N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Dat het echt niet zo is dat alle grond die niet meer voor veeteelt gebruikt zal worden in landbouwgrond kan veranderen, schrijft Louise O. Fresco in haar boek Ons voedsel. Wie nu meteen blij opspringt om richting rookworst te hollen, moet maar gauw weer gaan zitten. De blik van Fresco is iets wijder dan alleen Nederland of West-Europa: in Zuid-Amerika op de pampa’s zit er weinig anders op dan dieren houden, in sommige Afrikaanse gebieden zijn vlees en melk een onontbeerlijke bron van eiwit en is het alternatief echt niet om peulvruchten te zaaien.
Het is interessant en leerzaam, de blik van iemand wier vak het is om zich bezig te houden met voedsel in de wereld. Iemand bovendien die zich niet activistisch wil uitspreken maar met een wetenschappelijke blik naar al die meningen, problemen, mythen en emoties kijkt die wij eters zo graag als feiten presenteren. Generaliseren, daar is Fresco niet van. Wij wel soms. Soms ook zoek je als eter rechtvaardiging voor wat je wel of niet doet.
Voor het feit dat je nog wel eens, weinig okay, maar toch, een stukje vlees eet. Zo weinig dat er voor die minimale consumptie niet bepaald grote varkens- of kippenbedrijven nodig zijn met alle vervuiling van dien en de gevaren van dierziektes die op mensen overslaan. Bovendien: altijd verantwoord vlees hè, van dieren die een goed leven hebben gehad.
Maar dat vindt Fresco ook maar een zo-zo argument. Net als de redenering dat het niet zo erg is een dier te eten dat in het wild heeft geleefd, bij haar weinig genade lijkt te kunnen vinden. Ze noemt dat ‘een flexibele morele grens’, want waarom zou een dier doden dat een goed leven heeft gehad minder erg zijn dan een dier doden dat ‘alleen voor de productie’ heeft geleefd? Ze schrijft dat landbouwhuisdieren in Nederland ‘aanzienlijk minder stress ervaren dan dieren in het wild’. En dat je als je zo redeneert niet het doden maar het op grote schaal houden van dieren verwerpt, en wanneer is een schaal ‘groot’?
Soms zoek je als eter rechtvaardiging voor wat je wel of niet doet
Tja. Ik voelde me natuurlijk wel aangesproken want ik zeg al die dingen ook. Ik vind het wel uitmaken of een dier een goed leven heeft gehad. Dat varkens en kippen kunnen bewegen en normaal gedrag kunnen vertonen, dat ze zich niet gek vervelen zoals varkens in die zo stressvrije reguliere stallen waar ze uiteindelijk met veel stress weer uitgejaagd worden. Waarom zou dat geen rol spelen?
Een enkele keer koop ik varkensvlees van dolgelukkige Montessorivarkens en heb ik geïnformeerd naar hoe die geslacht worden en waar. Want die ellendige transporten waarbij dieren geslagen worden, de martelinstituties die veel slachterijen zijn, daar wil je niet aan meewerken.
Wel aan een ‘nette dood’ dan? Hm. Ja, blijkbaar.
‘Geen stress’ lijkt me trouwens een mager criterium. Je ziet vaak genoeg aan dieren dat ze welbehagen ervaren, liggend in de zon of de schaduw, dat ze spelen met elkaar, ze rennen eens een eindje en gooien de benen in de lucht. Allemaal positieve aspecten van leven. Dat zijn menselijke waarnemingen ja, maar ook wij kennen de beleving een lichaam te zijn in de wereld.
Terwijl ik dit schrijf sluipt de kat van de buren door de tuin. Ruikt aan een struik, volgt met de neus over de grond iets ondefinieerbaars, loert een poosje op een molshoop. Als er een andere kat aan komt neemt ze de benen. Ze zou ook stressvrij binnen kunnen liggen op een kussen.
Niet dat ik haar nu, omdat ze een ‘goed leven’ heeft, wil doodschieten en opeten. Dat nu ook weer niet.