Wie is moedig?

Frits Abrahams

Volgend jaar zal de EO een tv-dramaserie vertonen over de Joodse Raad. Geen gemakkelijk onderwerp. De Joodse Raad, opgericht in 1941, was voorstander van gehoorzaamheid aan de Duitse bezetter om, zoals dat heette, „erger te voorkomen”. Na de oorlog werd deze houding algemeen als verraad van de ‘eigen mensen’ gezien.

Volgens de filmmaatschappij Levitate Film is de serie gebaseerd op het boek De Joodsche Raad van Hans Knoop uit 1983, andere aankondigingen noemen dit tv-drama „mede gebaseerd” op Knoops boek, dat zeer kritisch is over de rol van de Joodse Raad.

Hoe het ook zij, het boek van Knoop speelt kennelijk een centrale rol bij deze verfilming. Dat viel me op omdat dit boek destijds, naast lof, ook hevige aanvallen te verduren kreeg. J.R. Soetenhorst noemde het in NRC Handelsblad „een slecht en vooral een strikt overbodig boek”, Koos van Weringh vond in Trouw dat het boek „werkelijk niet aan elementaire eisen voldoet”, B. Lulofs betitelde het in De Telegraaf als „te rücksichtlos” en Abel Herzberg, een gezworen vijand overigens van Knoop, constateerde: „Knoop heeft een zeer slecht boek geschreven, slecht in elke zin van het woord.”

Een controversieel boek dus dat veel meer tumult veroorzaakte dan vorig jaar een nieuw boek over dit onderwerp: De politiek van het kleinste kwaad door Bart van der Boom. Het boek was voor mij een openbaring; ik zou er dan ook niets op tegen hebben als de makers van die tv-serie zich voortaan óók „mede baseren” op dit boek.

Je hebt van die boeken die zo overtuigend zijn dat ze een lang gekoesterde opvatting stevig aantasten. Zelf had ik de kritiek op de Joodse Raad altijd min of meer gedeeld, maar Van der Boom maakte mij met een heldere afweging van feiten en motieven duidelijk dat het gedrag van de Joodse Raad op zijn minst meer begrip verdient.

In zijn conclusie schrijft hij: „Het verwijt dat de Joodse Raad in wezen anderen aan moordenaars prijsgaf om zichzelf te redden, is en blijft dan ook een cynische en ahistorische simplificatie.” Daarmee stelt Van der Boom zich, zonder het met zoveel woorden te zeggen, achter Herzberg en tegen Knoop op.

Er kwam scherpe kritiek op dit boek (o.a. van Renée Citroen), maar er was ook veel instemming (o.a. van Marcel Möring). Ook Arnon Grunberg noemde Van der Booms boek „indrukwekkend”. Hij schreef er in Hollands Maandblad van december 2022 een lang, interessant essay over. „Ik deel Van der Booms conclusie dat de Joodse Raad op moreel en strafrechtelijk niveau begrijpelijk en verdedigbaar handelde”, schreef hij. Hij voegde eraan toe: „Maar deze vrijspraak (…) kan het onbehagen niet wegnemen.”

Grunberg vindt dat Van der Boom de vraag had kunnen stellen waarom niemand van de Joodse Raad – en niet alleen de voorzitters – zichzelf heeft geofferd toen de nazi’s om mensenoffers vroegen. Grunberg noemt voorbeelden van mensen die zich wel opofferden, maar hij is zo reëel om te erkennen: „Dergelijke moed (…) kan men alleen van zichzelf eisen.”

Zoveel moed is slechts voor enkelingen weggelegd, stelt hij vast. Abraham Asscher en David Cohen, de voorzitters van de Joodse Raad, hoorden niet tot die enkelingen, maar zou u erbij hebben gehoord – en ik? Het is een vraag die je jezelf móet stellen als je ongunstig over anderen oordeelt.