‘Doe het met plezier, of doe het niet, seks is nergens anders goed voor’

Interview

Rik van Lunsen, seksuoloog, vindt ‘de eerste keer’ zo’n ónzinbegrip. „Dat is niet de eerste keer seks, maar de eerste keer penis-in-vagina. Waar sláát dat op?”

Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat er in De waarheid over seks, het nieuwe boek van de seksuologen Rik van Lunsen en de vorig jaar overleden Ellen Laan, veel zou staan wat me verraste. Ik had eerder over hun bevindingen geschreven. Ik dacht hun stokpaardjes te kennen: dat vrouwen ook een erectie (van de hele clitoris) moeten hebben voor penetratie prettig kan zijn, dat penetratie voor de meeste vrouwen sowieso niet het leukste is aan seks, de seksplezierkloof tussen de seksen.

Maar mij verraste van alles. Het idee dat het echte doel van seks helemaal niet voorplanting is („een door biologen en medici verzonnen paradigma”), maar lóúter lust, plezier en verbinding met een ander. Het woord ‘draadrevolutie’: vrouwen hebben de draad uitgevonden, en daarmee visnetten, weefsels en vlechtwerk (move over, wiel). Dat het niet door biologische maar door culturele selectie komt dat vrouwen kleiner en lichamelijk zwakker zijn dan mannen: die willen hun vrouwen klein en zwak, al eeuwen en eeuwen. Dat in Nederland tot 1956 een man zonder alimentatieplicht mocht scheiden van een vrouw die hem altijd seks weigerde.

En ook: dat een ongeboren embryo van 24 weken al een lichamelijke seksuele respons kan hebben. Dat de anatomie van de clitoris, die nu pas in de schoolboeken biologie belandt, vanaf eind 19de eeuw uit medische boeken is weggeretoucheerd, terwijl die al beschreven was door de Grieks-Romeinse arts Claudius Galenus (129-199). Dat ook veel mannen bekkenbodemproblemen hebben. Dat mensen met een hoge dwarslaesie kunnen leren klaarkomen door andere lichaamsdelen te stimuleren dan de geslachtsdelen. Het gaat maar door, allemaal op een geamuseerde tot soms licht bijterige toon.

Diezelfde toon blijkt Rik van Lunsen (71) ook in het echt te hebben, en er zit ook iets anders in zijn stem, iets vertrouwds wat ik nog niet kan thuisbrengen. We spreken elkaar in een gezellig ruim café in een oude scheepsbouwloods: nog nét een rafelrandje van Amsterdam, voordat de stedelijke ontwikkeling er volop toe gaat slaan.

Ellen Laan en hij zouden het boek samen schrijven. Het boek Seks! Een leven lang leren (2017), „een soort voorlichtingsboek waarin we probeerden uit te leggen hoe seks werkt, zowel lichamelijk als psychisch als relationeel als cultureel”, had hij vooral geschreven, „met Ellen als sidekick”. Nu zouden ze het andersom doen. Een manifest moest het worden: „We wilden een eind maken aan alle onzin over verschillen tussen genders.” Want verschillen zijn er nauwelijks. Hooguit hangen bij de een de zwellichamen in een penis buiten het lichaam en zitten ze bij de ander inwendig in een clitoris. „En we wilden het woord seks herdefiniëren.”

Ja, wat is seks eigenlijk? „Seks is elk menselijk gedrag dat gericht is op het beleven van seksueel plezier alleen of met een ander of anderen. En dat is dus niet wat bijna iedereen als definitie van seks gebruikt, de Bill Clinton-definitie: penis in vagina.” Het is grappig om hem „penis in vagina” te horen uitspreken: met lichte afschuw, niet preuts uiteraard, maar een tikkeltje minachtend – er zijn meer en leukere dingen. „Onze boodschap is: hou op met dat heteronormatieve, masculiene denken over seks. En doe het met plezier of doe het niet, want het is nergens anders goed voor.”

Het boek ligt er nu, maar een makkelijke weg was het niet. „Eerst kreeg Ellen kanker. Waar ze van herstelde. Toen kreeg ik kanker. Dat maakt het allemaal extra bizar: ik heb een kanker overleefd die bijna niemand overleeft en Ellen kreeg een recidief van iets waar de meeste mensen gelukkig niet meer aan doodgaan. En tweeënhalve maand voor haar dood zei ze tegen me: ja hállo, er is nog één ding wat moet.” Het boek. „We hadden nog geen letter op papier.” Hij weet haar sterfdatum uit zijn hoofd: „Vorig jaar, 22 januari.”

Zij had borstkanker, hij alvleesklierkanker, bij toeval vroeg ontdekt, in 2019. „En daarna het circus in, heel 2020: grote operaties, negen maanden chemotherapie. Ik ben heel erg ziek geweest. Misschien was het voor mijn omgeving nog wel zwaarder dan voor mij, met alle ongerustheid.” Hij heeft vijf volwassen dochters uit twee huwelijken, kleinkinderen, een achterkleinkind.

Feministisch

Hij was al feministisch vóór al die dochters. „Sinds het eind van de middelbare school. Ik zat op het Dalton Lyceum in Den Haag, de school van Koot en Bie. Ik was tien jaar jonger, maar ik ben wel bij de eerste plaatopname van de Klisjeemannetjes geweest, in ons kunstgeschiedenislokaal.”

Aha, dát hoorde ik dus in zijn stem, hij komt uit Den Haag! „Ja, ik kan het nog steeds.” In rap plat Haags: „Heb je zo’n dag 55.000 ijzeren pijpen zitten bijvijlen; kom je afgepeigerd thuis, vrouw uit, kachel uit…” Het begin van Lekker Legbad (1966) van Koot en Bie, een bluesy ska-nummer met zo’n enthousiast elektronisch orgeltje dat mijn kat er later thuis verschrikt van rechtop schiet. Van Lunsen, tevreden: „Ik kon het hele seksuologieonderwijs ophangen aan Koot en Bie. Ik gebruikte vaak citaten of filmpjes. Die hele lijst: pruimen op sap zetten, van Wippestein gaan. Maar ook de vieze man en citaten uit de Bescheurkalender: ‘een voordeel van masturberen is dat je altijd tegelijk klaarkomt’.”


Van Lunsen is geboren in Roosendaal, maar anderhalf jaar later verhuisde het gezin naar Den Haag. Eerst naar het chique Belgisch Park („ergens boven op zolder”) en toen, op zijn derde, naar Moerwijk, een arbeiderswijk. „Daar ben ik weerbaar geworden. Ik was het zoontje van de dokter, dus ik werd behoorlijk onder vuur genomen.” En op zijn elfde naar de Vogelwijk, weer meer op stand. Daar was ook het Dalton Lyceum.

„Terugkijkend is daar mijn interesse voor vrouwengezondheid en seksualiteit vandaan gekomen. Er werden weleens meisjes zwanger. Abortus was nog niet legaal maar mijn vader was een liberale arts, die wist wel betrouwbare adresjes. Dus ik werd een paar keer een soort intermediair.” Die abortusartsen riskeerden gevangenisstraf, wat Van Lunsen belachelijk vond. Hij schreef zijn scriptie Frans over l’abortion.

Daarna ging hij in Groningen studeren. „Lekker ver van mijn ouders, niet dat ik een slechte band met ze had. Maar ik had ook een beetje genoeg van Den Haag en mijn vader had in Leiden gestudeerd; dat wilde ik dús niet.” Hij deed medicijnen en onderwijskunde en toen hij nog niet was afgestudeerd werd hij al onderwijscoördinator verloskunde en gynaecologie. Hij wilde het „oubollige, middeleeuwse” onderwijs veranderen. „Na vier jaar theoretisch onderwijs werd je in de praktijk losgelaten, zonder enige vaardigheidstraining of communicatietraining.” Er werd hooguit geoefend op poppen.

Hoppa!

Van Lunsen liet activistische vrouwen trainen voor docent gynaecologisch onderzoek. En hij liet studenten gynaecologie en andrologie die dat wilden op elkaar oefenen. „In zelfgekozen groepjes met een zelfgekozen docent. Ruim een derde wilde dat wel. Heel voorstelbaar dat je daar moeite mee zou hebben, maar het is goed om je af te vragen waarom. Dat dwingt je om na te denken over zo’n intiem onderzoek. Een goede vriendin moet eens in de zoveel tijd een uitstrijkje laten doen, door de assistent van de huisarts. Kennelijk een ontzettend leuk mens. Maar die komt dan met een speculum en zegt: hóppa!” Hij lacht hard. „Waarschijnlijk de reflectie van de moeite die zij er ooit mee gehad heeft. Het gynaecologisch onderzoek is natuurlijk een bizarre ontmoeting.”

In Groningen werd Van Lunsen in 1979 hoofd van de polikliniek voor geboorteregeling. „Ik merkte al snel dat veel vrouwen niet alleen voor anticonceptie kwamen, maar vooral ook voor problemen rond seksualiteit. Pijn bij het vrijen, geen zin, niet kunnen klaarkomen… Seksuologieonderwijs was er nog niet. Door wat cursussen en stages bij elkaar te sprokkelen ben ik toen seksuoloog geworden.” Destijds een nieuw beroep, en ook nu nog steeds niet beschermd. „Kies altijd een seksuoloog NVVS”, waarschuwt hij. „Geregistreerd bij de Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie. Die hebben gegarandeerd een opleiding en zijn onderworpen aan een beroepscode en aan klacht- en tuchtrecht.”

In 1987 ging hij de polikliniek seksuologie van het Amsterdams Medisch Centrum leiden; sinds 2017 is hij met pensioen. Veel lijkt er in klachten van vrouwen niet veranderd. „Uit recent onderzoek blijkt: de jongste vrouwen hebben de meeste pijn bij het vrijen. Twintig procent van de vrouwen tussen 15 en 25 heeft bij penis-in-vagina-seks altijd pijn, meer dan de helft regelmatig. Tien procent van alle vrouwen heeft een leven lang pijn tijdens seks; de helft daarvan vindt dat normaal. Belachelijk! Je hoort vanaf je puberteit twee regels ingepompt te krijgen. Doe het met plezier of doe het niet. En: seks hoort nooit pijn te doen als je dat niet wilt. Heel veel jonge vrouwen krijgen nog steeds te horen: de eerste keer doet pijn. Die zijn er bang voor, dús doet het pijn.”

‘De eerste keer’ vindt hij trouwens zo’n ónzinbegrip. „Dat is niet de eerste keer seks, maar de eerste keer penis-in-vagina. Waar sláát dat op?” Hij gebaart wild met zijn handen; ik bescherm mijn opname-apparaatje. „O ja, ze zeggen altijd dat joden met hun handen praten.”

Door een wonder

Zijn moeder was joods, maar hij is niet religieus opgevoed. „Ik heb wel iets van een joods gevoel, in de verte. Dat komt… Mijn moeder en haar moeder, haar vader was al overleden, hebben door een wonder de oorlog overleefd. Bij de grote razzia in Den Haag waren de treinen vol en werd zij eruit gezet, domweg doordat ze net zulke blauwe ogen en blond haar had als jij. Tegen de SS’er die dat begeleidde zei ze: ik ga alleen als mijn moeder er ook uit mag.” Zo ontsnapten ze aan de kampen waar vrijwel alle grootouders, ooms en tantes, nichtjes en neefjes zijn vermoord. „Dus ja. Ik denk dat mijn ouders mij vooral een gevoel van… gék worden van onrechtvaardigheid hebben meegegeven.”

Daarom strijdt hij zo onvermoeibaar tegen het idee dat seks, vooral vrouwelijke seksualiteit, gevaarlijk is, en pleit hij voor plezier. En het gaat de goede kant op, vindt hij. „Veel jonge mensen zijn nu heel goed bezig.” Hij noemt de Sekszusjes, Volkskrant-sekscolumnist Joy Delima, Tussen de lakens met Geraldine op tv, de sekspodcast van theatermaakster Daphne Gakes.

In de Week van de Lentekriebels op scholen was laatst ook eindelijk aandacht voor plezier in seks. „Tja, en dat dan het hele al dan niet christelijke patriarchaat en de daardoor gebrainwashte vrouwen in opstand komen, kan je verwachten. Die maken zoveel lawaai omdat ze de macht aan het kwijtraken zijn. Schouders ophalen, doorgaan met je boodschap! Het verschil tussen hier en Amerika is dat de meeste Nederlanders uiteindelijk terechtkomen bij gezond verstand.” Hij lacht: „Ik noem mezelf altijd een halsstarrig optimist.”