‘Op hun 23ste gingen ze in Parijs wonen en werken, en ze hadden er de tijd van hun leven’

‘Pas 23 waren ze toen ze naar Parijs vertrokken. Zij kenden elkaar van de hbs. Het was zo’n zes jaar na de oorlog, 1951, ze waren net getrouwd en spraken slechts wat middelbareschool-Frans. Het was één groot avontuur in die tijd.

Als ze op vakantie naar Nederland gingen die eerste jaren, gingen ze per scooter, dat was toen vele uren rijden en mijn moeder las dan achter op de scooter een boek in het maanlicht. Later hadden ze gelukkig een auto. Ze hadden in Parijs de tijd van hun leven; mijn vader was daar directeur van een klein Talensfabriekje, mijn moeder werkte er op kantoor. Ze genoten volop van het uitgaansleven, waarbij eindeloos de jazzcafés werden bezocht en mijn vader regelmatig aanschoof om mee te spelen als pianist. Of ze bridgeden of mahyongden op de Nederlandse club.

Deze foto doet mij denken aan oude films en hun tijd in Parijs zonder kinderen. Mijn moeder draagt hier een zelfgemaakte jurk. Toen ik 6 was en mijn broertje 4 verhuisden we terug naar Nederland. Het voortdurend parkjes opzoeken om ons „uit te laten” zag mijn moeder als een beperking van haar en ons leven en dus streken wij neer in Apeldoorn, waar mijn ouders allebei opgegroeid waren en waar mijn broer en ik een gelukkige jeugd hadden.

‘Parijs’ was altijd op de achtergrond; ze verhaalden graag over de dertien jaar dat ze daar gewoond hadden, over hoe vormend een periode in het buitenland is en ook spreidden zij op vakantie graag hun vloeiende Frans tentoon. Vrienden die ze uit hun Parijse tijd kenden, bleken vrienden voor het leven. Toen ik zelf met mijn gezin voor een aantal jaren naar het buitenland vertrok, moedigden zij dat dan ook vooral aan.

Ze bleven tot hun dood in Apeldoorn wonen, waar ze op respectievelijk 87- en 89- jarige leeftijd overleden.”