N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
Iraanse Revolutionaire Garde Terwijl het Iraanse regime steeds ideologischer van karakter wordt, richt de Revolutionaire Garde zich op zijn economische belangen.
‘Vandaag is het afgelopen met deze rellen”, zei het hoofd van de Iraanse Revolutionaire Garde Hossein Salami afgelopen zaterdag over de nu al ruim zes weken durende protesten in Iran. „Kom niet meer de straat op. Wat willen jullie van deze natie?”
Salami sprak loyalisten toe bij een begrafenis van de slachtoffers van een aanslag door Islamitische Staat in de zuidelijke stad Shiraz. Hij ging vooral tekeer tegen Saoedi-Arabië, Israël, de VS en het Verenigd Koninkrijk, die Iraanse jongeren zouden ‘manipuleren’ om in opstand te komen, maar richtte zich ook direct tot „de misleide jeugd”. „Pas op”, waarschuwde de generaal. „Verkoop je eer niet aan Amerika. Verpest je toekomst niet.”
Het dreigement werkte averechts. Na Salami’s toespraak sloten nog veel meer jongeren zich aan bij de opstand. Op sociale media doken de laatste dagen talloze filmpjes op van Iraanse universiteiten vol betogers. Hun aantallen lijken in zes weken niet zo groot te zijn geweest. De studenten dansen op hun campus, zwaaien hoofddoeken in het rond en eisen nog altijd de val van het regime – juist vanuit de hoop op een betere toekomst. „Dit is het begin van het einde!”, scanderen studenten in één van de filmpjes. „Wij zullen nooit opgeven.”
Het roept de vraag op wat de Revolutionaire Garde nu van plan is. Het machtige militaire elitekorps telt volgens schattingen meer dan 200.000 strijders en kan de repressie nog veel verder opvoeren. Tegelijkertijd beschikt de Garde over een groot zakenimperium en staan er voor diens leiders grote financiële belangen op het spel. Zullen zij de Islamitische Republiek koste wat het kost verdedigen? Of is het denkbaar dat ze de 83-jarige Opperste Leider Ali Khamenei op termijn aan de kant zullen zetten om hun eigen belangen veilig te stellen?
Leger én vrijwilligerskorps
De Revolutionaire Garde werd opgericht in 1979, direct na de Iraanse Revolutie. Het bestaat zowel uit een professioneel leger – landmacht, marine en luchtmacht – als uit de zogeheten basij, een paramilitair vrijwilligerskorps van voornamelijk armere jonge mannen uit conservatieve milieus. Samen moesten zij tegenwicht bieden aan Irans reguliere leger, dat door de nieuwe islamitische leiders van het land verdacht werd van latente sympathieën voor de verdreven sjah. Waar het leger de landsgrenzen verdedigt, kreeg de Garde tot taak de Islamitische Republiek te beschermen tegen vijanden in binnen- en buitenland.
Na de Irak-Iranoorlog (1980-1988) verwierf de Garde grote economische macht. Uit vrees dat verslagen en vernederde gardisten een coup zouden plegen, gaf het regime hun een centrale rol in de wederopbouw van Iran. Ze kregen talloze bouwprojecten toebedeeld en konden voor een prikje staatsbedrijven opkopen toen het regime die vanaf de jaren negentig massaal ging privatiseren. Bovendien heeft de Garde een groot aandeel in Irans olie- en gasindustrie en verdient het goudgeld met de internationale drugshandel.
De Revolutionaire Garde is goed in staat om een staatsgreep te plegen
Ali Alfoneh politicoloog
„De Revolutionaire Garde is uitgegroeid tot een staat binnen een staat”, zegt Ali Alfoneh, politicoloog en analist verbonden aan het Arab Gulf States Institute in Washington. „Het heeft zijn eigen financiële belangen en laat zich niet leiden door de ideologie van de Islamitische Republiek. Die ideologie is vooral een dekmantel voor de belangen die er echt toe doen.”
Alfoneh acht het niet alleen mogelijk, maar zelfs waarschijnlijk dat de Gardisten op den duur een staatsgreep kunnen plegen. „Zodra ze Khamenei niet langer als een bron voor stabiliteit zien, kunnen ze een eigen weg inslaan. Zoiets zagen we ook in Egypte, waar het leger na de Arabische Lente eerst president Moebarak en later president Morsi verraadde, om vervolgens alle macht naar zich toe te trekken.”
Maar Iran is Egypte niet, benadrukt Saeid Golkar, een politicoloog verbonden aan de Universiteit van Tennessee Chattanooga. Hij maakt liever een vergelijking met China, waar de politieke macht ook grote controle uitoefent over de militaire macht. „Je moet de invloed van 43 jaar indoctrinatie in Iran niet onderschatten”, zegt Golkar. „De Revolutionaire Garde zal de Islamitische Republiek niet in de steek laten, want dit is hun regime. Het was Ali Khamenei die ervoor zorgde dat ze hun zakenimperium zo ver konden uitbouwen.”
Bovendien speelt de ideologie volgens Golkar de laatste jaren juist een steeds grotere rol binnen het regime. Hij verwijst naar Khamenei’s toespraak in 2019 over de „tweede fase van de revolutie”, ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de Iraanse Revolutie. Daarin kondigde de Opperste Leider nieuwe plannen aan om de ideologische principes van de revolutie nieuw leven in te blazen.
Ja-knikkers
Waar de Iraanse bevolking zich juist massaal tegen deze ‘ideologische zuivering’ keert, heeft ze volgens Golkar wel degelijk effect gehad op de top van het regime. Niet alleen zijn enigszins hervormingsgezinde politici de laatste jaren vervangen door ja-knikkers, ook de ideologische screening van de Revolutionaire Garde is verder opgeschroefd, zegt hij. „Natuurlijk telt de Garde ook talloze pragmatische zakenmannen, maar wat telt, is het kleine groepje aan de top. Zij maken de beslissingen en zijn trouw aan Khamenei. Daar zijn ze op geselecteerd.”
Verzet in de lagere regionen van de Revolutionaire Garde lijkt Golkar een stuk waarschijnlijker. Ook politicoloog Alfoneh verwacht dat de loyaliteit van de basij, de knokploegen die worden losgelaten op de demonstranten, steeds meer onder druk komt te staan. „Deze jonge mannen steunen het regime uit opportunisme”, zegt hij. „Ze gingen bij de basij om hun militaire dienstplicht te verkorten of om eens naar een vakantie kamp te kunnen. Maar hun gezinnen zijn arm en hebben net zo goed te lijden onder dit regime.”
Om die reden hangt volgens Afone veel af van de vraag of de opstand ook dieper doordringt tot Irans armere milieus. „Het is voor de basiji makkelijker om rijke studenten in het noorden van Teheran in elkaar te slaan”, zegt hij. „Maar wanneer ook veel mensen uit hun eigen sociale milieu mee gaan doen, is het een ander verhaal. Dan zal het regime het nog veel moeilijker krijgen.”
De top van de Revolutionaire Garde lijkt geen duidelijke strategie te hebben om met zulke ontwikkelingen om te gaan, denkt Golkar. „De Groene Beweging in 2009 wisten ze veel slimmer de kop in te drukken”, zegt hij. „Dit keer doen ze maar wat. Ironisch gezien is dat een direct gevolg van de ideologische zuivering. Als je alleen maar selecteert op wie het hardst de slogans meezingt, blijf je achter met totale incompetentie.”
Wat de Revolutionaire Garde wel heeft, zijn wapens. Heel veel wapens. Zowel Alfoneh als Golkar denken dat de Garde de repressie nog veel verder zal opvoeren en naast de basij ook militaire eenheden kan gaan inzetten tegen demonstranten, als de protesten aanhouden. In gebieden met veel minderheden zoals Koerdistan, Sistan en Beloetsjistan gebeurt dat al.
Van concessies aan de betogers zal volgens beide analisten in ieder geval geen sprake zijn. „Zowel Khamenei als de Revolutionaire Garde weten dat de sjah ten val kwam toen hij concessies begon te maken”, zegt Alfoneh. „Zelfs als de Garde zich tegen Khamenei keert, zal ze dat eerder doen nadat ze de protesten de kop ingeslagen hebben. In zo’n geval zal de totalitaire theocratie vervangen worden door een autoritair militair regime.”