N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Verdienen en uitgeven Sandhya Santoe (51) werkt als leiderschapscoach en organisatieadviseur en woont met haar gezin in Bleiswijk. „Ik vind het belangrijk dat mijn zoon leert wat de waarde van geld is.”
‘In mijn familie is het een taboe om over geld te praten. Als iemand ‘te koop’ loopt met materiële zaken, wordt daar al snel neerbuigend over gedaan. Wat bij ons het belangrijkste is, is kennis vergaren en juist de ander een plezier doen. Omdat ik al jaren werkzaam ben als coach, en leiders leer om authentiek te zijn, dacht ik op een gegeven moment: hoe authentiek ben ik zelf eigenlijk? Ik heb vier studies gevolgd en ik heb geleerd me altijd te conformeren, bij de familie en op mijn werk. Maar sinds ik zelfstandig ondernemer ben, laat ik steeds meer van mezelf zien, ook op sociale media.
„Ik werk al 23 jaar in het bedrijfsleven en heb bij meerdere organisaties gewerkt. Ik zag op de werkvloer vaak dat mensen een masker dragen, om niet buiten de boot te vallen. Dat levert geen goed werkklimaat op. Als je alleen op intellect vaart, heb je ook veel vooroordelen over anderen. Maar als je vanuit je hart spreekt, kun je ook mooie dingen doen. Als je integer zaken doet, is het geld minder belangrijk, dat komt dan vanzelf.
„In 2018 besloot ik voor mezelf te beginnen. In loondienst verdiende ik 2.000 euro netto per maand, dus dat was het bedrag waarmee ik als eigen baas wilde starten. Door de jaren heen is dat langzaam omhooggegaan. Het is genoeg om van te kunnen leven. De rest van de winst gaat terug in mijn bedrijf.”
uit
‘Ik woon met mijn man en zoon (9) in Bleiswijk. Toen mijn man en ik dertien jaar geleden bij elkaar kwamen, wilden we nog niet samen een huis kopen, dus hebben we gehuurd. Maar de woonlasten zijn inmiddels zo ver opgelopen dat we sinds vorig jaar kijken naar een koopwoning. Het liefst twee-onder-een-kap of een vrijstaand huis, ergens bij een bos of aan het water en met een grote tuin. Het is misschien niet de beste tijd om een huis te kopen, maar het geld is er, dus als we iets tegenkomen, dan gaan we ervoor.
„Ik ben heel sober opgevoed: we moesten zuinig zijn en sparen, en niet te grote uitgaven doen. Ik vond het vreselijk als mijn moeder soms bij de Zeeman kleding voor me ging kopen, dan verstopte ik me verderop. Achteraf snapte ik dat ze het als alleenstaande moeder niet breed had. Toen ik als tiener graag een colbert van Claudia Sträter wilde, zei mijn moeder dat ik daarvoor moest gaan werken. Ik heb een maand schoongemaakt en uiteindelijk het jasje niet gekocht, ik vond het zonde van al dat ploeteren. Dat was het moment dat ik leerde wat de waarde van geld is.
„Ook al hoeven we nu niks te laten, ik vind het belangrijk dat mijn zoon ook leert geld te waarderen. Dus toen hij een Nintendo wilde, heb ik hem de ene helft laten sparen en betaalden wij de andere. Dat ik dat geld uiteindelijk niet van zijn rekening heb gehaald, heb ik hem niet verteld.”
De maand oktober is uitgeroepen tot Cybersecuritymaand, om extra aandacht te vragen voor (bewustwording over) veiligheid online. Hacks en aanvallen met ransomware, gijzelsoftware, komen namelijk steeds vaker voor. Volgens het veiligheidsrapport van Microsoft uit 2023 vonden er dat jaar liefst vierduizend aanvallen per seconde plaats op wachtwoorden. Maar bij wie ligt de verantwoordelijkheid om daar maatregelen tegen te nemen? Moeten werkgevers zorgen voor een ondoordringbare verdedigingslinie of kunnen zij werknemers verplichten cybersecuritytrainingen te volgen?
Zorg voor goede ICT-infrastructuur
„Bij maatregelen rondom cybersecurity speelt eigenlijk altijd de afweging tussen veiligheid en gebruiksgemak”, zegt Patrick Smeets. Hij werkt als strategisch adviseur bij Legian, dat bedrijven organisatieadviezen geeft op het gebied van ICT. „Je kunt proberen de ICT helemaal dicht te timmeren, maar dan kunnen werknemers elkaar geen mails meer sturen, dat is niet wenselijk.” Bovendien is het onmogelijk om een systeem écht waterdicht te krijgen, zegt Smeets: „Er hoeft maar één persoon in een organisatie op een verkeerde link te drukken, en dan zijn de hackers binnen.”
Volgens Smeets hebben bedrijven daarom de verantwoordelijkheid een uitgewerkt veiligheidsbeleid op te stellen en een goede ICT-infrastructuur, zodat werknemers in staat zijn veilig te werken. „Je ziet dat veel grote organisaties dit redelijk op orde hebben, en bijvoorbeeld een chief information security officer hebben aangesteld, maar in het midden- en kleinbedrijf is dat vaak heel anders. Zulke ondernemers hebben niemand die verantwoordelijk is voor cybersecurity of hebben een technisch pakket gekocht dat ze maar deels gebruiken.”
Formeel ligt de verantwoordelijkheid voor cyberveiligheid niet bij werknemers, zegt Daniek Regterschot. Ze is advocaat bij Poelmann van den Broek in Nijmegen en houdt zich onder meer bezig met vraagstukken op het gebied van ICT en cyberveiligheid. „Juridisch gezien is een ransomware-aanval bijvoorbeeld het risico van het bedrijf, al kan een organisatie zich beschermen door goede afspraken te maken over back-ups met de IT-diensten die zij inkoopt. De werknemer die op een linkje klikt, kan daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden.”
Onder een nieuwe Europese richtlijn, de Network and Information Security directive (NIS2), is die verantwoordelijkheid voor bedrijven verder uitgewerkt. Zo moeten zij bijvoorbeeld een risicobeoordeling uitvoeren en daarna passende maatregelen treffen. Ook moeten zij incidenten binnen 24 uur melden bij de toezichthouder in hun branche. „Niet alle sectoren vallen onder deze richtlijn, maar steeds meer bedrijven komen ermee in aanraking – ofwel direct, ofwel indirect als ze toeleverancier zijn van een partij voor wie NIS2 geldt”, zegt Regterschot. „Daardoor wordt het steeds duidelijker dat bedrijven de plicht hebben om beveiligingsmaatregelen te nemen.”
„Je kunt werknemers met een paar trucs leren phishingmails te herkennen en zo 98 procent van alle schade voorkomen”
Leer werknemers waarop ze moeten letten
Voor veiligheid zorgen kunnen bedrijven niet alleen. „Cyberaanvallen komen van buitenaf, maar hackers moeten op de een of andere manier in de organisatie komen”, zegt Regterschot. „Dat kan via van alles zijn: een makkelijk te kraken wachtwoord, een linkje, noem maar op. Daarom is het belangrijk dat je werknemers traint, zodat ze weten hoe hackers te werk gaan en waar ze op moeten letten.”
Volgens Smeets worden phishingmails bijvoorbeeld steeds beter. „Twee jaar geleden stonden ze nog vol spelfouten, maar dat is al lang niet meer zo. Toch kun je werknemers met een paar trucjes leren hoe je deze mails herkent, en ongeveer 98 procent van de schade voorkomen.” Er bestaan veel saaie en droge trainingen, zegt Smeets, maar dat is helemaal niet nodig. „Wij werken veel met gamification, dat werkt heel goed.”
Los van de training is het ook belangrijk om meer bewustzijn te creëren onder werknemers, zegt Smeets. „Veel bedrijven maken inmiddels gebruik van multi-factor authentication, waarbij je met je telefoon een code moet genereren om ergens in te loggen. Dat vinden veel mensen onhandig. Om te zorgen dat ze het toch gebruiken, moet je stap voor stap, uitleggen waarom het nodig is, zodat ze het belang ervan inzien.” En wat je zakelijk leert, kun je natuurlijk ook gebruiken in je privéleven, zegt Smeets. „Dat is ook goed om te benadrukken.”
Regterschot raadt bedrijven aan om naast het geven van trainingen ook een veiligheidsprotocol te formuleren. „Het is belangrijk dat werknemers weten hoe ze moeten handelen als er sprake is van een hack of als ze dat vermoeden.” Daarbij hoort ook dat organisaties dit onderwerp bespreekbaar maken, zegt Regterschot. „Het kan stom voelen om op een verkeerd linkje te klikken, maar het gebeurt gewoon, dat is een menselijke fout. Een organisatie moet stimuleren dat zo iemand dit meteen durft te bespreken, in plaats van het te verzwijgen en dan maar hopen dat het goedkomt.”
Dus
Actie ondernemen op het gebied van cyberveiligheid is erg belangrijk. De nieuwe Europese NIS2-richtlijn geeft aan dat de verantwoordelijkheid daarvoor vooral bij bedrijven ligt: zij moeten zorgen voor de juiste ICT-infrastructuur en veiligheidsprotocollen. Maar uiteindelijk is een organisatie alleen beschermd tegen ransomware en hacks als ook werknemers weten hoe ze op een veilige manier met hun computers en de software moeten omgaan. Daarom is het essentieel om werknemers te informeren over het belang van cybersecurity en ze te trainen in hoe ze cyberaanvallen kunnen voorkomen en herkennen.
Chaira: „Vorig jaar zijn Corné en ik voor het eerst naar een kattencafé geweest, in Dordrecht. Je krijgt een bepaalde tijd toegewezen en zit dan een uur met dezelfde bezoekers bij elkaar, omringd door katten. Het was echt een uurtje therapie! Helemaal leuk en relaxed. Op de terugweg zei ik voor de gein: zou het niet iets voor mij zijn om zo’n café op te zetten? Het past heel goed bij mijn werkervaring en mijn interesses.”
Corné: „Ik voelde eerst weerstand. Want oef, de horeca, dat is een onzeker vak. Maar al snel zag ik in dat dit helemaal bij Chaira past. Ze heeft sociaal werk, marketing en communicatie gestudeerd, lang bij Albert Heijn gewerkt en bij de Dierenambulance. Hier komt alles samen.”
Chaira: „Ik werkte toen nog als verkoopmedewerker bij de Zuivelhoeve in Twello, een kaas- en notenwinkel. Maar dat ging niet meer: eerdere klachten van overspannenheid kwamen terug waardoor kaas snijden niet goed meer lukte. Daarom werd mijn contract niet verlengd. Ik had een jaar WW opgebouwd en je mag met behoud van je uitkering een eigen bedrijf opzetten. Dus toen ik weer wat was opgeknapt, koos ik er afgelopen februari voor om het kattencafé op te zetten.”
Corné: „Een belangrijke factor daarin was het nadenken over een kinderwens. Met een kind zou het wel lastig zijn geweest: ik een fulltime baan, Chaira haar café. Maar uiteindelijk waren we er definitief zeker van dat we allebei geen kinderwens hebben. Dus konden we er helemaal voor gaan.”
Chaira: „Ik vond een pand in Zutphen, vlak bij het station. De zeven katten komen allemaal uit de opvang. We hebben ze een paar maanden in huis, zodat ze rustig kunnen wennen aan mij en aan elkaar. Corné had al twee katten en ik een hond, dus het is hier af en toe een dolle boel.”
Corné: „Ik werk zelf als IT’er bij de overheid, maar ben op de achtergrond nauw betrokken bij het kattencafé. Ik maak de website en denk over alles mee. Het is ons favoriete gespreksonderwerp. Nu we zo kort voor de opening zitten, gaat het thuis bijna nergens anders meer over.”
Chaira: „Het spannendste vind ik of ik straks vijf dagen fulltime werken ga volhouden. Je staat toch de hele dag op je benen en moet daarbuiten misschien nog inkoop of administratie doen. Qua inkomsten maak ik me dan weer weinig zorgen. Ik merk zóveel enthousiasme in Zutphen. Elke dag staan er mensen voor het pand naar binnen te gluren, vragen of ze al kunnen reserveren. Dus dat komt wel goed.”
Struggelen
Corné: „Ik kom oorspronkelijk uit de muziekwereld. Ik heb gitaar gestudeerd aan het conservatorium in Enschede. Daarna speelde ik in bandjes en runde ik mijn eigen gitaarlespraktijk. Iemand iets leren heb ik altijd leuk gevonden, maar verder was het best ‘struggelen’. De inkomsten waren instabiel waardoor ik altijd zuinig moest leven. Ik woonde in een huurflatje in Apeldoorn en had een grote studieschuld, waardoor ik niks op kon bouwen. Daar was ik klaar mee. Ondertussen was ook Chaira in beeld gekomen.”
Chaira: „Ik speel basgitaar en deed mee aan een bandjesproject, waar hij coach was. Daarna zijn we nog eens gaan bijkletsen en nog eens. Uiteindelijk is het snel gegaan en zijn we binnen een jaar getrouwd.”
Corné: „Ik houd van zekerheid. En nu we getrouwd zijn, merk ik ook dat ik het fijn vind dat ik kan voorzien in onze vaste lasten. Een beetje ouderwets misschien, maar voor mij voelt dat goed. Dus ik heb me aangemeld voor een IT-traineeship bij de overheid en heb daar sinds een jaar een vaste aanstelling. Toen ik mijn eerste loonstrookje kreeg, dacht ik: wow! Zoveel heb ik als gitaardocent nooit verdiend.”
Chaira: „Eerder lukte het vaak niet goed om rond te komen. We waren best creatief geworden met goedkoop op vakantie gaan of een dagje uit, maar verder was er weinig ademruimte. Tot Corné zijn vaste inkomen kreeg en we mazzel hadden met deze sociale huurwoning: een eengezinswoning van 138 vierkante meter in Voorst.”
Corné: „We hebben een grote woonkamer, werkkamer, tuin. Het voelt soms nog steeds bizar dat dit allemaal voor ons is.”
Kerkelijk gesprek
Chaira: „Met mijn ondernemersavontuur is het gevaar dat er weinig tijd overblijft om met z’n tweetjes door te brengen. Daar hebben we goede gesprekken over gevoerd.”
Corné: „Voor ons trouwen hebben we een premarriage course gedaan; dat is in de christelijke wereld vrij gebruikelijk. Daar leer je van alles, onder meer gesprekstechnieken waarbij je aangeeft wat je waardeert aan de ander en wat je soms irritant vindt. Daar zijn al waardevolle inzichten uit gekomen.”
Chaira: „De kerk is een belangrijk onderdeel van ons leven. We zitten een evangelische gemeenschap op een reformatorische basis. We spelen in de kerkband en proberen zo vaak mogelijk naar de dienst te gaan.”
Corné: „Dat wij geen kinderen willen, wordt in de kerk gewoon geaccepteerd. Het is in de christelijke wereld de norm is dat je trouwt en kinderen krijgt. En tegelijk zijn er genoeg stellen bij ons in de kerk die geen kinderen willen of kunnen krijgen. Dus daar worden we niet gek op aangekeken.”
Chaira: „Zelf heb ik wel door een proces moeten gaan. Want in de Bijbel lezen we toch: ga heen en vermenigvuldigt u. Ik heb die wens niet, dus vroeg ik me af: hoe kan ik God dan toch het beste dienen? Uiteindelijk denk ik dat ik met het kattencafé mensen een plek kan bieden om tot zichzelf te komen, en die ik een luisterend oor kan bieden. Daar heb ik nu meer tijd voor dan wanneer we kinderen zouden hebben.”
Corné: „Het kattencafé is eigenlijk ons kind.”
Chaira: „Zo kan ik toch voldoen aan een opdracht om naar elkaar om te kijken.”
Hoe ontdek je nieuwe kansen, juist als je denkt dat je al weet wat er speelt?
Afgelopen week hoorde ik, tijdens een congres, serie-ondernemer Michiel Muller vertellen over zijn ervaringen. Muller is onder meer bekend van de onbemande tankstations van Tango en ANWB-uitdager Route Mobiel. Bedrijven die hij samen met vriend en zakenpartner Marc Schröder opzette.
En hij is mede-oprichter en cao van Picnic, de onlinesupermarkt die in negen jaar is gegroeid van een experiment in Amersfoort naar bezorging in 350 steden in Nederland, Frankrijk en Duitsland, met 20.000 medewerkers en een jaaromzet van 1,5 miljard.
Wat is de grote les van Muller uit drie decennia ondernemerschap?
Pot met goud
Muller noemt het zelf ‘the entrepreneurial route’. „Je bent actief op markt A. Een hele fijne plek om te zijn. Je kent al je klanten en hun telefoonnummers. Dan zegt iemand: we moeten iets anders gaan doen. Misschien moeten we naar B.”
Vaak wordt daar niets mee gedaan, maar volgens Muller zeggen echte ondernemers: screw it, let’s do it.
„Je hebt misschien hooguit 70 procent zekerheid dat het een goed idee is, maar je gaat naar B.”
En wordt B altijd een succes? Nee, natuurlijk niet. Maar bij B – en dat is de belangrijkste les – zie je nieuwe dingen. „Dingen die je nooit had kunnen zien vanuit A. Bij B blijkt dat je ook naar C kunt. En bij C staat misschien wél die pot met goud.”
Loopbaan
Mullers les gaat natuurlijk niet alleen over ondernemen. Het is een pleidooi voor het aangaan van uitdagingen. Voor leren door te doen. Als je wilt zien wat er achter de horizon ligt, dan zul je op reis moeten.
Dat geldt ook voor het vormgeven van je loopbaan. Veel mensen hebben ooit een baan, stage of project gedaan waarvan achteraf bleek dat de primaire functie was dat-ie je verder liet kijken.
Ook managers kunnen iets met Mullers verhaal. Wil je dat medewerkers zich ontwikkelen én nieuwe kansen ontdekken, stel ze dan in staat om hun ideeën uit te proberen.
Levenswijsheid
De les van Muller is stiekem ook nuttige levenswijsheid. Ik moest bij zijn verhaal denken aan het boek De tweede berg van schrijver en New York Times-columnist David Brooks. Daarin beschrijft Brooks dat we in onze loopbaan vaak eerst streven naar persoonlijk succes: de ‘eerste berg’. Maar als we die eerste berg hebben beklommen, dan zien we dat uiteindelijke voldoening ligt in andere zaken, zoals liefde, relaties, maatschappelijk betrokkenheid: de ‘tweede berg’.
Ik denk: het heeft weinig zin om reclame te maken voor die tweede berg bij mensen die nog druk bezig zijn met de eerste. Pas als je bent aangekomen op de plek waar je naartoe wilde – of onderweg bent gestrand – zie je dat er meer is.
Meer definities van succes. Meer afslagen die je kunt nemen. Meer ideeën over wat – of wie – je zou kunnen worden.