‘Gerson heeft eerst toestemming aan mijn vader gevraagd of hij met me mocht trouwen’

Tessa: „Ik kwam aan in Guatemala op 3 januari 2008. Drie dagen later kreeg ik mijn eerste salsales. Van Gerson. Ik was in Guatemala om Spaans te leren en vrijwilligerswerk te doen. Het was in de oude koloniale hoofdstad Antigua, op een half uurtje van de hoofdstad Guatemala-Stad. ’s Ochtends had ik Spaanse les, ’s middags werkte ik in een tehuis voor kinderen met een bijzondere zorgbehoefte: Obras del Hermano Pedro, oorspronkelijk gesticht door een katholieke monnik. Daarna ging ik naar salsales. En zo werd ik verliefd op Gerson.”

Gerson: „En ik op haar.”

Tessa: „Hij heeft me heel langzaam versierd. Hij nam steeds bloemen mee en de eerste keren dat we elkaar zagen, kuste hij me op de wang. Elke keer iets dichter bij mijn mond, totdat hij me een keer helemaal op de mond zoende.”

Gerson: „Zo doen we dat in Guatemala.”

Tessa: „Na zeven maanden ging ik terug naar Nederland. Maar na vijf maanden kwam ik alweer naar Guatemala. En sindsdien woon ik hier.”

Gerson: „We zijn nu vijftien jaar getrouwd.”

Tessa: „Hij heeft gewacht totdat mijn familie een keertje op bezoek was. Toen heeft hij eerst toestemming aan mijn vader gevraagd of hij met me mocht trouwen.”

Gerson: „Dat was toen we bij het Atitlanmeer waren.”

Tessa: „Mijn vader gaf toestemming, maar zei: je moet het ook aan Tessa zelf vragen.”

Gerson: „En toen we terug waren in Antigua heb ik haar gevraagd, op een avond in een restaurant, waar haar familie bij was.”

Tessa: „Op het nagerecht, een brownie, lag een doosje in de vorm van een aardbei. Daar zat de ring in. En toen ging hij op zijn knieën.”

Gerson: „We hebben geen kinderen, wel 34 honden. Vroeger hadden we er zestig. We redden straathonden.”

Tessa: „Waarom geen kinderen? We willen ze gewoon niet. We houden van onze vrijheid en hebben een heel druk leven. Toen ik terugkwam in Guatemala, heb ik een stichting opgericht voor kinderen met schisis: een aangeboren afwijking aan bovenlip, kaak en vaak ook het gehemelte. De spieren zijn niet verbonden, er is een spleet in de mond. Kinderen kunnen dikwijls niet goed eten en drinken en niet praten. Als we ze vinden, zijn ze vaak ondervoed. Daarom hebben we ook een voedselprogramma. Vervolgens zijn meer operaties nodig. Vaak ook spraaktherapie.”

Gerson: „Schisis komt vaak door een combinatie van genetische en omgevingsfactoren. We zien veel kinderen van tienermoeders die misbruikt zijn door een familielid. Vorig jaar hadden we negentig kinderen van moeders tussen de 11 en 14 jaar. Incest vergroot de kans op schisis. De kinderen worden vaak te vondeling gelegd. Soms vinden we ze in weeshuizen.”

Geen big spenders

Tessa: „Ik ben met heel weinig geld begonnen. Ik heb dingen die ik in Guatemala op de markt gekocht had in Nederland verkocht en daar een paar duizend euro aan overgehouden. Dat was mijn startkapitaal. Ik kreeg een gratis kantoortje bij de Obras del Hermano Pedro. De eerste jaren leefde ik van mijn spaargeld. En toen mijn ouders zagen dat ik serieus was, hebben ze me vijf jaar lang een toelage gegeven om van te leven – het leven in Guatemala is niet duur en we zijn geen big spenders: Gerson en ik leven ook nu nog van een gezamenlijk inkomen van 18.000 euro per jaar.”

Gerson: „Sinds drie jaar werk ik fulltime voor de stichting van Tessa. Ik haal chirurgen van het vliegveld en rijd elke week naar Guatemala City om vergunningen voor operaties op te halen. Verder zorg ik dat alle apparaten in het ziekenhuis goed werken. Ik word er blij van te zien dat alles het goed doet en niks kapotgaat als ze net aan het opereren zijn.”

Tessa: „We hebben inmiddels vijftig werknemers en een eigen ziekenhuis. We doen elke maand operaties met lokale chirurgen en acht à negen keer per jaar met chirurgen uit de Verenigde Staten en Canada. Alle chirurgen doen het vrijwillig, de rest van het medische team betalen we. Elk jaar helpen we meer dan 1.200 kinderen.”

De bergen in

Gerson: „Volgende week gaan we weer de bergen in om kinderen te bezoeken. Op een dag zien we vaak wel twee- tot driehonderd kinderen.”

Tessa: „We werken veertig tot zestig uur per week. Ik sta om 7 uur op, om 8 uur ben ik op kantoor. Tenzij we operaties hebben – die starten meestal om 7 uur ’s ochtends en kunnen zomaar tot 8 uur ’s avonds doorgaan. Op andere dagen ben ik rond half zes thuis en ga ik een uur trainen – we hebben thuis gewichtjes en een loopband. Als we de bergen ingaan, zoals volgende week, is het weer anders. Ons leven is heel afwisselend, geen dag is hetzelfde. We hebben dus niet altijd een vast ritme, behalve de periodes dat we niet op pad zijn en geen operaties hebben. Ik vind een ritme fijn, maar ik vind de afwisseling ook leuk.”

Gerson: „Ik ben twee keer in Nederland geweest. Ik vind het daar te netjes, er zijn te veel regeltjes. Maar Guatemalteken zijn vaak weer te relaxed. De meeste mensen doen heel rustig aan, zo van mañana, mañana. Nederlanders doen alles ahora, nu. Hier zeggen ze: we doen het ahorita, zometeen. Maar dat betekent niet vandaag. Wat ik leuk vind, is dat we hier bij de stichting een mooie mix van de twee culturen hebben. Het is niet te gestresst, maar ook niet te lui. We werken hier allemaal heel hard, maar daarna hebben we ook plezier.”