‘Een hospice is helemaal niet triest en treurig’

‘Mensen vragen soms: is het daar niet triest en treurig? Maar dat is het helemaal niet”, zegt Jeannette Eijkenaar (66) in de woonkeuken van hospice De Waterlelie. Met een grote eettafel, veel planten en aan de muur opbeurende teksten en natuurfoto’s, heeft het wel iets van een woonhuis. Dit hospice in Spijkenisse biedt zowel hier als thuis ondersteuning in de laatste levensfase. In De Waterlelie maken 85 vrijwilligers en een ploegje vast personeel het de ‘tijdelijke bewoners’ zo comfortabel mogelijk.

Al achttien jaar werkt Eijkenaar er als vrijwilliger: „Toen ik van de plannen hoorde, leek het me zo mooi.” Haar kinderen waren bijna het huis uit, ze werkte bij een bakker, maar wilde meer: „Iets voor mensen betekenen, dat vind ik fijn.” Lachend: „Ik houd ook wel van pleasen.”

Is het niet zwaar? Eijkenaar: „Vrijwilligers zijn hier hooguit twee keer vier uur in de week, zo krijg je niet alles mee.” Maar soms grijpt het haar wel aan. Zo lag hier recent een jonge vrouw, „haar dochter van twaalf werd steeds stiller”. En soms is iemand even oud als zijzelf: „Dit kan mijn gezin ook overkomen, denk ik dan.” Een inzicht dat ze „te veel” mee naar huis neemt. Dan zeg ik tegen mijn man: „Tot vanmiddag, hè. Hoop ik.”

Haar taken zijn „die kleine dingen”, als een praatje, boterhammen smeren voor de familie, bloemen in de vaas. Of soms een visje van de markt, of een frietje voor iemand halen. „Werken met je handen op je rug, zeggen wij weleens.”

De wensen van de bewoners verschillen. „Sommigen willen rust. Anderen praten honderduit en komen bij ons aan tafel zitten.”

Om hier te werken, volgde ze een training in palliatieve zorg. „Nuttige dingen zoals hoe leg je iemand in bed? Maar ook: hoe ga je het gesprek aan? Vrijwilligers willen soms diepe gesprekken voeren, maar het is vrij praktisch. Je zorgt dat mensen te eten of drinken hebben, schoon zijn en lekker liggen.” Let op signalen: „Als je ziet dat iemand pijn heeft, kun je een been verleggen of het hoofd zacht optillen. Je overlegt of de morfine omhoog kan.” Het moet volgens haar niet te lang duren. „Mensen zijn hier maximaal enkele maanden. En heel soms gaan ze naar huis.”

Daarop hoopt „zeg maar gewoon” Wil (75) uit Hekelingen, die in „de mooiste kamer” verblijft. De zorg vindt ze „uitstekend”. Eijkenaar mag „een lekker sinasje” voor haar halen. Wil heeft kanker en is thuis „met gillende sirenes” opgehaald. „Ik was in de war, ook door die rotmedicijnen. Einde verhaal, zeg ik tegen mijn man.” Wil praat makkelijk. „Het heeft geen zin je overal voor weg te stoppen.” Eijkenaar: „Hier leer ik zoveel van.”

Wil heeft net van de dokter gehoord, vertelt ze, dat ze toch nog een chemokuur willen proberen. Eijkenaar, ze knikt bewonderend: „Ze zeggen soms tegen mij: jij bent altijd opgewekt. Maar hoe ben ik als er echt wat op mijn pad komt?”

Ze helpt ook in zorgcentrum Bernissesteyn. „Iedereen mag zich afvragen: kun je wat betekenen? Word actief bij het zwembad of de molenstichting. Probeer er wat van te maken en niet enkel naar de overheid te wijzen.”