‘Ruitersyndroom’ verraadt oudste paardrijders van 5.000 jaar geleden

Archeologie Skeletten van 5.000 jaar oud laten duidelijke sporen zien van paardrijden. De onderzoekers spreken van een „ruitersyndroom”.

Naakte vrouwelijke ruiter met boog, in de typische ‘oude’ stoelzit, met hoog gehouden dijen. Egyptische tekening uit ca. 1200 v.Chr., mogelijk van de Fenicische oorlogs- en liefdesgodin Astarte.
Naakte vrouwelijke ruiter met boog, in de typische ‘oude’ stoelzit, met hoog gehouden dijen. Egyptische tekening uit ca. 1200 v.Chr., mogelijk van de Fenicische oorlogs- en liefdesgodin Astarte.

Foto Sandra Steiß

Vijfduizend jaar geleden reden mensen al op paarden. Dat blijkt uit analyse van menselijke botten van 5.000 tot 4.500 jaar oud, uit Oost-Europa.

Op de heup- en bovenbeenbotten van deze mannen uit de Yamnaya-steppecultuur werden beschadigingen gevonden die typerend zijn voor langdurig paardrijden. Een man van 30 à 40 jaar, begraven in een 4.700 jaar oud Kurgan-graf in Strejnicu (Roemenië), had zelfs een (geheelde) breuk in het heiligbeen die er duidelijk op wijst dat hij ooit van zijn paard was gevallen. In een groot onderzoek van 175 volwassenen uit graven uit deze vroege bronstijd werden vijf mannen uit de Yamnaya-cultuur gevonden met genoeg sporen van paardrijden om ze als ruiters te typeren. Dit schrijft een team van archeologen en anatomen in Science Advances (3 maart). Het onderzoek wordt geleid door twee archeologen van de Universiteit van Helsinki, Martin Trautman en Volker Heyd.

Dat de ruim 5.000 jaar oude Yamnaya-cultuur van de steppen van Oost-Europa en West-Azië een belangrijke rol speelde bij de domesticatie van het paard was al langer duidelijk. Moderne paarden stammen bijvoorbeeld alle af van een menging van twee paardenrassen die al in graven van de Yamnaya-cultuur zijn teruggevonden. Dat die paarden toen ook al als vee werden gebruikt, is duidelijk uit resten van paardenmelk die teruggevonden zijn in tandaanslag van Yamnaya’s. Maar of in deze cultuur, die ook de oorsprong vormt van de Indo-Europese talen, ook echt op paarden werd geréden was nooit duidelijk. Mogelijke paardenbitten uit de naburige Botai-cultuur zijn omstreden gebleven en de paarden uit die cultuur zijn sowieso een aparte domesticatie: de Botai-paarden zijn geen voorouder van de moderne paarden. Overigens werd de opvallend snelle expansie van de Yamnaya-cultuur na 3000 v.Chr. naar Europa en verder naar het oosten meestal voor onmogelijk gehouden zonder paardrijden. Karren waren er waarschijnlijk nog niet, het wiel is een uitvinding van 2.000 jaar v.Chr.

Vallen en schoppen

De vijf skeletten met duidelijke sporen van paardrijden werden geselecteerd op zes criteria: vervorming van peesaanhechtingen op heup en dijbeen, vervorming van de heupkom en van de kop van het dijbeen, vervorming van het dijbeen zelf, degeneratie van de onderste ruggenwervels en typische verwondingen door vallen van het paard of door schoppen door een paard. Behalve de verwondingen worden deze vervormingen veroorzaakt door langdurig paardrijden zonder zadel, waarbij de ruiter zich dus met zijn benen moet vastklemmen aan het paard. Uit de oudste tekeningen van paardrijders, circa 2000 v.Chr., blijkt dat vroegste paardrijders hun dijbenen vrij hoog hielden, alsof ze op een stoel zaten.

De onderzoekers schrijven dat de gevonden afwijkingen in het botmateriaal ieder voor zich ook door andere omstandigheden kunnen worden verklaard, maar dat het sámen voorkomen, met minstens vier van de zes kenmerken, wel duidelijk wijst op paardrijden – de onderzoekers spreken zelfs van een „ruitersyndroom”.

Makkelijk kan het paardrijden niet geweest zijn, schrijven de archeologen ook. De paarden kunnen in deze eerste periode van domesticatie nog niet zo tam zijn geweest als later. Door hun grotere schrikachtigheid zullen de paarden vaak onverwachte bewegingen hebben gemaakt, niet fijn voor de los te paard zittende ruiters. Een militaire functie lijkt daarom niet waarschijnlijk.