Niet meer één minister van Volkshuisvesting, maar een Team Woningcrisis, stelt de adviesraad

Niet één minister die verantwoordelijk is voor een beleidsterrein, maar een team van ministers, om de samenwerking tussen departementen te bevorderen. Zo luidt een van de ingrijpende aanbevelingen uit het rapport Deskundige overheid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat dinsdag wordt gepresenteerd.

De belangrijkste beleidsthema’s, evenals de teams van ministers, zouden tijdens de formatie kunnen worden vastgesteld. Ambtenaren werken dan bijvoorbeeld niet alleen voor de minister van Volkshuisvesting, maar voor het team ‘Woningcrisis’. Hierdoor worden ministeries „aan elkaar vastgeklonken”, schrijft de WRR, een onafhankelijke adviesorgaan voor regering en parlement. „Duidelijk dient te zijn: samen uit, samen thuis, zo moet het ook echt werken.”

„Het besef dat ministeries losse eilanden zijn, is wel ingedaald binnen de Rijksoverheid”

Hoe de overheid functioneert, staat al jaren ter discussie – na onder meer de Toeslagenaffaire en het Groningse gasdossier. Terugkerende kritiek, bijvoorbeeld van NSC, is ook dat de ambtenarij over te weinig vakkennis zou beschikken. Eerdere pogingen om de overheid beter te organiseren, hebben amper effect gehad, schrijft de WRR. „Een rigoureuzere aanpak” is vereist, zegt raadslid Paul ’t Hart van de WRR.

Helemaal nieuw lijkt het idee niet. Er werden al pogingen gedaan om samenwerking tussen ministeries te stimuleren. Zo werd begin dit jaar onder leiding van demissionair premier Dick Schoof een stikstofcommissie opgezet, met negen ministers en twee staatssecretarissen. Vooralsnog heeft deze commissie alleen een ‘startpakket’ met oplossingsrichtingen gepresenteerd.

Is de stikstofcommissie een goed voorbeeld van die samenwerking tussen ministeries?

„Ik zie die juist als een typische hulpconstructie die weinig grote veranderingen teweegbrengt: de intentie is er om samen te werken, maar uiteindelijk werkt het zo goed en zo slecht als de houding van de bewindspersonen. De demissionair minister van Landbouw, Femke Wiersma (BBB, blijft verantwoordelijk voor de aanpak. Dus andere ministeries kunnen op elk moment besluiten een stap terug te zetten. Wiersma kan daarbij ook altijd de verantwoordelijkheid weer naar zich toetrekken en andere ministeries buitenspel zetten. Daar schiet je op lange termijn dus niets mee op.”

Paul ’t Hart. „Na veertig jaar bestuurskunde weet ik: de krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording.” Foto Studio Oostrum

Een ‘team-X’ van ministers valt en staat toch ook bij de bereidheid om samen te werken?

„Dat klopt, maar ik ben er na veertig jaar bestuurskunde wel achter: de twee krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording. De WRR stelt voor dat ministers gezamenlijk verantwoordelijk worden om grote opgaven als de energietransitie op te lossen en zich daarvoor eveneens samen verantwoorden in de Tweede Kamer. De ministers zorgen daarbij voor een gemeenschappelijk budget dat uit de individuele begrotingen wordt gehaald. Zo bouw je prikkels in om de samenwerking tussen bewindspersonen en ministeries te versterken, die ontbreken momenteel.”

Het WRR-rapport verwijst naar een ander verstrekkend advies uit 1993 van de toenmalige adviescommissie-Wiegel (naar VVD-leider Hans Wiegel). De overheid kampte toen, wellicht nog meer dan nu, met ‘verkokering’, waardoor ambtenaren andere ministeries zagen als concurrenten. De commissie-Wiegel stelde voor terug te gaan naar acht kleinere kerndepartementen, die vervolgens eenheden konden samenstellen die dan zouden werken aan specifieke beleidsterreinen, het zogenoemde ‘blokkendozenmodel’.

Voor het ‘blokkendozenmodel’ ontbrak het aan politiek draagvlak. Dat kan nu ook weer gebeuren. Maar u stelt dat dit voorstel minder radicaal zou zijn. Waarom?

„Het besef dat ministeries opereren als losse eilanden, dat is door de jaren heen wel ingedaald bij de Rijksoverheid. Daardoor is nu de ruimte ontstaan om weer eens goed te kijken naar de vraag: hebben wij onszelf goed georganiseerd? Tegelijkertijd huiveren de politiek en topambtenarij voor grote reorganisaties, dat is ook begrijpelijk. Het pad dat wij in het rapport bewandelen, is een middenweg. Zo blijven de afzonderlijke ministeries in het voorstel wel gewoon bestaan.”

„Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij iedere kabinetsformatie”

Een ander voorstel is een ‘Commissaris voor de Rijksdienst’. Wat voor bevoegdheden zou die krijgen?

„We keken naar de Deltacommissaris, die in 2009 door het kabinet-Balkenende IV is ingesteld om het hoogwaterbeleid in Nederland te coördineren. Zo’n Rijkscommissaris voert niet direct opdrachten uit van de minister, maar fungeert als een regisseur die partijen bij elkaar brengt. De Deltacommissaris kreeg jaarlijks een budget van 1 miljard euro, een soort smeerolie: hij kan eisen stellen aan partijen, maar die ook binden met financiering. Zijn of haar benoemingstermijn moet langer zijn dan een kabinetsperiode, het liefst zeven jaar. Zo creëer je enige afstand tot de politiek, wat hard nodig is. Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij kabinetsformaties, waardoor bijvoorbeeld opeens wordt besloten het ministerie van Volkshuisvesting op te heffen. Je breekt ambtelijke expertise af die je een paar jaar later dan toch hard nodig blijkt te hebben. Zie die maar weer eens op te bouwen.”

Hoe moet die verhouding tussen de Rijkscommissaris, ambtenarij en politiek dan wel eruitzien?

„Dat hebben wij niet tot drie cijfers achter de komma uitgedacht. Ik denk wel dat in die verhouding het primaat van de politiek is doorgeslagen. En dat het, gegeven de enorme instabiliteit in de politiek, dringend gewenst is dat de ambtelijke dienst wat meer een positie krijgt.”


Lees ook

Regeringscommissaris hekelt bureaucratische overheid: ‘Ambtenaren moeten zoveel nodeloze handelingen verrichten dat het wel fout móét gaan’

Medewerkers van handhaving rijden op straat in Den Haag met scanauto’s rond, die controleren of er betaald is voor het parkeren. Foto Robin Utrecht/ANP