Opgeheven vingertje van Nederland is niet meer gratis

Mensenrechten De kritiek op Qatar is terecht, maar niet vrijblijvend, meent .

Bezoekers in de Qatarese hoofdstad Doha aanschouwen het aftellen voorafgaand aan het WK.
Bezoekers in de Qatarese hoofdstad Doha aanschouwen het aftellen voorafgaand aan het WK.

Foto Jewel Samad / AFP

Het WK voetbal is een manier voor landen om zichzelf van hun beste kant te laten zien aan de wereld. Dat geldt zeker ook voor het kleine en steenrijke Qatar dat al langere tijd bezig is zich te onderscheiden op het wereldtoneel. Zo heeft het de vermaarde internationale nieuwszender Al Jazeera onderdak gegeven, vooraanstaande musea uit de grond gestampt, een ‘Education City’ opgericht met afdelingen van top-universiteiten uit de hele wereld. En nu het WK.

Maar het lijkt alsof Qatar zijn hand heeft overspeeld. Want de werkelijkheid ziet er anders uit dan het zorgvuldig gepolijst imago. Er is al lange tijd internationale verontwaardiging over de mensonterende werksituatie van degenen die het stadion hebben gebouwd. Nu komt er ook steeds meer kritiek op het land zelf. Qatar is een conservatief islamitisch land, dat op nummer 137 (van de 146) staat in de Gender Gap Index , niet hoog scoort op de politieke vrijheden en geen goede naam heeft in de mensenrechtenrapportages.

Verdubbeling energierekening

Qatar lijkt wat verbouwereerd te zijn door deze kritiek. Het reageert door supporters te paaien of juist in woede te ontsteken. Dat lijkt ons, westerlingen, niet te deren. Onze kritiek is terecht en gerechtvaardigd. Principes gelden – niet het imago of de gevoelens van anderen. Zeker niet als dat mensenrechtenschendende snobs zijn die denken dat iedereen en alles te koop is.

Maar dit keer is de kritiek niet vrijblijvend. Het Nederlandse publiek geeft zich nog onvoldoende rekenschap van de wijze waarop de positie van Nederland in de wereld is veranderd.


Lees ook dit opiniestuk: Voetballers, spreek je uit tegen Qatar

De principiële houding van Europa ten opzichte van de Russische agressie in Oekraïne heeft ertoe geleid dat Rusland de gaskraan heeft dichtgedraaid. Wij bereiden ons nu voor op een moeizame winter met een verdubbeling en zelfs verdriedubbeling van energierekeningen.

Ondertussen kijken we naarstig rond naar andere gasleveranciers. Na Rusland is Iran de grootste gasleverancier in de wereld. Ook daar is Europa geen grote vrienden mee. En nummer drie op de wereldlijst is… Qatar. Daarmee heeft Europa, en ook Nederland, tot nu toe zeer warme banden. Qatar is onze grote steun en toeverlaat geworden in deze energiecrisis.

En dát maakt dat de boze uitspraken van de Qatarese emir geen loze dreigingen zijn van een zelfvoldane sjeik. Als Qatar voldoende getergd wordt, is het in staat om de toevoer van gas richting Europa af te sluiten.

Hoogmoedig

Dat plaatst ons voor een dilemma: wat te doen met principes als die strijdig zijn met het eigenbelang? Moeten we geen lessen trekken uit een soortgelijke moeizame relatie met Rusland? Alleen gaat die vergelijking niet op: als Rusland niet Oekraïne was binnengevallen, hadden we nog steeds goede betrekkingen onderhouden. Er mag van alles mis zijn met Qatar, maar zover is het nog niet gegaan.

Moeten we dan gewoon ‘ja’ en ‘amen’ zeggen tegen een rijk en zelfingenomen land, alleen omdat het voorziet in ons levensonderhoud? Het is een situatie die veel arme landen al lang kennen. Nederland lijkt zich er echter onvoldoende van doordrongen dat het nu ook in deze positie verkeert. Het gaat daarbij niet alleen om abstracte ‘handelsbelangen’, maar om de maandelijkse energierekening van iedere Nederlander.

Wij denken nog altijd vanuit een positie van hoogmoedige onaantastbaarheid. Die tijd is voorbij. Dat vergt een volledig nieuwe kijk op de wereld, en onze omgangsvormen met die wereld. De principes moeten hoog in het vaandel blijven, jazeker. Maar het zelfingenomen Nederland zal daar zorgvuldig mee moeten navigeren. Tenzij we natuurlijk bereid zijn om daar zelf de prijs voor te betalen.