Paasvuren in Overijssel: zijn de boakebouwers vervuilers of natuurbeheerders?

Reportage

Paasvuren in Overijssel Na droogte, fijnstof en corona dreigt nu stikstof roet in het eten gooien voor de jaarlijkse Paasvuren in Overijssel. In Buurse houdt de organisatie er demonstratief mee op, in Espelo verandert de traditie mee met de tijd.

Het paasvuur vorig voorjaar in Salland. Het op één na hoogste paasvuur trok in april 2022 circa tweeduizend bezoekers.
Het paasvuur vorig voorjaar in Salland. Het op één na hoogste paasvuur trok in april 2022 circa tweeduizend bezoekers.

Foto Eric Brinkhorst

Pasen begint in buurtschap Espelo, aan de voet van de Sallandse Heuvelrug, al in november. Jongens uit deze gemeenschap van circa 350 zielen regelen een stuk grond bij één van de boeren uit de gemeenschap, om er vervolgens een winter lang snoeihout te verzamelen. „Mooi vind ik dat, dat je de stapel voor je ogen ziet groeien. Heel bevredigend”, vertelt Jelle ten Den (20), één van de boakebouwers. Een half jaar bouwen voor één avond fik, dat is waar het paasvuur om draait.

Deze zaterdag, 4 maart, is het ‘vrouwendag’. Een week later zijn de veteranen aan de beurt – de vaders en grootvaders veelal van de jongens die dit jaar bouwen aan de boake, zoals het paasvuur in de streektaal heet. De kern van de groep wordt gevormd door jongens tussen de 14 en de 25, die er „zowat elke zaterdag” mee bezig zijn. Ten Den: „De hele middag met verschillende generaties buiten zijn en dan op het eind van de avond wat eten en wat drinken. Mooi toch?”

Die stikstof komt toch wel in de lucht. Mensen houden hier gewoon van een vuurtje

Marcel Klein Rot (60) melkveehouder

Een groep van ongeveer twintig vrouwen en kinderen stapt deze zaterdagmiddag achterin een truck die van de houtstapel naar het bos rijdt. Laverend tussen de motorcrossers die rond het bos een wedstrijd houden rijdt de bus naar een stuk bos waarvan de boswachter bepaald heeft dat het heidegrond moet worden. Ze halen er jonge denneboompjes uit de grond.

„Heide is eigenlijk geen natuur, maar cultuur”, zegt bouwer Kevin Lubbersen (25). „Wij zorgen er gratis voor dat één van de grootste aaneengesloten heidegebieden van Europa niet verder overwoekerd raakt met bomen. Zo hebben de toeristen uit het westen iets om naar te kijken als ze hier vakantie komen vieren.”

Vrijwilliger of vervuiler?

Waar de jongens zichzelf als vrijwillige natuurbeheerders zien, ziet de overheid hen steeds vaker als vervuiler. Eerder was fijnstof de boosdoener, die bij wind vanuit het oosten wel tot Den Haag kon neerslaan. „Terwijl, als de wind andersom staat zitten wij in de uitstoot van het westen”, schampert Lubbersen. Ook het droge voorjaar, in 2019, en coronajaren 2020 en 2021 deden de houtstapel slinken. Dit jaar is het – in een streek met honderden meters omgekeerde vlaggen langs de provinciale weg – stikstof dat de paasvuurtraditie in gevaar lijkt te brengen.

Begin november 2022 viel er bij de organisatie van 75 paasvuren een brief op de mat van de provincie Overijssel. Daarin kondigde de provincie aan dit jaar te gaan handhaven op stikstofuitstoot. Naast een beschermd natuurgebied kan nog maar beperkt uitgestoten worden. Hoeveel hout er precies op de stapel mag kan op kosten van de provincie een zogeheten Aerius-berekening blijken. De uitkomsten verschillen, maar hoger dan 1.000 kuub lijken de stapels veelal niet te worden. Ter vergelijking: tijdens het wereldrecord in 2012 ging er in Espelo zeker het twintigvoudige de lucht in.

Vijftig kilometer verder oostwaarts, in Buurse, pakte de berekening zo ongunstig uit dat de organiserende muziekvereniging Crescendo er dit jaar de brui aan geeft. Op de plek waar anders het paasvuur zou worden opgetuigd staat nu een wit spandoek met zwarte letters: „Einde paasvuurtraditie. Provincie, bedankt!”

Foto’s Eric Brinkhorst

De beslissing leidde tot gealarmeerde Kamervragen van Wybren van Haga (BVNL), die het einde van de vuurtradities zei te vrezen. Zo’n vaart lijkt het nog niet te lopen. De provincie laat NRC weten slechts van één paasvuur te hebben vernomen dat het niet doorgaat. In twee gevallen is het paasvuur verplaatst, in drie gevallen werd het aangepast. In de Stemwijzer voor de Statenverkiezingen geven de meeste partijen bovendien aan de traditie belangrijker te vinden dan het milieu.

De keukentafel bij melkveehouder Marcel Klein Rot (60) ligt bezaaid met papieren. Hij is namens de muziekvereniging sinds acht jaar verantwoordelijk voor het paasvuur. „Sinds ik deze taak heb is er gedoe”, lacht de boer. Op een grafiek waar de afstand tot natuurgebied wordt afgezet tegen de hoeveelheid hout die mag worden verstookt is te zien waar Buurse zit: een schamele 150 m3. „Dat is weinig meer dan een openhaardvuur”, zegt Klein Rot tegen wie het maar wil horen.

Voor de muziekvereniging is de houtstapel ook een manier om fondsen te werven. Bewoners betalen de vereniging per kubieke meter hout die ze langs brengen en ook de cake die door de vrouwen van de vereniging gebakken wordt, levert nog iets op. „Maar met zo’n klein vuur kost het algauw meer dan het oplevert”, rekent Klein Rot voor.

Toch is de reden om dit jaar geen paasvuur te ontsteken in Buurse geen financiële, maar wil de organisatie vooral „een statement” maken. „Ik begrijp het gewoon niet”, zegt Klein Rot. „Die stikstof komt toch wel in de lucht. Mensen houden hier gewoon van een vuurtje. Anders gooien ze hun hout gewoon in een ton op het erf of in de open haard. Of de stikstof komt vrij tijdens het composteren.”

Een andere plek vinden voor het vuur was geen optie, want Buurse is aan drie kanten omsingeld door beschermde natuurgebieden. De vierde kant grenst aan Duitsland. Gebogen boven een kaartje wijst Klein Rot het buurland aan: „Daar gaan de vuren gewoon door. Terwijl daar óók natuur is. Ze hebben daar een andere stikstofnorm.”

Sociale duurzaamheid

Niet dat in Duitsland alles trouwens zomaar mag, overigens. Lachend: „Ik vroeg een Duitse collega waarom hij zijn maïsveld liet onderbreken door grasstroken. Ja, zei hij, het mag niet groter dan 5 hectare zijn, omdat ecologen berekend hadden dat een haas in een groter gebied de weg zou kwijtraken.”

Het voorbeeld is volgens Klein Rot illustratief voor een overheid die zich steeds meer bemoeit met zaken die volgens hem prima door ondernemers zelf en de lokale gemeenschap kunnen worden opgelost. Het steekt hem dat de provincie niet tot overleg bereid was. „Als jij 150 kuub als maximum vraagt en ik wil 1.000. Dan kunnen we toch op 500, 600 komen. Daar zouden wij mee kunnen leven. Maar van overleg was geen sprake.” Hij hoopt dat het daar volgend jaar wel van komt. „De gemeente (Haaksbergen, red.) hebben we aan onze zijde, daar hebben we niets over te klagen. Hopelijk kunnen zij namens ons bij de laag daarboven, de provincie, aankloppen, zodat het Paasvuur hier volgend jaar weer brandt.”

Hoeveel Paasvuren er dit jaar geen doorgang vinden, is niet bekend. De meeste organisaties lijken het feest – met soms wat gemor – aan de nieuwe stikstofnormen aan te passen. Zo ook in Espelo, waar de bouwers het liever niet over stikstof hebben. De stikstofberekening die bepaalt hoeveel ze mogen uitstoten met hun paasvuur, die laten ze niet aan de verslaggever zien. Lubbersen: „We hebben met andere paasvuren in de buurt afgesproken dat 1.000 kuub dit jaar de maximale hoogte is.” Voor de jarenlange competitie met buurtschap Dijkerhoek over wie de hoogste toren bouwt betekent dit dat er dit jaar een jury wordt aangewezen die de mooiste vuurstapel aanwijst.

„Eigenlijk zijn we nu in twee maanden wel klaar met hout inzamelen”, zegt Ten Den berustend. „Maar er valt nog genoeg te doen hoor. We houden onszelf wel bezig.” Lubbersen: „nu moeten we leren hoe je er met een heggenschaar een mooie vorm in knipt.”

Uiteindelijk blijkt niet de hoogte van het vuur, maar de saamhorigheid die het oplevert de kern van het feest. Sociale duurzaamheid is voor de bewoners een grotere zorg dan ecologische duurzaamheid. Sinds de Bosschool, waar de vader van filmmaker Bert Haanstra nog directeur was, in 2015 wegens te weinig leerlingen de deuren moest sluiten is er volgens de jongeren steeds minder dat het dorp bij elkaar houdt. Lubbersen: „We willen deze traditie doorgeven, zodat er tenminste één ding overblijft wat echt van Espelo is.” Ten Den: „Onze grootste zorg is niet de overheid, maar of de nieuwe generatie er wel weer wat mee doet.”

Met volksmuziek uit de boxen en enkele jongens met automatische zagen die de stukken hout klaarmaken is het deze zaterdag een drukte van belang in het bos. Kinderen en hun moeders slepen grote stukken hout een platte kar op. Ten Den: „Ze zouden nu ook achter de Playstation kunnen zitten. Niet zo gek, toch?”