N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het Ding De spullen om ons heen en de dingen die we gebruiken: ze laten zien wat we belangrijk vinden en hoe de wereld verandert. Deze week: plastic beschermhoezen.
In mijn ervaring heb je ‘mensenmensen’ en ‘spullenmensen’, en de overlap tussen deze groepen is volgens mij gering. Grofweg kun je zeggen: de mensenmens is extravert, hij/zij geniet ervan tijd door te brengen met anderen, het liefst middels geanimeerde gesprekken, bordspelletjes en grapjes over collega’s. Spullen zijn van ondergeschikt belang voor de mensenmens; het zijn objecten, middelen, gebruiksvoorwerpen. De spullenmens daarentegen is introvert. Nadat hij/zij zich met mensen heeft ingelaten, is hersteltijd nodig, en de gevoerde gesprekken worden nadien ten minste driemaal mentaal herhaald, om te controleren of de spullenmens iets onhandigs heeft gezegd (wat altijd het geval is). De spullenmens voelt zich vaak veiliger bij spullen. Spullen kunnen immers niet opeens iets naars tegen je zeggen, ze kunnen je niet verlaten of afwijzen, ze kunnen niet sterven. Ze kunnen wel verslijten, of stukgaan. Het enige wat spullen van jou vragen, is dus dat je goed voor ze zorgt. Sommige spullenmensen nemen die opdracht zo serieus, dat het hun leven beïnvloedt.
Dat brengt me op plastic beschermhoezen. In Europa, maar zeker in de Verenigde Staten, is er sinds de jaren 70, het decennium waarin plastic werd gekroond tot het meest gebruikte materiaal op aarde, op dit gebied een ware industrie ontstaan. In Nederland kun je al een plastic afdekhoes voor je bank vinden voor 3 euro en 75 cent. Amazon.com biedt meer dan 40.000 plastic afdekhoezen voor meubels aan, de dikte varieert van 1,6 tot 2 mm. En er zijn honderden winkels die hoezen op maat maken. In een aflevering van de essayistische documentaireserie How to with John Wilson (HBO), een absolute aanrader, gaat Wilson (een soort sociaal gemankeerde Louis Theroux) langs bij een aantal mensen die hun gehele meubilair hebben laten inpakken met plastic. Eerst spreekt Wilson met een besnorde zestiger in een ruitjesoverhemd, die pontificaal op een ingepakte fin-de-siècle bank zit. Het plastic kraakt als hij gaat verzitten. „Deze hoes zit er al veertig jaar op”, zegt de man trots. Hij is zo in z’n nopjes met zijn fraaie bank dat hij al veertig jaar de stof niet heeft geroken of aangeraakt.
Daarna gaat Wilson langs bij een familie die haar meubels (stoelen en banken met gekrulde poten en zitvlakken van wit fluweel) in Italië heeft laten maken, om ze vervolgens in New York te plastificeren. Ook deze hoezen zijn er zelden tot nooit afgehaald. „Het allerbelangrijkste is de bescherming van de meubels”, zegt de vader. Zijn vrouw en dochter, die misschien hadden gehoopt dat iets anders het allerbelangrijkste zou zijn, staan naast hem. „Zodat ze over veertig of vijftig jaar nog steeds goed zijn.” In een vlaag van ongekende vermetelheid besluit de dochter een hoes van een stoel af te halen: de stof is zuiver wit, vlekkeloos. Dan gaat de hond erop zitten. Een paar minuten later blijkt er een klein stukje hout van de rugleuning te ontbreken. „Is dit net gebeurd?”, vraagt John Wilson. De vader trekt wit weg.
De laatste mensen die Wilson bezoekt: een cosmetisch bijgevijlde blonde vrouw en haar matte man. Ze heeft een paar Christian Louboutin-schoenen (zo’n 500 – 3.000 dollar per paar) die ze onder geen beding ooit zal dragen, ze bewaart ze onder een stolp in de woonkamer. „Wie wil nou iets beschadigds of kapots hebben?”, vraagt haar man zich hardop af. „Als het betekenisloos is geworden.”
John Wilson zelf heeft, iets meer dan twintig jaar geleden, een aantal The Matrix-poppetjes gekocht, ze zitten allemaal nog in de originele verpakking. Onverklaarbaar genoeg zijn de poppetjes nu minder waard dan destijds. Ik herinner me poppetjes die ik zo mooi vond dat ik ze nauwelijks gebruikte; meestal promoveerde ik ze tot maarschalk of keizer, ze zaten ergens ver weg en gaven orders. Gek genoeg herinner ik me die poppetjes nauwelijks nog. Maar de poppetjes die ik altijd van stal haalde, die in elke opstelling voor een veldslag van de partij waren, die afgesleten en stram raakten, die staan me nog heel helder voor de geest.
De spullenmensen die zich bedienen van meubelplastic hebben ons een belangrijke les te leren: een teveel aan liefde kan je beperken of verlammen. Spullen verliezen niet aan betekenis als ze gebruikt worden, integendeel. Soms is slijtage een teken van liefde.