Staatssecretaris Van der Maat: ‘We verwachten meer samenwerking van grote Nederlandse defensiebedrijven in andere landen’

Staatssecretaris Christophe van der Maat van Defensie tijdens een bezoek aan de marine in Den Helder vorig jaar.


Foto Jean-Pierre Jans/ANP/ Hollandse Hoogte

Interview

Christophe van der Maat Staatssecretaris Defensie

Nederland besteedt een kapitaal aan nieuw defensiematerieel. Als de nationale industrie wil meedingen, moet ze intensiever samenwerken met buitenlandse powerhouses.

De man van vijf miljard. Zo zou je staatssecretaris Christophe van der Maat (Defensie, VVD) kunnen noemen. Met dat bedrag heeft Nederland vorig jaar de defensie-uitgaven verhoogd na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne. Het grootste deel van dat geld gaat naar de aankoop van materieel – en dat is de portefeuille van Van der Maat.

Jaarlijks structureel 5 miljard euro extra komt neer op een kleine zes ton per uur – de prijs van een gemiddeld huis in Aalsmeer of op Schiermonnikoog. Van der Maat heeft dus veel uit te geven bij de defensie-industrie, maar die kan de vraag naar wapens niet of nauwelijks bijbenen. Daarom schaft defensie samen met andere leden van het NAVO-bondgenootschap Patriot-raketten aan. Koopt Nederland in met andere Europese landen, die ook hun begrotingen hebben opgevoerd. Lift Nederland voor munitie mee op een lopend contract van Duitsland en doet Estland hetzelfde bij Nederland voor een ander soort munitie. En zoekt defensie in de eigen lopende contracten met de industrie naar mogelijkheden om spullen na te bestellen.


Lees hier waaraan defensie allemaal extra geld uitgeeft

Een voorbeeld van dat laatste is de razendsnelle aankoop, vorig jaar zomer, van extra F-35-gevechtsvliegtuigen en MQ9-Reaper-drones. Van der Maat loodste die in enkele weken door de Tweede Kamer, die instemde met een voorschot op de begroting van het jaar erop – een unicum in de parlementaire geschiedenis. Die haast was nodig, luidde toen het argument, omdat de fabrikanten anders de plek op de productielijn zouden vergeven aan een ander land.

„Die extra F-35’s en Reapers zijn op het hoogste tempo besteld”, vertelt Van der Maat in zijn werkkamer op het ministerie van Defensie in Den Haag. „We zaten toen ’s avonds in een video call bij elkaar omdat we een window moesten halen. Met alle decision makers, inclusief de leiding van de luchtmacht. Dat is de vibe op dit moment op het departement. En die is ook nodig om ons slim, snel en samen te bewegen op de markt.”

In de praktijk loopt niet alles even vlot. Zo mislukte in 2021 de verwerving van ruim honderd terreinwagens voor de Luchtmobiele Brigade. Als noodoplossing kondigde Defensie aan snel enkele tientallen voertuigen aan te kopen – in afwachting van een nieuwe aanbesteding. Pas een jaar later – in december 2022 – lag er een contract met de Nederlandse fabrikant Defenture voor de aankoop van veertig voertuigen, die min of meer van de plank komen.

Hoe kan het dat het een jaar duurt om zo’n deal te sluiten?

Met enige aarzeling: „Een dik jaar geleden hadden we, mind you, een veel kleinere begroting dan nu. Eigenlijk waren we alleen maar aan het nadenken over hoe we achterstanden nog een beetje konden wegwerken. Elk dubbeltje moest drie keer omgedraaid worden. Nu zijn we een dik jaar verder, met 40 procent erbij op de begroting, en hebben we meer mogelijkheden om te kijken waar we voor gaan. Misschien gaat alles niet in één keer goed. Van de honderd lopende projecten loopt 10 procent of zo niet volgens planning. Maar 90 procent gaat gewoon goed en soms zijn we echt records aan het breken. Een voorbeeld daarvan is de aankoop van waarnemingsapparatuur voor de Reapers, die we nu een jaar eerder dan gepland zullen krijgen. En vorig jaar hebben we gezegd dat we raketartillerie nodig hebben; over een maand gaan we die echt kopen. Snelheid maken roept overigens wel dilemma’s op.”

Welke?

„Aan de ene kant willen we snel beschikken over bewezen technologie en dan kom je in de meeste gevallen uit in Amerika, waar ze er zó een productielijn bij plempen voor raket x of y. Aan de andere kant zou iedere kogel of raket die we afschieten om ons continent te beschermen, wat mij betreft in Europa gemaakt moeten zijn.


Lees het artikel Waarom Duitse wapenfabrikanten moeite hebben de productie op te voeren

Want het is belangrijk voor onze toekomstige veiligheid dat wij als Europa onze eigen broek kunnen ophouden. Dat betekent samenwerken tussen Europese landen: meer dezelfde spullen kopen, minder verschillende wapensystemen, meer standaardiseren en steeds meer samen produceren. Dus in welke gevallen kopen we van de plank en maken we meer tempo? En wanneer gaan we voor de versterking van de Europese strategische autonomie en duurt het iets langer? Die afweging moeten we goed met de Kamer bespreken, net als de vraag: wat betekent strategische autonomie voor de industriële participatie?

Wat betekent dat dan?

„Ik geef een voorbeeld. Onze marine zoekt steeds meer de samenwerking: al langer met de Belgen en sinds kort meer met de Duitsers – en spreekt nu ook met de Denen, de Zweden en de Noren. Tegelijkertijd zijn we bezig met onze luchtverdedigings- en commandofregatten, die midden jaren 30 moeten worden vervangen. Oké, gaan we dat nu alleen in Nederland doen, of samen met andere landen die ook fregatten willen kopen? En als we dat samen doen, kunnen we dan ook onze industrieën nog meer met elkaar laten samenwerken? Kunnen Nederlandse bedrijven dan slimme systemen op de fregatten bouwen? En vooral als je iets hebt om af te schieten, waar komen dan die raketten vandaan? Het is een hele ketenbenadering, die doet denken aan de approach van de F-35 [het gevechtsvliegtuig dat de afgelopen jaren de F-16 heeft vervangen]. Die is weliswaar Amerikaans, maar doordat Nederland vroegtijdig met andere landen is ingestapt in het project, is vliegbasis Woensdrecht nu in Europa het centrum voor het onderhoud van de F-35.”

Voor de krijgsmacht maakt het toch niet uit hoe Nederlands een wapensysteem is?

„Ik wil de beste spullen voor onze mensen, dus de beste boot voor de beste prijs. Dan is het vervolgens heel fijn en goed als daar een stevige Nederlandse footprint in zit. Dat is de volgorde. Tegelijkertijd is het, zoals ik zei, van belang om de Europese defensie-industrie te verstevigen. Nederland heeft in die industrie twee powerhouses – Thales [radar] en Damen [scheepsbouw], enkele bedrijven in de space-sector en verder vooral kleinere toeleveringsbedrijven. In andere landen heb je meer grote defensiebedrijven met hun eigen keten. Daarom zeggen we in gesprekken met de Nederlandse industrie: wij zullen helder zijn over onze langetermijnsamenwerking, met een hopelijk stabiele defensiebegroting en toekomstige opdrachten voor de industrie. Dan verwachten wij dat jullie de samenwerking met de industriële powerhouses in die andere landen intensiveren. Want het is niet zo dat je per se meedoet aan een opdracht omdat je Nederlands bent.”

In de Tweede Kamer dringen partijen geregeld aan op zoveel mogelijk orders voor Nederlandse bedrijven. Wat vindt u daarvan?

„Toen ik op deze post kwam, heb ik een analyse laten maken van investeringen in de jaren 2020 en 2021 – gewoon om de facts and figures op orde te hebben. De helft van de investeringen is geland in de Nederlandse industrie. Dat kun je veel of weinig vinden, ik vind het in ieder geval aanzienlijk. Belangrijker dan deze getallen is de inhoudelijke redenering achter onze investeringen. Neem nog een keer de marine. De komende drie jaar nemen wij beslissingen voor meer dan de helft van onze vlootvernieuwing. Hoe zorgen we er dan voor dat we met die miljarden Nederland als powerhouse versterken, bijvoorbeeld bij het onderhoud voor andere landen? We kijken nu al naar onze vastgoedinvesteringen in onze marinehaven in Den Helder. Dit soort strategische keuzes zijn we nu aan het maken.”

Nogal wat Kamerleden en defensie-bedrijven vinden dat Nederland vaker gebruik moet maken van de uitzondering in de aanbestedingsregels en meer rechtstreeks moet gunnen. Wat vindt u daarvan?

„Laat iemand dan zeggen in welke gevallen dat ten onrechte niet is gebeurd. Want wij doen geregeld een beroep op die uitzonderingsbepaling voor de nationale veiligheid. Bijvoorbeeld bij de onderzeeboten.”


Lees hier over de voortdurende vertraging met de onderzeeboten

De vier nieuwe onderzeeboten, die minimaal een miljard euro per stuk zullen kosten, vormen verreweg het grootste aankoop van Defensie. Van der Maat greep na zijn aantreden in bij het project, dat inmiddels tien jaar loopt en niet vóór 2034 de eerste boten in het water brengt. Hij beëindigde de slepende ‘dialoogfase’ en vroeg de drie resterende werven uiterlijk in juli 2023 offerte te doen. Over de aanpak van zijn voorganger en partijgenoot Barbara Visser schreef hij in een Kamerbrief dat die „te veel tijd zou kosten om tot een werfkeuze te komen en daarmee de continuïteit van de Onderzeedienst op termijn in gevaar zou brengen”.

Heeft u over dit oordeel met Barbara Visser gesproken?

„Niet op die manier. Voordat ik deze mooie job ging doen, heb ik met haar gebeld over wat ik zou aantreffen. Wat Barbara vooral tegen mij zei, is dat het belangrijk is om dit enorm belangrijke verhaal weer even helemaal opnieuw op te bouwen. Ik heb de ruimte genomen om dat te doen en nu gaan we volle bak vooruit.”

Buitenlandse bedrijven dingen mee naar orders in Nederland en Nederlandse bedrijven doen hetzelfde in het buitenland. Wordt er uitgeruild in een internationaal, politiek spel?

„Nee. Bij de onderzeeboten verwachten we dat onze mensen diep onder water heimelijke operaties doen. Dus we doen geen concessies aan de beste boot. In de afgesproken gunningsprocedure worden drie vragen gesteld: kan een werf het technisch aan om zo’n complexe boot te bouwen, is de prijs goed en is het aandeel van de Nederlandse industrie voldoende? Als die drie stoplichten op groen staan, beslissen de betrokken ministers. Natuurlijk bemoeit de industrie zich er straks tegenaan en de politiek misschien ook, maar ik houd mijn hoofd koel. En we ruilen niks uit.”

Maar je kunt toch wel kijken welk land wat gaat doen?

„Natuurlijk, maar dat is wat anders. We hebben in Europa allemaal munitie nodig en de betrokken landen hebben nu hun vraag gebundeld. We voeren daarbij ook gesprekken over opzetten van een extra productielijn. Waar die moet komen, is voor mij secundair, maar ik denk niet in Nederland, waar we geen munitiefabriek meer hebben. Eerder zullen bestaande industrieën in België, Duitsland en Tsjechië opgeschaald worden.”

Is er in Nederland genoeg ruimte om al die munitie op te slaan?

„Ja, nog wel, we komen een heel eind bij het vullen van de schappen. Maar met een structureel hogere defensiebegroting zullen de munitievoorraden ook toenemen. Dus we zijn aan het kijken naar mogelijke uitbreiding, met grotere veiligheidszones. Of dat past binnen de vergunningsregels en of we genoeg stikstofruimte hebben. En het gaat niet alleen om munitie, maar ook over de militaire mobiliteit: is ons spoor goed genoeg voor militair transport? Het gaat over de kazernes die we bouwen of verbouwen. Over de bouw van een nieuw radarstation. En over de geluidsruimte voor de training met onze F-35’s en helikopters.”

Want bewoners klagen over geluidoverlast van militaire toestellen?

„Ja, maar dat klagen is geen probleem – respect voor hoe de omgeving van vliegbasis Leeuwarden in gesprek is met ons! Tegelijkertijd ben ik ook op zoek naar extra mogelijkheden voor onze F-35’s om een aantal weken per jaar te trainen, op andere plekken. Regio’s hebben allemaal defensie graag als werkgever, maar soms komen we ook wat geluid maken. Dus er komt hier en daar wat overlast, maar dat is in balans met de werkgelegenheid.”

Moeten inwoners minder zeuren?

Met lichte stemverheffing: „Nee, nee, nee, nee! Het is geen klacht, maar een appèl. Net als de coronapandemie is de oorlog in Oekraïne een wake-upcall. Dat wij in Nederland zo vrij en veilig kunnen blijven leven, is geen vanzelfsprekendheid. We moeten voorkomen dat het nog verder escaleert. Dat geldt voor de mannen en vrouwen van defensie, maar ook voor het scheppen van onze omgevingsruimte.”

Lukt het de komende jaren 5 miljard extra uit te geven?

„Ja, absoluut. Dat betekent niet dat we vijftien jaar aan achterstanden in een jaar wegwerken. Het betekent wel programmeren op welke momenten we straks het geld kunnen gaan uitgeven. En als het eerder kan, doen we dat. Zo hebben we vorig jaar een half miljard euro voor munitie naar voren gehaald. En over een maand of wat brengen we een bericht naar buiten dat we weer voor x miljard gaan investeren in munitie.”