Koning Tarquinius Superbus bestudeerde de vrouw die voor hem stond. Ze had negen boeken in de aanbieding, met daarin, zo beweerde ze, voorspellingen van de goden over de toekomst van zijn stad, Rome. De koning vroeg naar de prijs en de vrouw noemde zo’n exorbitant hoog bedrag dat Tarquinius in hoongelach uitbarstte, bevestigd in zijn vermoeden dat hij te maken had met een seniele bejaarde.
De Romeinse auteur Aulus Gellius beschreef in zijn Noctes Atticae (170 n.Chr.) hoe de vrouw na deze weigering drie boeken in een vuurkorf wierp en de overige zes doodleuk aanbood voor dezelfde woekerprijs. De koning van Rome moest nu nog harder lachen en zei tegen zijn gast dat ze gek was. Onverstoord vertrouwde de vrouw nog eens drie boeken aan de vlammen toe – en bood het resterende trio aan voor het bedrag dat ze voor de volledige set had gevraagd.
Tarquinius kreeg het nu benauwd. Iemand die zo zeker was van haar zaak, kon hij misschien toch maar beter serieus nemen. Hij betaalde het volle pond. De drie boeken werden onder strenge bewaking opgeslagen en in tijden van crisis door Romeinse heersers geraadpleegd, zodat ze de juiste beslissing konden nemen.
Hoewel het verhaal over de aankoop rond 500 v.Chr. van deze Sibillijnse boeken – zo genoemd omdat ze de profetieën waren van een sibille, een Griekse maagd die in extase in hexameters de toekomst voorspelde – een sterk mythologisch karakter heeft, staat vast dat deze werken hebben bestaan en dat ze bij rampspoed inderdaad zijn gebruikt.
De Romeinen namen de inhoud ervan zo serieus dat ze, volgens de historicus Plutarchus, geheel tegen hun gewoontes in een keer een mensenoffer deden omdat dit volgens de boeken noodzakelijk was.
Offerdier
Het verhaal van de Sibellijnse profetiën laat zien dat machthebbers er in een onzekere wereld heel wat voor overhebben om de toekomst te kennen. De behoefte vooruit te kijken in de tijd komt voor in alle culturen en alle tijden: van Chinese sjamanen die tijdens de late Shang-dynastie (1200-1000 v.Chr.) met bekraste schildpadschilden werkten, tot Karl Marx (1818-1883), die meende dat hij dankzij historische wetmatigheden de onvermijdelijke ontwikkeling van de maatschappij richting het communisme kon voorspellen.
De Oudheid kende twee manieren om de toekomst te voorspellen, schrijft historicus Martin van Creveld in Seeing into the Future. A Short History of Prediction (2020): de eerste manier vereiste een uit zichzelf treden van de voorspeller om zo contact te krijgen met hogere (door de goden gedeelde) kennis. De tweede was een ‘technische’ vorm van voorspellen, waarbij een specialist tekens aflas uit bijvoorbeeld de lever van een offerdier of de vlucht van vogels.
De Sibellijnse boeken behoren tot de eerste categorie, omdat ze visioenen van een priesteres bevatten. Geen enkel boek heeft de val van het West-Romeinse Rijk overleefd, zodat het naar de inhoud ervan gissen is aan de hand van verwijzingen in historische bronnen.
De Romeinen deden ook aan meer ambachtelijke toekomstvoorspelling. De kunst daarvan hadden ze afgekeken van hun buren iets noordelijker in Italië: de Etrusken. Een haruspex (ziener) las uit de lever van een geofferd schaap of geit de toekomst af.

Het lijkt erop dat het op deze manier interpreteren van dierlijke ingewanden zijn oorsprong had in Mesopotamië, het gebied rondom de Eufraat en de Tigris in het huidige Irak. Archeologen hebben daar levermodellen van gebakken klei opgegraven – de oudste uit circa 1875 v.Chr. – waar op het oppervlak lijnen en tekens zijn aangebracht.
Het vermoeden is dat deze objecten werden gebruikt als lesmateriaal voor zieners in opleiding. Omdat de veel jongere teruggevonden Etruskische modellen eenzelfde indeling hebben als de Mesopotamische, gaan historici ervan uit dat deze kunst zich van oost naar west over het Middellandse Zeegebied heeft verspreid.
De Griekse cultuur kende ook leverlezers, maar voor echt belangrijke vragen over de toekomst ging men naar een orakel – het liefst dat van Delphi. Daar zat een priesteres, de pythia, boven een scheur in de aardbodem waaruit geestverruimende gassen opstegen. Aldus geïnspireerd beantwoordde zij vragen over de toekomst.
Zo staat het in oude teksten, maar door historici is lang getwijfeld of de inspiratie wel echt vanuit de aardbodem omhoog walmde. Volgens de overlevering ging het hier om de adem van de god Apollo, waardoor het hele verhaal ook in mythologische zin geïnterpreteerd kan worden. Geologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat zich onder het aardoppervlak rondom Delphi kalksteen bevindt met daarin bitumen (mengsel van koolwaterstoffen). Het is goed mogelijk dat die door een scheur in de bodem in gasvorm omhoogkwamen.
Wartaal
De pythia sprak door haar benevelde staat vaak in wartaal, die door priesters van Apollo geduid moest worden. En dan nog werden haar woorden niet altijd goed begrepen. Berucht is het geval van koning Croesos van Lidië – de rijkste man op aarde – die in 547 v.Chr. aan het orakel vroeg of hij ten strijde moest trekken tegen Perzië. De pythia liet weten dat er een groot rijk ten val zou komen als hij de rivier de Halys (nu de Kizil Irmak in Turkije) zou oversteken. Aldus gesterkt in zijn voornemen trok Croesus strijde – en verloor de oorlog en zijn leven. Het grote rijk dat ten val kwam was niet Perzië, maar Lidië.
In de eeuwen na de ondergang van het Griekse en Romeinse polytheïsme vestigden het christendom en de islam zich als dominante godsdienst in grote delen van de wereld. Beide religies moesten niks hebben van waarzeggerij, maar het vooruitzicht op een verblijf in het hiernamaals nam bij veel mensen de nieuwsgierigheid naar de directe aardse toekomst niet weg.
Heersers in de Middeleeuwen gingen zich daarom te buiten aan een breed scala van magische handelingen om hun beleid de juiste kant op te sturen. Waar de ‘geïnspireerde’ ziener uit de Oudheid naar de achtergrond verdween, werden technische manieren om de toekomst te voorspellen verder verfijnd.
In de Late Middeleeuwen raakten deze praktijken vermengd met wat nu ‘de wetenschappelijke methode’ heet. Voor de mensen die zich hiermee bezighielden, was er echter geen onderscheid tussen de vakgebieden van bijvoorbeeld astronomie en astrologie: de verbeterde kennis van de bewegingen van hemellichamen – inclusief de mogelijkheid om hun baan ter voorspellen – kon ook prima worden gebruikt om gebeurtenissen in het ondermaanse te voorzien. Twee mannen die leefden op de overgang van de Middeleeuwen naar de moderne tijd zijn het symbool geworden van dit soort vroege wetenschappers die ook aan waarzeggerij deden: Nostradamus en John Dee.
Adolf Hitler
Apotheker en astroloog Michel de Nostredame (1505-1566) is tot op de dag van vandaag beroemd om Les Prophéties (1555), een boekwerk met 942 vierregelige verzen met voorspellingen. Zijn aanhangers beweren dat deze waarzegger onder meer de Franse Revolutie, de opkomst van Adolf Hitler en de aanvallen op de Twin Towers in 2001 heeft voorspeld.
Omdat Nostradamus’ taal nogal vaag was, is het mogelijk veel in zijn voorspellingen te lezen. Als hij concreet werd, ging het echter vaak mis. Zo vertelde hij de Franse koningin Catharina de’ Medici tijdens een ontmoeting in 1564 dat het nog lang vrede zou blijven, terwijl er twee jaar later een oorlog uitbrak. Ook zei hij dat haar zoon Karel IX negentig jaar oud zou worden, maar die overleed al op zijn 24ste.
Catharina had Nostradamus ontboden omdat hij in een van zijn kwatrijnen de dood van ‘een oude leeuw’ op het toernooiveld had voorspeld als gevolg van een lanssteek in het oog, precies wat haar man in 1559 was overkomen. De sterrenwichelaar durfde het kennelijk niet aan om nog meer onheil te voorspellen voor de Franse koninklijke familie, terwijl daar achteraf gezien dus wel alle reden toe was.
John Dee (1527-1608/09) zat in Engeland met hetzelfde probleem. De wiskundige, filosoof, geograaf, alchemist en astronoom is een van de hoofdpersonen in het vorig jaar verschenen boek Het paleis van de sterrenwachter, waarin Violet Muller de zestiende-eeuwse aanloop naar de wetenschappelijke revolutie van de Verlichting beschrijft. Dee werd gearresteerd in 1555 omdat hij een horoscoop had getrokken van koningin Maria I van Engeland en haar nicht Elizabeth.
Omdat die voorspelling een einde van Maria’s regering leek te voorzien, werd Dee beschuldigd van tovenarij en hoogverraad. Hij kwam met de schrik vrij, en koningin Elizabeth benoemde hem later zelfs tot haar adviseur. Zijn invloed reikte zo ver dat hij had mogen bepalen wat de ideale datum voor haar kroning was.
Cycli en patronen
Vanaf de achttiende eeuw veranderde het soort vragen dat mensen hadden over de toekomst, schrijft Van Creveld in zijn boek. Hiervóór wilde iemand weten wat er zou gebeuren als hij iets deed – een oorlog verklaren, een ontdekkingsreiziger erop uit sturen, een kroning inplannen – nu luidde de vraag meer in het algemeen: wat brengt dé toekomst?
Dit had te maken met een veranderend besef van het begrip tijd. Waar mensen lang dachten in cycli en patronen, werd tijd vanaf de Verlichting gezien als een lineair fenomeen. En geschiedenis als een proces van constante verandering, een inzicht dat zo voor het eerst door de Duitse filosoof Hegel (1770-1831) werd gedeeld.
Zijn discipel Karl Marx meende dat hij de sleutel tot die permanente verandering ontdekt had in zijn idee van het historisch materialisme, waarin de economische omstandigheden de ontwikkeling van een maatschappij bepaalden. En omdat tijd een lijn is, wist Marx waar deze ontwikkeling zou eindigen: bij het communisme.
Zover is het (nog) niet gekomen, en de queeste naar kennis over de toekomst laat machthebbers dus nog steeds niet los. In plaats van waarzeggers gebruiken ze tegenwoordig echter planbureaus, die zich op hun beurt weer verlaten op computers en algoritmes. Dit mag dan wetenschappelijker zijn, besluit Van Creveld zijn boek, maar het is een illusie dat een mens ooit écht de toekomst zal kennen in een wereld die op de grootste kosmische schaal en de kleinste quantummechanische schaal aan elkaar hangt van chaos en onzekerheid.
