De laatste dag uit het leven van de Noorse veerman is eigenlijk als het hele leven zelf

Het is een gewone dag, de veerman uit de titel is een gewone man, Nils Vik heet hij. Hij wordt zoals altijd vroeg wakker, om vijf uur in de ochtend, en staat op, blote voeten over de koude grond. Een gewone dag, in november, maar ook niet: de veerman begint aan de laatste dag van zijn leven. Dat vertelt ons de titel in Nederlandse vertaling, De laatste dag van de veerman. De Noorse schrijver Frode Grytten (1960) heeft een groot oeuvre op zijn naam van romans, poëzie en kinderboeken; De laatste dag van de veerman is bekroond met de vooraanstaande Brageprijs en werd onder meer genomineerd voor de Bookseller’s Prize.

En terecht. Ogenschijnlijk vertelt de roman het eenvoudige verhaal van een dagelijkse vaartocht over de fjord, maar het is vooral een verhaal van herinneringen. Nils bezorgt de krant bij mensen aan de fjord en bewaart van elke dag een krant, jaargangen lang, in de kelder. Zijn vrouw Marta heeft dat liever niet, ze zegt: „We kunnen de kelder niet vol hebben met het verleden.” Grytten voert haar sprekend op, maar eigenlijk kan dat niet; ze is al een tijd geleden overleden. Toch praat Nils Vik met haar aan de ontbijttafel. Hij bedankt haar voor het ontbijt. Die ochtend schrijft hij een afscheidskaart voor zijn dochters: „Ik heb dit huis verlaten en kom niet meer terug. Pas goed op elkaar. Papa.”

Vik is vanaf zijn veertiende veerman voor de bewoners aan de afgelegen fjord, maar sinds er een brug is gekomen is zijn werk overbodig. Maar dat is niet de reden van zijn besluit dat dit de laatste dag van zijn leven zal zijn, evenmin omdat hij oud is of weduwnaar. De reden laat Grytten min of meer in het midden.

Het enige gezelschap dat de veerman heeft aan boord van zijn schip is Lune, zijn hond. Hij praat met haar en zij praat verrassenderwijs terug. Ze voeren gesprekken over vroeger, over de passagiers die meegingen, altijd maar voor korte duur want de afstand over het zoute water is maar klein. Vik raadpleegt zijn logboeken en haalt haarscherp al die namen en gezichten en ook de gesprekken van vroeger te voorschijn. Hij roept de doden terug uit het dodenrijk, alsof ze werkelijk weer bestaan.

Die ene dag uit zijn leven, de laatste, is eigenlijk als het hele leven zelf. In dit opzicht is dit verhaal op verrassende wijze te vergelijken met een Nederlandse roman, Het leven uit een dag (1988) van A.F.Th. van der Heijden. Een heel leven samengebald tot één dag. Beide boeken gaan over de beleving van tijd. Dat is het mooie eraan. Je kunt het leven reduceren tot één dag of je kunt op een dag je hele leven opnieuw beleven, in beide gevallen lijkt het op een compleet bestaan.


Lees ook

De klok tikt door, maar we hebben de tijd

‘The Clock’ tijdens een vertoning in het Museum of Modern Art in New York, in november 2024. Foto George Etheredge/The New York Times)

De ondertoon van Gryttens boek is die van gemis, verdriet en rouw. Hij mist zijn vrouw Marta, telkens keert hij in gedachten naar haar terug. Dat Vik naar de overkant van de fjord vaart, is natuurlijk symbolisch: hij is als Charon, de veerman uit de Griekse mythologie die overledenen naar het dodenrijk begeleidt. Ondanks dat de titel misschien een droef boek doet vermoeden, is dat niet het geval. Gryttens schrijft prachtig en poëtisch, in de vertaling van Geri de Boer zijn die kwaliteiten behouden. Je zou het boek als een elegie kunnen lezen over de dingen die voorbij zijn. Dat het slot troostrijk is, heeft er alles mee te maken dat Grytten met zijn taal iets wonderbaarlijks verricht.