Groeizucht als verdwijntruc
In haar nieuwste verkiezingsprogramma presenteert de VVD groei als het universele smeermiddel voor alle politieke knars: meer defensie, betere zorg, schone energie, lagere belastingen – allemaal mogelijk, als de economie maar groeit.
Een soort politieke black box: gooi aan de ene kant ‘radicale groei’ in de machine, en uit de andere kant rollen wonderlijk genoeg betaalbare huizen, goed onderwijs en een leefbaar klimaat. Het enige probleem: zo’n machine bestaat niet.
De VVD haalt op klassieke wijze middelen en doelen door elkaar. Groei is geen doel – het kan een gevolg zijn van beleid gericht op productiviteitsgroei, innovatie, kennis en arbeidsparticipatie. Maar in het VVD-programma is groei een heilige graal geworden, een politieke fetisj waaraan alle andere waarden ondergeschikt zijn. ‘Radicale groei’ is in feite de VVD-turbovariant van een oud recept dat al decennia leidt tot vastlopende publieke diensten, onhoudbare ecologische druk en structurele ongelijkheid.
Het is een radicalisering die in slow motion plaatsvond. In 1981 vond de VVD nog dat groei noodzakelijk was, maar wel „met het milieu en de gezondheid van de mens als grenzen”. In 2002 werd groei een doel op zich, te bereiken via privatisering van zorg, onderwijs, huisvesting . En in 2012 heette groei simpelweg „hard nodig”, met technologie als wondermiddel – handig, want exporteerbaar.
En nu? Nu is groei zelfs de voorwaarde voor het behoud van die inmiddels uitgeklede publieke voorzieningen. Milieu komt nog amper voor; de basisindustrie moet vooral blijven. Alsof je extra kerosine in een oververhitte motor giet.
En opnieuw die oude fabel: als ondernemers maar geld verdienen, komt het iedereen ten goede. Daarom wil de VVD lastenverlichting, minder regels, minder verplichtingen. Alsof economische bloei vanzelf ‘doorlekt’. Maar als de bovenkant minder bijdraagt en de onderkant meer betaalt, is dat geen trickle-down maar afwatering. Het is stuitend dat de VVD nog steeds vasthoudt aan dit soort gedateerde economische theorieën.
Wat we nodig hebben is geen groeiplan, maar een kompas. Een nieuwe koers waarin we niet alles opofferen voor het zoveelste procentje extra bbp, maar investeren in de echte motor van een gezonde samenleving: mensen, natuur en publieke infrastructuur. Groei mag, als bijvangst. Dát zou voor de VVD pas radicaal zijn, en veel realistischer. Maar bovenal: eerlijker.
Lex hoogduinRadicale groene groei is een valse belofte
Eerder schreef ik in NRC dat de VVD met het uitsluiten van de PVV linksaf sloeg en het speelveld voor een klassiek liberaal beleid wijd open liet.
Het onlangs gepresenteerde verkiezingsprogramma heeft mij aangenaam verrast. De partij spreekt een voorkeur uit voor een rechts-liberaal kabinet. Bolkestein wordt diverse malen geciteerd en het programma neemt duidelijk afstand van de in de Nederlandse politiek breed heersende opvatting dat er behoefte is aan meer regie bij de overheid.
Bravo, want de Nederlandse economie en samenleving zitten niet op slot doordat er te weinig overheidsbemoeienis is, maar te veel. Waar de overheid steeds meer wil regelen, verliezen burgers en bedrijven steeds meer vrijheid en de mogelijkheid om hun eigen leven te leiden. Steeds meer mensen worden afhankelijk gemaakt van de beslissingen die door een beperkte groep in Den Haag en Brussel worden genomen.
Toch is deze draai ten goede van de VVD zeker niet volledig. Er blijft veel ruimte over voor verdere aanscherping in klassiek-liberale richting. De eerste van de vijf missies die de VVD formuleert, illustreert dat: radicale economische groei. Een echt klassiek-liberaal economisch beleid is puur voorwaardenscheppend. Die elementen zitten zeker in het verkiezingsprogramma. Maar het bevat ook nogal wat maatregelen waarbij wordt verondersteld dat de overheid de groei kan ‘maken’.
Echt klassiek-liberaal beleid zou geen doel formuleren voor economische groei, zelfs niet met kwalificaties als ‘groen’ of ‘radicaal’. De essentie van klassiek-liberaal beleid is: mensen de ruimte geven om te kiezen. Als bijvoorbeeld veel mensen liever meer vrije tijd hebben, en minder werken, dan is daar niets mis mee, ook niet als het leidt tot lagere economische groei – onder de voorwaarde dat het gevolg van deze keuze (minder inkomen) niet wordt weggenomen met overheidscompensatie.
Ook is het handhaven van de klimaat- en stikstofdoelen niet te rijmen met puur voorwaardenscheppend beleid. De indruk wordt daarbij gewekt dat radicale groei en het halen van deze doelen de uitkomst zullen zijn van het VVD programma: radicale groene groei als valse belofte.
Barbara BaarsmaWe kunnen niet zonder groei
Zonder economische groei wordt het lastig om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Er blijft dan simpelweg te weinig financiële ruimte over voor strategische investeringen, zoals een moderne krijgsmacht, een klimaatbestendig Nederland of de uitbreiding van ons overvolle stroomnet.
De inzet op groei is dus begrijpelijk. Niet omdat groei het einddoel is, maar omdat het een noodzakelijk middel is. Want hoe lager de groei, hoe leger de schatkist. Maar die groei moet wél groen zijn en passen binnen wat de aarde aankan. Anders betalen toekomstige generaties de prijs zonder dat ze op 29 oktober een stem hebben gehad.
Het groeivermogen van de Nederlandse economie staat onder druk. De enige groeimotor die ons vergrijzende land nog aan kan drijven – arbeidsproductiviteit – hapert. Tegelijkertijd botst de economie op steeds scherpere capaciteitsgrenzen: arbeid, grond, stikstofruimte en schoon water zijn schaars. Wegen, spoor en stroomnet zijn overbelast. Zonder ingrijpen dreigt stagnatie.
Wie economische groei wil stimuleren, moet daarom keuzes durven maken. Keuzes over welke activiteiten aanpassing, afschaling of verplaatsing vragen, omdat ze een groot beslag leggen op schaarse productiefactoren maar relatief weinig waarde opleveren. Zulke besluiten zijn ongemakkelijk, maar onvermijdelijk.
Het streven naar strategische autonomie mag geen reden zijn om die keuzes vooruit te schuiven. Integendeel, het onderstreept juist de noodzaak van Europese afstemming en gezamenlijke prioriteiten.
Het verkiezingsprogramma van de VVD maakt deze keuzes niet. Het erkent weliswaar de schaarste, maar hoe de overheid actief stuurt op herallocatie van laag- naar hoogproductieve activiteiten blijft onduidelijk. De benodigde instrumenten zijn beschikbaar – ze worden alleen niet benut.
Een greep uit de gereedschapskist. Ten eerste: zet met ruimtelijke-ordeningsbeleid in op een economie die minder ruimte vraagt en meer waarde creëert. Dat betekent afscheid nemen van een deel van de grondintensieve activiteiten. Behoud van de Klimaatwet, handhaving van milieunormen en het beprijzen van vervuiling versnellen de transitie naar duurzame en innovatieve bedrijven.
Verhoog het minimumloon: dit stimuleert productiviteit en ontmoedigt laagproductieve banen die alleen bij lage lonen renderen. Toezicht op onderbetaling voorkomt een schaduwmarkt van goedkope arbeid die de productiviteitsprikkel ondermijnt.
Zonder scherpe keuzes en krachtige sturing blijft groene groei niet meer dan een papieren belofte.
