en mijn vader zijn allebei overleden. Daardoor kijk je wel anders naar het leven. Je weet niet hoe jouw countdown tikt.”
Ine: „We hebben het er serieus over om een thuis te bieden aan pleegkinderen. Ons leven is daar nu nog wat te hectisch voor, maar als mijn bedrijf deze stijgende lijn doorzet, lijkt me dat heel mooi.”
Bernhard: „Ons verhaal begon er niet mee dat we pleegkinderen wilden; het begon ermee dat zelf kinderen krijgen niet gelukt is. Voor mij was dat erg, voor Ine was dat héél erg. Vooral de finale boodschap dat het niet ging lukken, was een enorme klap. Uiteindelijk ga je dan nadenken: oké, hoe zit het met kinderen van anderen? Kunnen we voor hen iets betekenen?”
Ine: „Ik heb altijd het beeld van pleegkinderen in mijn hoofd gehad. Ik zag voor me dat ik een gezin had, met óók een pleegkind. Dat was al onderdeel van het plaatje.”
Bernhard: „We hebben de plannen even in de kast gezet, aangezien het bedrijf van Ine nog zoveel ruimte inneemt.”
Ine: „Een eigen atelier buiten de deur zou een goede eerste stap zijn om de boel wat rustiger te krijgen.”
Bernhard: „Vooralsnog zijn we druk met onze Toni, de hond. Die hebben we nu een jaar.”
Ine: „In gezinnen is altijd reuring – niet altijd positief natuurlijk, maar dat wilde ik óók. Ik wilde ook de ongemakken.”
Bernhard: „Daar is Toni wel een specialist in, ja.”
Ine: „De naam heeft Bernhard bedacht. Die is heel intuïtief met namen.”
Bernhard: „Ik kijk naar een dier en zeg dan: dat is een Toni.”
Ine: „We gingen ook een keer een konijn halen bij de fokker. Een zielig konijntje dat in een klein vierkant doosje opgepropt zat. Bernhard zag dat en zei meteen: dat is Kees. En zo heeft-ie ook altijd geheten: Kees het konijn. Vorig jaar is hij doodgegaan, nu hebben we er sinds een paar dagen weer twee. O, dat maakt me heel gelukkig.”
Bernhard: „Bij Ine zijn konijnen part of the package.”
Ine: „Mijn vader las me als kind al het boek Konijntjes in de sneeuw voor. Daar kon ik geen genoeg van krijgen. Sindsdien is het een soort eerste levensbehoefte. In de woongroep in Amsterdam waar ik eerste woonde, liepen ze altijd rond in de kamer.”
Bernhard: „Waar we staan over vijf jaar? Dan heb ik een andere motor. En misschien dat er hier pleegkinderen door het huis spelen. Dat zou kunnen.”
Ine: „Ik heb dan een atelier buiten de deur en een team dat ik zelf heb opgeleid. Maar verder? Verder ben ik eigenlijk wel tevreden over mijn leven zo. Is dat saai?”
Bernhard: „Nee. Dat is juist fijn.”