Column | Ze lijkt niet ongelukkig

In deze vakantieperiode is het een jaar geleden dat mijn vrouw in het verpleeghuis werd opgenomen. Ik zal de precieze datum zo min mogelijk in de gaten houden – slecht voor het humeur.

Hoe gaat het nu met haar? Dat is de vraag die mij het meest gesteld wordt – echt zo’n vraag waarvan het zinloos is die aan háár te stellen. Mensen die haar bezoeken zeggen bijna unaniem: „Ze lijkt niet ongelukkig.”

Dat is ook mijn indruk. Wij, familie en vrienden, moeten niet de fout maken onze gevoelens op haar te projecteren. Wij rouwen om iemand die niet meer is wie zij was, die een leven leidt dat grotendeels losgezongen is van het onze. Ze praat nog wel met ons en ze kijkt ons ook nog aan, maar haar woorden komen uit een andere, voor ons moeilijk te begrijpen wereld. Wat zegt ze, wat bedoelt ze? We moeten er vaak naar raden, haar taal kent weinig samenhang meer.

Ze lijkt niet ongelukkig omdat ze haar uitstraling van vroeger goeddeels behouden heeft: open, hartelijk, goedlachs. Dat is niet vanzelfsprekend. Er zijn ook patiënten die vroeger meegaand waren, maar in het verpleeghuis lastig en agressief worden. Het bezoek zal dan een bezoeking worden. Zo hoef ik het gelukkig niet te ervaren. Een bezoek vergt wel energie, want jij bent degene die de ander moet bezighouden, maar het is geen frustrerende, gevoelsarme onderneming.

Aanraken blijft ook belangrijk. Zoals zij, weer kind geworden, haar poppen en speelgoeddieren vertroetelt, zo mag ze zelf ook graag vertroeteld worden. Ik kuste haar laatst, als in mijn beste jaren, bij het aankleden spontaan op haar blote schouder. „Hè, lekker”, zei ze verrast.

Na een half jaar is ze van verpleeghuis veranderd. Ze kon een betere kamer krijgen en er waren meer activiteiten. Eindeloos had ik samen met mijn kinderen geaarzeld: was zo’n overstap niet te riskant, zou ze nog wel kunnen wennen? Deskundigen waarschuwden, maar hadden ook goede ervaringen. Goddank, het verliep rimpelloos, ze heeft nooit meer naar haar vroegere omgeving getaald, hoe lief het personeel er ook was – dat bleek trouwens op het nieuwe adres niet anders.

De laatste tijd kan ik haar ook af en toe bekijken zonder dat ze mij ziet – een bijzondere ervaring. Een dierbare vriendin, een overbuurvrouw, haalt haar een middag per week in het verpleeghuis op en neemt haar dan mee naar haar eigen appartement. Zo kan het gebeuren dat ik, kijkend uit mijn raam, opeens mijn vrouw op een balkon aan de overkant in het zonnetje zie zitten. Dat was aanvankelijk even slikken, ook in zeer letterlijke zin, maar ik kan het steeds beter hebben omdat ik haar zie genieten: de zon, de vriendin, de gracht beneden haar. Zonder het te beseffen – of misschien toch aan de rand van haar bewustzijn – is ze even terug in haar oude wereld.

Natuurlijk, ik zou haar ook vaker thuis kunnen laten komen, maar ik zie op tegen de emotionele lading van zulk bezoek.

Laatst zag ik haar met haar vriendin over de stoep komen aanlopen. De vriendin liep pittiger, met rechte rug, mijn vrouw zette haar voeten slordig neer en hield haar schouders gebogen. Het verschil in veerkracht tussen beide vrouwen van ongeveer dezelfde leeftijd was onmiskenbaar. Kwestie van aftakeling? Ik vervloekte de vraag.